'Teleurgesteld? Dat kan ik als christen niet zijn'

Af en toe bekruipt hem de gedachte zijn Nederlanderschap, zijn Europeaanschap ook, 'op te zeggen', omdat hij niet medeverantwoordelijk geacht wil worden voor het 'totaal vercommercialiseerde, vermaterialiseerde' westen, voor structurele armoede en ongelijkheid, voor te weinig bekommernis om de Derde Wereld. We leven, zegt Wim Kist, in een wereld van schreeuwend onrecht en hij wil daartegen ook in zijn 'laatste levensjaren' - hij is zojuist tachtig geworden - doen wat hij nog kan.

JET KUNKELER

Tussen de foto's van zijn vijf zoons en hun gezinnen hangt een klein portretje: zijn betovergrootvader die, zonder het te weten, in het leven van zijn achter-achterkleinzoon een belangrijke rol heeft gespeeld. Die Kist bleek een predikant, een theoloog wiens laatste preken gebundeld waren in het boek 'De laatste leerredenen'. Dat boek werd bij toeval door een familielid op de markt gevonden. Wim Kist, geïnteresseerd in genealogie, in de geschiedenis van zijn voorgeslacht (“zou hij over vlinders geschreven hebben, dan had ik het ook gelezen”), kreeg het en las er elke dag in. Zo onderwees de betovergrootvader zijn achter-achterkleinzoon - tot dan toe weliswaar afkomstig uit een vrijzinnig hervormd milieu maar atheïst - in het geloof. Wim Kist promoveerde later tot doctor in de theologie op een proefschrift, 'Antwoord aan de machten', dat in zekere zin voortvloeide uit het boek van zijn verre familielid. Het geloof is in zijn leven een belangrijke rol blijven spelen, beter gezegd: het gaat hem om 'de gelijktijdigheid van maatschappelijk politiek leven en het leven met het evangelie'.

Tachtig

Aanleiding tot het gesprek met dr. mr. A.W. Kist is diens tachtigste verjaardag en zijn verlangen zoveel mogelijk mensen ervan te doordringen dat de wereld, wij, zo niet kunnen doorgaan. Eigenlijk is hij daarmee al het grootste deel van zijn leven bezig, al sinds de oorlog, toen hij samen met mensen als Berkhof, Banning, Idenburg, Van Walsum (de latere burgemeester van Rotterdam), nadacht over een ander, een nieuw Nederland. Want toen, in de bezettingstijd, realiseerde hij zich: “de boel is verrot, er is sprake geweest van een trahison des clercs, het verraad der klerken, wij als academici hebben de maatschappelijke wanstructuren niet veranderd, we hebben die bevorderd.” Hoofdstuk voor hoofdstuk schreven ze hoe Nederland er na de oorlog zou moeten uitzien, hoe kerk en samenleving zich zouden moeten vernieuwen. Hij was na de bevrijding, samen met Banning, betrokken bij de oprichting van het instituut Kerk en Wereld: “Het evangelie is er allereerst voor de wereld, dan pas voor de kerk. Een christen kan niet anders dan protesteren tegen maatschappelijke structuren die de humaniteit aantasten. Dat hebben ook alle profeten gedaan”.

Maar al een half jaar na de opening (20 november 1945) van het instituut begon de restauratie van de vooroorlogse zuilenmaatschapppij. De gedachten over vernieuwing, over een veranderde kerk, een nieuwe maatschappij, al die ideeën, verzandden: “We hebben de wedstrijd verloren”. Al voegt hij daaraan meteen toe, dat het ideaal van een doorbraak ook weer niet helemaal te gronde is gegaan; er ontstond immers een werkgemeenschap van christenen binnen de Partij van de Arbeid, het instituut Kerk en Wereld in Driebergen was er, en, in 1951, het oecumenisch vormingscentrum 'Oud-Poelgeest' in Oegstgeest, waarvan Kist twintig jaar directeur is geweest.

De jaren zestig leken opnieuw veranderingen te weeg te brengen; de opstand tegen autoritaire structuren in kerk en maatschappij sprak hem zeer aan. Ook de kritiek op de rechterlijke macht, een wereld die hij goed kende omdat hij van huis uit jurist is, advocaat was, begin jaren zeventig tot de rechterlijke macht toetrad en de eerste dekaan was voor de landelijke opleiding van jonge rechters en officieren van justitie. Maar ofschoon ook daar het een en ander veranderd is, over het algemeen is de samenleving toch niet geworden wat de vernieuwers van destijds voor ogen stond.

