Syrische rebellenleider: ‘Gaf je ons bloem, dan at Al-Qaida van het brood’
Nederland gaf hulp aan een strijdgroep in Syrië, die door het OM als ‘terroristisch’ was bestempeld, onthulden Trouw en ‘Nieuwsuur’ maandag, en overtrad zo zijn eigen richtlijnen. Want er was kennis over de oorlogsdaden van de gesteunde strijdgroepen en over hun extremistische netwerk.
"Dit is wat we doen met jullie alcohol, varkens!" Drankflessen worden door bebaarde strijders op de grond gesmeten. Het is begin februari en de rebellen van deze Turkmeens-Syrische groepering hebben vlak daarvoor Koerdische militanten verjaagd in de strijd om de regio Afrin, die ongeveer twee weken eerder begon. Ze plunderen huizen en winkels, maar vernielen ook slijterijen.
De strijders vallen onder het gezag van kolonel Ahmed Osman, de leider van de door Nederland gesteunde Sultan Murad Brigade. Hij vertelt aan Trouw en Nieuwsuur dat hij vlak na de inval in Afrin een gesprek had met het Nederlandse Syrië-team in Turkije: “We hadden een vergadering met de Nederlanders in Gaziantep. Ze vertelden ons dat ze de hulp gingen stoppen.”
Kamervragen
Toenmalig minister van buitenlandse zaken Halbe Zijlstra krijgt op 1 februari van dit jaar in de vaste commissie voor buitenlandse zaken vragen van Kamerleden over de Turkse inval. Bij die gevechten worden veel Syrische Koerden verjaagd uit hun woongebied. Een aantal Kamerleden, onder wie Joël Voordewind (ChristenUnie) en Sadet Karabulut (SP), vraagt de minister de inval te veroordelen. Minister Zijlstra weigert.
Op de vraag of er wellicht door Nederland gesteunde rebellen betrokken zijn bij de inval, reageert Zijlstra verbeten: “Laat ik helder zijn, op het moment dat wij informatie hebben dat een groepering die van Nederland Non-Lethal Assistance (niet-dodelijke hulp red.) ontvangt, deelneemt aan de strijd in Afrin, en aan Turkse zijde strijdt, dan is dat in totale tegenstrijd met de uitgangspunten en wordt die onmiddellijk gestopt.”
Wat de minister niet vertelt in het debat is dat de ‘non-letale hulp’ aan een aantal groeperingen in Noord-Syrië enkele dagen daarvoor al is stopgezet. En wat hij daar ook niet meldt, is dat de door Nederland gesteunde strijdgroepen inderdaad betrokken waren bij de bloedige strijd in Afrin. Het ministerie van buitenlandse zaken besluit de Kamer alleen vertrouwelijk in te lichten over het besluit tot stopzetting van deze hulp.
Uit onderzoek van Trouw en Nieuwsuur blijkt dat de door de regering zelf opgelegde criteria voor steun aan de ‘gematigde’ oppositie in veel meer gevallen geschonden zijn, en dat desondanks de hulp doorging.
Criterium 1: ‘Naleving van het humanitair oorlogsrecht’
De regering maakt op 7 april 2015 bekend dat de strijdgroepen in Syrië aan harde criteria moeten voldoen om in aanmerking te komen voor Nederlandse steun. In de bloedige burgeroorlog die dan gaande is, moeten de groeperingen die hulp willen krijgen van Nederland het humanitair oorlogsrecht strikt naleven. De groepen zouden goed worden gemonitord en als blijkt dat zij zich schuldig maken aan mensenrechtenschendingen, dan zou de hulp onmiddellijk worden stopgezet.
Maar uit het onderzoek van Trouw en Nieuwsuur blijkt dat de Nederlandse regering mensenrechtenschendingen van de door haar gesteunde strijdgroepen heeft genegeerd. De hulp werd niet gestopt, maar kwam in sommige gevallen daarna zelfs op gang. De Kamer werd hierover niet geïnformeerd.
