Thuis in de kantine
In het grote Amsterdam zoekt Jan van Mersbergen altijd naar het dorp. Hij vindt het in de kantine van de voetbalclub waar hij al vijfentwintig jaar speelt en waar Marja achter de bar staat.
Over het bruggetje verandert de stad echt in een dorp. Minstens twee keer per week kom ik hier het betegelde parkeerterrein op fietsen, het gras aan mijn voeten. De lijnen die ochtend vers getrokken door Robbie, onze kleine terreinknecht die ooit met zijn kalkhanden een pleister op de kin van mijn dochter plakte. Ze was aan een stang die bij het eerste veld als omheining dient aan het slingeren en viel op de stoeprand daaronder. Ik speelde een wedstrijd en kon het veld niet af. "Wacht maar even", zei Robbie, "dan maak ik een zwaluwstaartje voor je."
Het bloed droop van mijn dochters kin. De naam 'zwaluwstaartje' nam de schrik weg.
Kalksporen nu ook bij de deur, een plas water bij het kraantje. Even kijk ik de gang in, niet naar het bord maar naar Dewa, de jongen die de materialen beheert, die thee zet, die alle sleutels heeft, die de was doet, die soms broodjes bapao maakt, boven. Hij komt net uit de berging.
"Goeiemorgen Dewa."
"He-goeiemorgen-man-alles-goed?"
Zijn woorden in één ademstoot, mijn eerste goeiemorgen van die dag, en ik was nog niet eens boven.
Met mijn tas ga ik de metalen trap op, naar de zware deur die niet helemaal open kan, een ketting houdt hem tegen. Betegelde gang met teamfoto's die nog nooit iemand goed bekeken heeft. Links de wc's, rechts de bestuurskamer. Ook daar zeg ik goeiemorgen en nu komt er een goeiemorgen terug, van Henk, met erachteraan: "Hoe laat spelen jullie?"
"Twaalf uur, hier thuis."
"Vergeet het formulier niet", zegt Henk, want hij doet bestuursdienst. Ook in deze wereld zijn er formulieren. Ik zeg dat ik het zal regelen, of iemand anders, en dan ga ik de klapdeur door die al vijfentwintig jaar piept en iedere woensdag en iedere zaterdag neem ik me voor kruipolie mee te nemen en de scharnieren te smeren, en nog nooit heb ik dat gedaan. Volgende week zal ik hetzelfde denken, de vastigheid van het vergeten.
Dan ga ik de deur door en ben in een andere wereld, maar bovenal ben ik thuis. Ook hier die tegelvloer, vitrinekasten met bekers, schrootjes aan het plafond. Vijf spelers van mijn team zitten aan de ronde tafel. Ik zet mijn tas bij de andere tassen, zeg een paar keer goeiemorgen, schud vijf handen.
"Alles goed?"
"Lekker gehad gister?"
"Nog op pad geweest?"
Er staan bekers koffie op tafel en twee blikjes cola, voor wat aanvullende suiker.
Vanuit de keuken klinkt nog een goeiemorgen. De vrouw van Robbie smeert broodjes. Ze heet Marja en woont vlakbij, in het wijkje onder in de Watergraafsmeer dat heel toepasselijk Het Dorp genoemd wordt. En bij dat dorp is de kantine onze enclave.
Een paar jaar doet Marja nu ook op zaterdag de bar, eerst zat ze alleen bij de zondagclub waar we de kantine en de velden mee delen. Marja staat samen met haar dochter achter de bar en ze krijgen hulp van de woensdagavondploeg die afsluit en op zaterdag in de ochtend en middag van een paar tappers van een team dat dienst heeft.
Marja houdt van gezelligheid. Amsterdamse gezelligheid. "Leuk", is haar stopwoord. Als je haar iets vertelt, dan zegt ze: "Leuk."
Tot een paar jaar terug werd er iedere woensdagavond warm eten gemaakt voor na het trainen en toen ik op een van die avonden met een creoolse rijstschotel aan kwam zetten met chorizo, kip en garnalen, met paprika en bleekselderij, en veel cajun-kruiden, zei Marja: "O lekker nasi!"
De perfecte Amsterdamse relativering voor de eetcultuur van het centrum van de stad, waar pochen lekkerder gevonden wordt dan het eten zelf.
Langzaam druppelen de andere spelers binnen, ook de trainer en de leider, de tas met tenues, de zak met ballen. Dan is het tijd om naar beneden te gaan, naar de kleedkamer, het veld op, anderhalf uur spelen met thee in de pauze, een lauwe douche, en dan weer terug deze kantine in, want bij deze club draait het om de kantine. Voetbal is een smoes.
Natuurlijk willen we graag winnen en moet het spel hard en goed gespeeld worden, die twee uur dat je op het veld staat zijn niet te vergelijken met de tijd die je na de wedstrijd in de kantine doorbrengt. De tijd van een wedstrijd is afgebakend, de tijd in de kantine niet. Aan de bar wordt een vereniging sociaal. Daar blijkt dat niet het voetbal de club maakt, maar de mensen.
De veteranen hebben hun vaste plek, helemaal links op het smalle stuk tussen de bar en de ramen: de Sneuvelhoek. Ze hebben ook hun wedstrijd gespeeld, schuifelen moeizaam die kant op. Iedereen stopt wat kleingeld of een briefje van vijf in de oude bierpul, als je niks bij je hebt, dan leen je wat.