Dat moet een teleurstelling zijn geweest, zou je denken, maar, zegt Kist op die vraag: “Als christen kan ik niet teleurgesteld zijn”. En, als de interviewster dat niet begrijpt: “Ik heb, zou men kunnen zeggen, vijftig jaar lang alles zien mislukken wat ik beoogd heb. Alles is anders gegaan. Maar je maakt jezelf te belangrijk als je zou zeggen: nou moet ik teleurgesteld zijn. Ik ben natuurlijk niet vrolijk over die mislukkingen, maar ik moet dat gevoel van teleurstelling geen kans geven. Het is een andere weg die God met de mensen gaat en die de mensen met God gaan. De geschiedenis voltrekt zich anders dan Wim Kist misschien in zijn eigenwijsheid gedacht heeft.” En, later: “Teleurstelling kun je niet au serieux nemen. Want we zijn op weg, en het gebeurt.”

Maar kennelijk gebeurt er toch niet genoeg, want tien jaar geleden richtte hij het Landelijk missionair collectief op, dat mensen wil doordringen van de noodzaak van geloofs-, kerk- en maatschappijvernieuwing, van de opdracht voor christenen getuigenis af te leggen van Christus en diens rijk in een wereld waarin het voortbestaan van de mensheid op het spel staat; hij schreef er ook een boek over, 'Omwenteling', dat vorig jaar uitkwam. Het LMC, dat hij omschrijft als een 'bewustwordingsproces vanuit het geloof in het Koninkrijk Gods', telt momenteel zo'n duizend mensen. Een oecumenische beweging van 'culturele ongehoorzaamheid', die zich niet beperkt tot mooie woorden, maar waarvan de leden hun solidariteit met anderen praktisch vertalen door tien procent van hun tijd en geld te geven voor doelen die het ideaal van sociale gerechtigheid een stapje dichterbij brengen. Eens in de week, 's woensdags, houden ze een vastendag: het daarmee uitgespaarde geld is bestemd voor de Derde Wereld.

Weggeëbd

Het conciliair proces dat anderhalf jaar na de oprichting van het LMC begon, beoogde min of meer hetzelfde, zij het dan meer vanuit de kerk. Maar de effecten ervan zijn weggeëbd, oordeelt hij. Er zou een tweede conciliair proces moeten komen, of in elk geval een hernieuwd protest tegen een situatie “waarvoor we ons diep zouden moeten schamen.”

Zijn ideeën, zijn idealen, zijn, zegt hij, geen utopie. “'t Is niet Wim Kist die dit heeft bedacht, het is de bijbelse boodschap, het zijn de rapporten van Bazel, Seoul, Canberra. In die rapporten roepen de officiële kerken hiertoe op, ze eisen veel meer dan wat ik zeg. Alleen: niemand leest die rapporten, er gebeurt niets mee. Dat vind ik vreselijk”.

“Mijn vrouw en ik zijn oud, wij kunnen niet zoveel meer. Voor ons is beslissend dat je voor het aangezicht Gods zegt: ik besef dat de situatie fundamenteel niet in de haak is maar ik mis de kracht om het allemaal te veranderen.”. Maar die leeftijd belet hem niet door te gaan met het Landelijk missionair collectief en het uitdragen van de daarin levende gedachten. Ter gelegenheid van zijn verjaardag geeft hij twee 'micro-symposia' in eigen huis, een met tien theologen, een met een achttal agogen, over die zo door hem verlangde vernieuwing van geloof en maatschappij.

Hij heeft groot respect voor de kennis van jongeren - waarmee hij doelt op mensen van veertig, zestig, jaar - die “verrekt veel weten”. Zij het dat ze, omdat zij de oorlog niet of nauwelijks hebben meegemaakt, een bepaalde kennis missen. Zij weten niet uit eigen ervaring wat het betekent van je vrijheid te zijn beroofd, beseffen niet dat die vrijheid je kan worden ontnomen, ze kennen niet de hachelijkheid van toen en evenmin de onmetelijke dankbaarheid dat je het hebt overleefd, weer vrij bent. Maar tegelijkertijd noemt hij de huidige maatschappij gevaarlijker dan die van toen, in die zin dat ze, door de veel groter vernietigingsmogelijkheen, “zo opgeblazen kan worden”.

Eeuwige leerling

'Zonder godsdienst', noteerde hij lang geleden, in 1933, in het album studiosorum', waarin Leidse studenten zich inschreven. Nu noemt hij zich 'een eeuwige leerling van Christus', en glimlacht hij een beetje over de vraag of hij nooit eens twijfelt aan het bestaan van God. “Het probleem van twijfel, ongeloof, is een kerkelijk denken. Een problematiek die de Heer mij waarschijnlijk bespaard heeft doordat ik een vrijbuiter ben. Ik ga uit van een naïef geloof. Als Gods bestaan te weerleggen zou zijn, zou ik dat kunnen, denk ik. Maar Kists argumenten om het bestaan van God te betwijfelen zouden vriendelijk worden bekeken, maar niet houdbaar zijn. God is totaliter aliter, de totaal andere, oneindig veel groter en anders dan al onze burgermans-formuletjes kunnen omschrijven.”

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden