Tegeltjeswijsheid valt samen met kille cijfers
Wederzijdse afhankelijkheid en gemeenschapszin liepen als een rode draad door de troonrede. Het kabinet combineert ideologie met harde cijfers.
Tegeltjeswijsheid, noemde Gerrit Zalm vier jaar terug de ideologie van de christen-democraat Balkenende bij het aantreden van diens eerste kabinet. Zalm was toen even geen minister van financiën, maar fractieleider van de VVD. Ook in die functie liet hij zich kennen als de ware koopman: het ging om de centen, de centen en nog eens de centen. De moraal kwam op de vierde plaats, als die domineeswoorden er al iets toe deden.
De troonrede die koningin Beatrix gisteren uitsprak onder politieke medeverantwoordelijkheid van dezelfde Gerrit Zalm, inmiddels alweer vier jaar als een bok op de schatkist en niet meer weg te slaan van de Korte Voorhout, stond bol van de moraal. Het was misschien wel de meest ideologische troonrede in de afgelopen dertig jaar.
In die zin was het bijna een politieke geloofsbelijdenis van dit coalitiekabinet van christen-democraten en liberalen. Een gelukkig verbond van de dominee en de koopman, dat nog jaren voort wil.
De tegeltjeswijsheden vielen ineens volledig samen met de harde, boekhoudkundige cijfers. Zalm sprak trots van ’het meest hervormingsgezinde kabinet sinds de Tweede Wereldoorlog’, dat ’niet altijd aangename, maar wel gedurfde en noodzakelijke maatregelen’ heeft genomen. Balkenende gaf het perspectief aan: we hebben dit gedaan voor ’een toekomstvast Nederland’. In dat land telt niet alleen de individuele vrijheid, maar ook het besef dat we elkaar nodig hebben.
Het was opvallend dat het kabinet deze notie niet alleen betrok op de ruim 16 miljoen Nederlanders tussen Duitsland en de duinen, maar ook op de wereld buiten de grenzen. Mocht Nederland nog altijd naar binnen gekeerd zijn, dan nam dit kabinet daarmee geen genoegen. Al vrij snel na de aanhef sprak de koningin: ’Het lot van de wereld is ons lot.’ In dat verband schetste zij hoe wij als ’sterk, welvarend en vrij land een internationale verantwoordelijkheid hebben’. Fortuyn moest vier jaar terug weinig hebben van buitenlandse avonturen, maar aan die erfenis heeft deze coalitie dus geen boodschap: ,,In Afghanistan, Soedan, Bosnië, Irak, Congo en elders staan Nederlandse mannen en vrouwen op de bres voor orde, veiligheid en wederopbouw.’’
Zelfs voor het weinig populaire Europa poogde het kabinet door de mond van de koningin weer enig krediet te winnen. Voor onze welvaart, veiligheid en andere belangen, zei ze, ’hebben wij elkaar als Europeanen nodig’. De notie van wederzijdse afhankelijkheid en gemeenschapszin liep als een rode draad door deze troonrede, die daarmee sterk afweek van het geijkte patroon: een reeks onaandoenlijke departementale mededelingen waar de premier een nietje doorheen heeft geslagen.
Sterk ideologisch was ook de retoriek die beklemtoonde dat we meer naar elkaar en minder naar de overheid moeten kijken. In die zin kan deze troonrede worden beschouwd als een scherpe markering van de overgang die we nu als samenleving maken van de naoorlogse verzorgingsstaat naar een participatiemaatschappij, waarin iedereen wordt gemobiliseerd om betaald werk te doen. CDA en VVD hebben daar vier jaar terug in woelige tijden de politieke verantwoordelijkheid voor genomen, de resultaten van die omslag wilden Balkenende en Zalm dubbel en dwars incasseren.
Niet alleen de troonrede, maar ook hun tv-optredens daarna waren een demonstratie van de politieke wil om samen door te gaan. De liberaal De Meester diende een eeuw geleden de eerste miljoenennota in. Hij leidde een ’kabinet van kraakporselein’, Balkenende en Zalm vertegenwoordigden gisteren een kabinet van gewapend beton.