Drie mannen van het vlaggeschip van de club - Veteranen 3 - hebben inmiddels een nieuwe heup. De speeltijd in dit team is omgekeerd evenredig aan de leeftijd. Een paar jongens hebben op niveau gespeeld, dat zie je nog direct. De legendarische bebrilde spits Jan van Sloten heeft de beste techniek van de hele club. Zijn balaanname is nog steeds van fluweel. Andere veteranen staan al jaren als geparkeerd op het veld, maar ze zijn er wel. Ondanks die verschillen voetballen ze al decennia bij deze club, op woensdag trainen en ook op zaterdag als er geen wedstrijd is dan trainen ze bij weer en wind, zelfs als er sneeuw ligt, en drinken ze een wijntje en soms neemt iemand een pan soep mee.
Leeftijd brengt naast wijn en soep helaas ook mankementen mee. Spierblessures, stijve gewrichten, de ogen gaan achteruit, veters strikken gaat moeizaam. Bij geen enkel team wordt er in het veld harder gescholden, de verbondenheid blijft, het delen van elkaars geluk en problemen.
Ons oudste lid Gerrie Kleefman vertelde zijn vrienden in de kleedkamer voor de wedstrijd dat hij een tumor in zijn longen had. Hij moest een chemokuur ondergaan. Een van de andere veteranen zat toevallig naast Ed Kuhr, een kleine dribbelaar met een goeie lange pass in zijn rechterbeen. Hij zei: "Nou, Ger, hopelijk wordt dat geen Edje Kuur."
En Gerrie reageerde direct: "Nee, want die heeft geen gevoel voor tumor."
Tranen werden weggespoeld door het lachen, en later aan de bar ging dat verhaal van Gerrie rond en kon hij gesteund worden op een manier die bij deze club past: met medeleven en humor.
De dames komen terug van een uitwedstrijd. Inmiddels heeft de club bijna net zoveel dames- als herenteams. Ik zeg altijd 'dames'. Er wordt al lang discussie gevoerd of het 'dames-' of 'vrouwenvoetbal' is. De bonzen van de KNVB willen het vrouwenvoetbal noemen, maar 'dames' is net als 'heren' zo ingesleten en klinkt net even iets chiquer, dus dat hou ik graag aan. Ik speel trouwens bij de 'heren', niet bij de 'mannen'.
Ons eerste damesteam speelt in de Topklasse, het hoogste amateurniveau van de dames. Veel hoger dan de herenselectie. Een tijd lang werden de heren steeds ouder, groeide alleen het aantal veteranenteams, maar afgelopen zomer zijn er ruim twintig nieuwe spelers gekomen en is de herenselectie flink verjongd. De dames hebben die gang een paar jaar terug al ingezet. Jonkies nemen hun eigen dynamiek mee. Na het trainen klinkt muziek die de veteranen slechts horen via hun kinderen.
Wie gebleven is: trainer Hans Bergsma, de man met de stem van een metaalrasp. Het komt voor dat bezoekende teams voor ze in de bestuurskamer een kopje koffie drinken de stem van Bergsma al hebben opvangen, en dan herkennen ze hem.
"Dat is die stem", zeggen ze. "Die trainer met die stem."
Zijn stem jaagt je het veld over, door zijn coaching ook nog vaak in de goede richting. Een stem die motiveert, in de kleedkamer, op het veld, in de kantine.
Bergsma is uniek. Compleet gek van voetbal. In de jeugd speelde hij bij Ajax en draaide hij zijn knie kapot tijdens een wedstrijd in het stadion van Real Madrid. Meteen daarna ging hij coachen. Hij is de trotse vader van zoon Leon, die in de A1 van Ajax speelt.
Als Bergsma vijf minuten naar de warming-up van de tegenstander kijkt weet hij alles.
Ooit zei ik Hans na een wedstrijd dat bij hem voetbal heel simpel is, omdat hij de poppetjes goed neerzet. Je weet wat je moet doen.
Hans zei: "Tuurlijk Jantje."
Voetbal bestaat voor hem uit zekerheden, op onzekerheid kun je niet bouwen.
Het grootste deel van de nieuw groep jonge spelers trainde onder Hans bij een andere club, hij was hun motivatie om over te stappen. Buiten dat heeft Hans een vast plekje aan de bar, links vooraan. Daar kijkt hij naar de Champions League-wedstrijden op het grote scherm, daar kun je hem aanspreken, daar drinkt hij een borreltje cola. Ook een zekerheidje.
Het complex wordt momenteel verbouwd. Er komen nieuwe kleedkamers, een uitbouw, een groot terras achter de kantine. Na tien jaar praten zijn de eerste palen de grond in. Bij de gesprekken over de verbouwing was er een angst: blijft de kantine zoals zij is? Die vieze tegeltjes beneden mogen vervangen worden, de douches mogen warm, het terras mag uitgebreid... de kantine moet hetzelfde blijven.
Zoals voor trainer Hans Bergsma voetbal op zekerheden steunt, is de kantine voor veel leden van de vereniging de zekerheid van de woensdagavond en de zaterdagmiddag.
Een serieuze optie was: de bar compleet weghalen en ergens in een container opslaan. Een briljant plan. Na de verbouwing kunnen we de bar simpelweg weer op zijn plek schuiven. Of dat gaat gebeuren? Het is afwachten. In ieder geval moet de sfeer in onze dorpse enclave op de eerste verdieping boven kleedkamers en boven de voetbalvelden onveranderd blijven.
undefined