Tien jaar na de val van Lehman Brothers: wat er (niet) is geleerd van de financiële crisis
Het instorten van de Amerikaanse zakenbank Lehman Brothers luidde in 2008 de grootste financiële crisis in sinds de jaren dertig. Staat de wereld er nu beter voor?
In de recent op televisie uitgezonden documentaire ‘De achtste dag’ blikken hoofdrolspelers terug op de redding van Fortis en ABN Amro, eind september 2008. Via interviews met onder andere toenmalig premier Jan Peter Balkenende en minister van financiën Wouter Bos en hun Belgische tegenhangers Yves Leterme en Didier Reynders, wordt opnieuw duidelijk hoe groot de chaos en het onbegrip was op het hoogtepunt van de financiële crisis. De politici zagen zich gedwongen binnen enkele dagen, soms uren, vele miljarden uit te trekken om de bank te redden. Zonder overleg met of steun van beide parlementen, die voor voldongen feiten kwamen te staan.
De problemen bij Fortis kwamen in de herfst van 2008 natuurlijk niet uit de lucht vallen. Al sinds de overname van ABN Amro een jaar eerder, waar Fortis voor 24 miljard in deelnam, werd de bank wantrouwend bekeken. Maar de situatie werd acuut na de ondergang van de Amerikaanse zakenbank Lehman Brothers op 15 september van dat jaar, op de dag af tien jaar geleden.
Een gat van 70 miljard
De beslissing van de Amerikaanse autoriteiten om die bank niet te redden, zorgde voor een nieuwe werkelijkheid. Tot die tijd konden banken in de ogen van beleggers niet failliet gaan. In maart 2008 was een andere zakenbank, Bear Stearns, nog met hulp van de centrale bank ondergebracht bij concurrent JP Morgan Chase. En de twee gigantische Amerikaanse hypotheekbanken Fannie Mae en Freddie Mac werden begin september rechtsreeks overgenomen door de overheid.
Toen de eerste bank omviel, begon het de financiële markten pas echt te dagen hoe wankel financiële instellingen ervoor stonden. Fortis had een buffer van 1 á 2 procent van de balans, merkt voormalig DNB-president Nout Wellink op in ‘De achtste dag’. Het concern moest dagelijks een financieringsgat van 70 miljard (!) euro dichten – een onmogelijke opgave toen banken stopten met geld aan elkaar te lenen.
Veel andere westerse banken stonden er niet veel beter voor, bleek wel toen in de daaropvolgende weken en maanden talloze andere banken met tientallen miljarden overeind gehouden moesten worden. Fortis was alleen als eerste aan de beurt, omdat het nog net wat minder kredietwaardig werd geacht dan anderen.
De val van Lehman markeert de omslag van wat vóór 15 september nog de ‘kredietcrisis’ heette, naar een algehele financiële en economische crisis. Niet lang nadat de problemen bij de banken in de schijnwerpers kwamen te staan, sloeg de brand over naar landen. Overheden die eerst miljarden hadden uitgetrokken om de banken overeind te houden, dreigden zelf kopje onder te gaan, of moesten op zijn minst harde bezuinigingen doorvoeren om nog geld te kunnen lenen. En net als bij de banken vielen ook hier de minst kredietwaardigen als eerste: IJsland, Griekenland, Ierland, Portugal – later gevolgd door Spanje en Italië.
Sinds de val van Lehman zijn in de financiële sector de nodige veranderingen doorgevoerd. De vereiste buffers werden flink verhoogd, alhoewel veel economen zich nog altijd afvragen of ze voldoende zijn om een volgende crisis te weerstaan. En veel landen hebben via stringente bezuinigingen hun begrotingen min of meer op orde gebracht. Tegelijkertijd ligt de staatsschuld nog altijd fors hoger dan voor 2008.
Is dat voldoende om een volgende crisis te voorkomen? De hoofdrolspelers die betrokken waren bij de redding van Fortis, oordelen in de documentaire vrijwel unaniem van niet. Volgens Jean Claude Trichet, toenmalig president van de Europese Centrale Bank, is de wereld vandaag de dag misschien nog wel dichter bij een crisis dan in 2008. Want aan het onderliggende probleem is weinig veranderd.
Ook Adair Turner, als voormalige baas van de Britse Financial Services Authority één van de belangrijke spelers tijdens de crisis van 2008, waarschuwde onlangs dat de focus op de financiële sector de achterliggende oorzaak van de crisis verhult. Het probleem zit hem in de hoeveelheid schuld die is aangegaan, en die is de afgelopen jaren niet verminderd, maar juist toegenomen. Een volgende economische crisis is volgens hem goed mogelijk, zonder dat er ook maar een bank failliet dreigt te gaan.
Opkomende landen
Turners betoog wordt ondersteund door cijfers van de Bank voor Internationale Betalingen (BIB) – een instituut in Bazel dat fungeert als een soort centrale bank voor centrale banken, en waar ook wereldwijde regels worden opgesteld voor internationale banken. Al voor de financiële crisis in 2008 losbarstte waarschuwde de BIB voor de almaar oplopende wereldwijde schulden. De economische groei lijkt steeds afhankelijker te worden van schuldfinanciering, en dat fenomeen heeft zich de laatste jaren doorgezet.
In het laatste jaarverslag van de BIB uit juni van dit jaar, signaleert het instituut opnieuw dat de wereldwijde schulden blijven stijgen, ook in een periode van hoogconjunctuur. In 2007 bedroeg de totale wereldwijde schuld 179 procent van de wereldeconomie. Eind 2017 is dat opgelopen tot 217 procent. Vooral de westerse economieën trekken het gemiddelde omhoog (bij hen stond de teller eind 2017 op 269 procent), maar opkomende landen als China of Brazilië hebben de laatste jaren een flinke opmars gemaakt. De groep ‘opkomende economieën’ zag de schuldratio oplopen van 113 procent in 2007, tot 176 procent in 2017.
