Tegendraads, maar ook vernieuwend
Van oud-museumdirecteur Frans Haks, die zaterdag op 68-jarige leeftijd overleed, is sinds zijn vertrek bij het Groninger Museum op 1 januari 1996 niet veel meer vernomen. Tegendraads, eigenzinnig en eigengereid zijn karaktertrekken die hem werden toegedicht. Toch geven, gezien zijn vele activiteiten, de positieve kanten de doorslag.
Haks, die als museumdirecteur tot de generatie van Rudy Fuchs en Wim Beeren moet worden gerekend, werd nog enkele malen uitgenodigd voor bijzondere gastconservatorschappen. Hij schreef bovendien publicaties over zijn museumperiode, maar het soort opmerkelijke tentoonstellingen dat hij van 1978 tot 1996 in Groningen organiseerde – dát peil haalde hij niet meer.
Haks studeerde in Utrecht kunstgeschiedenis. In 1961 kwam hij in het Aartsbisschoppelijk Museum – de voorloper van Museum Catharijneconvent – terecht. Halverwege de jaren zestig verhuisde hij naar het Kunsthistorisch instituut van de Universiteit van Utrecht, waar hij vele jaren gedoceerd heeft.
Dat zijn hart bij de eigentijdse kunst en vormgeving lag, bewees hij toen hij aan het einde van de jaren zeventig in het Groninger Museum kwam, dat destijds in een historisch pand aan de Praediniussingel was ondergebracht. Het Groninger Museum is altijd de belangrijkste ’thuishaven’ van de Groninger landschapsschilders van het interbellum geweest. Haks heeft zich voor deze expressionistische beweging niet bijzonder ingespannen. Liever oriënteerde hij zich op jonge kunstenaars die aan het einde van de jaren zeventig in Duitsland, Frankrijk en Italië van zich deden horen. Met weinig middelen wist hij keer op keer met interessante ontdekkingen te komen. Omdat de grote namen van die tijd financieel buiten zijn bereik lagen, zocht hij relatief onbekende schilders. Zijn belangstelling ging ook uit naar voor de musea ongebruikelijke media als het kunstenaarsboek, de fotografie en de tekenkunst. Het Groninger Museum kreeg van heinde en ver brede belangstelling. Dat was wat Haks wilde. „Boven de lijn Zwolle-Enschede kun je niets op het gebied van eigentijdse kunst vinden. Ik wil daar verandering in aanbrengen”, zei hij bij zijn komst naar het museum.
Haks ontdekte dat het oude museumgebouw niet echt geschikt was voor het tonen van de nieuwe media. In het destijds zeker niet progressieve Groningen werd zijn voorstel voor een nieuw, kostbaar museum niet met open armen ontvangen. Toch bood zijn plan een aantal aantrekkelijke gezichtspunten, die de stad op economisch terrein veel voordelen bood. Toen de in Groningen gehuisveste Gasunie samen met de provincie de museumdirecteur te hulp schoot, kon de nieuwbouw worden gerealiseerd.
De oplevering van het nog altijd spannende museumgebouw werd overschaduwd door een fraudezaak waarbij Haks betrokken zou zijn. De 31ste december 1995 was zijn laatste werkdag in het museum, maar vier jaar later was alles alweer ’vergeten en vergeven’. In 1999 mocht hij op zijn zeventien jaar durende directeurschap terugblikken in de vorm van een tentoonstelling die ’Haks was here’ werd genoemd. Maar Haks had toen al veel van zijn jeugdig elan verloren. Kwetsbaar gemaakt door de laster die rond zijn persoon was gecreëerd, had hij zich uit de schijnwerpers teruggetrokken. Een enkele keer werd hij nog wel uitgenodigd voor een gastconservatorschap, zoals de ’Neo’ tentoonstelling in 2003 in het Centraal Museum in Utrecht, maar zijn faam als eigenzinnig kunstorganisator had sterk ingeboet.