Het is die laatste groep waar de BIB expliciet voor waarschuwt. Waar in westerse economieën vooral de overheid meer schulden is gaan maken ten opzichte van tien jaar geleden – voor een groot deel te verklaren uit steun aan de financiële sector en de begrotingstekorten in de jaren daarna – zijn het in opkomende economieën huishoudens en vooral bedrijven die zich in de schulden steken. Dat maakt de landen extra kwetsbaar als de conjunctuur omslaat, waarschuwt de BIB.
Rente
Dat de wereld vooralsnog weinig merkt van al die extra schuld is te danken aan het nog altijd zeer ruime monetaire beleid dat veel centrale banken voeren. De Europese Centrale Bank en de Bank of Japan houden niet alleen de rente op een historisch dieptepunt, maar drukken maandelijks nog altijd geld bij om schulden op te kopen en zo de geldmarkt nóg ruimer te maken. In die omgeving voelen huishoudens, bedrijven en overheden weinig van extra schuld. De hypotheekrente in Nederland is nog nooit zo laag geweest, en de overheid (en sommige grote bedrijven) krijgen voor leningen met een korte looptijd zelfs geld toe.
Toen de centrale banken in Europa en de Verenigde Staten vanaf 2008 begonnen de rente te verlagen, was het argument vaak dat dit huishoudens, bedrijven en overheden de ruimte zou geven de schulden af te bouwen. Tien jaar later lijkt het erop alsof de lage rente is aangegrepen om méér schulden aan te gaan. Een normalisering van de rente lijkt alleen al om die reden moeilijk haalbaar, simpelweg omdat de schuldenlast dan onbetaalbaar wordt.
Van de grote ontwikkelde economieën is de Verenigde Staten als enige al bezig de rente (langzaam) weer te verhogen. Momenteel staat de beleidsrente op 2 procent, historisch gezien nog altijd bijzonder laag. Maar zelfs met die rente komen sommige economieën die sterk leunen op externe financiering in dollars al in de problemen.
Slechter voorbereid
Argentinië meldde zich recent bij het Internationaal Monetair Fonds voor een noodlening van 50 miljard dollar, noodzakelijk volgens president Macri vanwege ‘een gebrek aan vertrouwen van de markten’. En Turkije, waar president Erdogan hogere rentes deze week nog ‘gereedschap voor uitbuiting’ noemde, lukt het al maanden niet om de voortdurende uitstroom van kapitaal en de daaropvolgende koersval van de lira een halt toe te roepen.
De onrust rond de landen breidt zich uit naar Indonesië, Zuid-Afrika en Brazilië, om maar wat voorbeelden te noemen.
Volgens Kenneth Rogoff, voormalig hoofdeconoom van het IMF en professor aan Harvard, staan die voorbeelden niet op zich. Een om zich heen grijpende schuldencrisis ziet hij niet direct uitbreken, zo schreef hij in juni in de Britse krant The Guardian, maar het zijn tekenen aan de wand. In zijn ogen is de wereld veel slechter voorbereid op een economische schok dan tien jaar geleden. Immers, zowel centrale banken als overheden hebben veel minder ruimte om in te grijpen. De eerste omdat de rente al historisch laag staat, de tweede vanwege de veel hogere schulden dan tien jaar geleden.
Rogoff krijgt bijval van zijn oude werkgever, het IMF. Na het uitbreken van de financiële crisis in 2008 was het instituut nog pleitbezorger voor het laten oplopen van overheidsschulden, inmiddels waarschuwt het alweer een paar jaar dat vooral westerse landen hun schulden moeten afbouwen. Juist nu de economie groeit, is het zaak ruimte te creëren om een volgende recessie aan te kunnen.
Waar een eventuele crisis uitbreekt, is niet te zeggen. Kandidaten genoeg: de ondoorzichtige en omvangrijke schuldenberg die China de afgelopen tien jaar heeft opgebouwd, en waarvan betwijfeld wordt of die houdbaar is. Of de steeds grotere rol van zogeheten schaduwbanken in de financiële markten, zoals grote vermogensbeheerders en institutionele beleggers, die niet onder het strengere toezicht op banken vallen.
De paradox van de afgelopen tien jaar – en eigenlijk al veel langer, zo stellen sommige economen – is dat er relatief steeds meer schuld nodig is om de economie te laten groeien. En hoe meer schuld er over de economie hangt, hoe zwaarder de volgende recessie is. Dat fenomeen begrijpen (en tegen gaan) is volgens de Brit Turner veel belangrijker dan zoeken naar de vonk die een volgende crisis doet ontvlammen.
Lees ook:
Tien jaar geleden verloor ze haar baan bij Lehman Brothers, nu verkoopt Natalia Rogoff pasta
Bij Lehman Brothers verkocht Natalia Rogoff rommelhypotheken. Tot ze het roer omgooide.
Tien jaar na de val van Lehman Brothers zijn er nog volop risico's
Het is tien jaar geleden dat de Amerikaanse bank Lehman Brothers failliet ging. Het faillissement zette een keten van gebeurtenissen in gang die op enig moment niet meer te stoppen leek.
We hebben bar weinig geleerd van de val van de Lehman-broers
Van IJsland tot Italië en van Duitsland tot Portugal wilden bankiers graag geloven dat je dagelijks voor miljarden kon handelen in derivaten zonder daar grote risico’s mee te lopen.