Dat geldt bijvoorbeeld voor de Sultan Murad Brigade. Deze Turkmeense, nationalistische militie onderhoudt nauwe banden met de Turkse president Erdogan en kreeg van 2016 tot begin 2018 hulp van Nederland. De leider van deze militie heet Ahmed Osman. In verscheidene gesprekken die Trouw en Nieuwsuur de afgelopen maanden met hem voerden vertelt hij hoe de hulp vanaf midden 2016 op gang kwam: “Ik onderhandelde met de Nederlanders namens Sultan Murad. Na veel bijeenkomsten spraken we af dat Sultan Murad hulp van Nederland zou krijgen.”
In dezelfde periode dat hij met de Nederlandse regering spreekt, verschijnen alarmerende berichten over deze brigade, die deel uitmaakt van het Vrije Syrische Leger. Mensenrechtenorganisaties schrijven over wandaden die de groepering begaat in Syrië. De VN-Mensenrechtenraad, die ieder half jaar een lijvig rapport publiceert over Syrië, verklaart in augustus 2016 dat de Sultan Murad Brigade kindsoldaten ‘van nog geen 14 jaar’ inzet voor de strijd. De brigade maakt vooral misbruik van kinderen uit de armste milieus.
Ook Amnesty International rapporteert in 2016 over de Sultan Murad Brigade. De groepering voert bijvoorbeeld beschietingen uit op woonwijken. Op het YouTube-kanaal van de strijdgroep staan beelden van dit soort aanvallen, waarbij strijders van de Sultan Murad Brigade raketten afvuren op de Koerdische wijk van Aleppo, genaamd Sheikh Maqsoud. Volgens Amnesty worden bij aanvallen op de wijk in het voorjaar van 2016, uitgevoerd door Sultan Murad en andere rebellengroepen, 83 burgers gedood, onder wie 30 kinderen.
Ondanks al deze rapporten over de Sultan Murad Brigade besluit Nederland steun te leveren aan deze strijdgroep. De hulp, van midden 2016 tot eind 2018, bestaat uit onder meer pick-uptrucks. De VN-Mensenrechtenraad rapporteert in 2017 nog eens dat de Sultan Murad Brigade een van de groepen is die inwoners van Aleppo ‘continu angst’ aanjagen. Burgers vertellen dat groepen als Sultan Murad hen onderdrukken en zelfs inzetten als ‘menselijk schild’.
In november 2017 meldt Gert Kampman, topambtenaar bij het ministerie van buitenlandse zaken en betrokken bij de uitvoering van het NLA-programma, aan de Tweede Kamer: “Daar waar wij informatie krijgen dat er sprake is van bijvoorbeeld mensenrechtenschendingen of ander gedrag dat wij onwenselijk vinden, dan zullen wij die steun ook stopzetten.” Maar de berichten over mensenschendingen door de Sultan Murad Brigade in Aleppo hebben in werkelijkheid geen invloed op de Nederlandse hulp.
Was Nederland dan niet op de hoogte van die schendingen? “Nee, absoluut niet, dan zouden wij die groeperingen niet steunen”, vertelt voormalig Syrië-gezant Nikolaos van Dam, geconfronteerd met deze bevindingen.
Maar de Nederlandse regering was wel degelijk op de hoogte van de mensenrechtenschendingen, of had dat moeten zijn. Nederland was namelijk betrokken bij de totstandkoming van de rapporten van de VN-Mensenrechtenraad waarin onder meer de Sultan Murad Brigade bij naam wordt genoemd. Nederland was van 2015 tot en met 2017 lid van de Mensenrechtenraad, en ook aanwezig bij de vergaderingen over de inhoud van de rapporten over de mensenrechtensituatie in Syrië.
Dat blijkt onder meer uit tweets van de Nederlandse VN-ambassadeur, Karel van Oosterom. Hij twitterde geregeld over de rapporten over Syrië, en plaatste ook foto’s van zijn persoonlijke aanwezigheid op de vergaderingen. Hij riep in een tweet zelfs de internationale gemeenschap op om werk te maken van de berechting van de verantwoordelijken voor ‘massale mensenrechtenschendingen’ in Syrië.
De leider van de Sultan Murad Brigade, Ahmed Osman, noemt verschillende redenen waarom Nederland de hulp aan zijn groepering na de inval in Afrin opschortte, maar niet de mensenrechtenschendingen. Volgens Osman was de stopzetting te wijten aan ‘politieke spanningen’ tussen Nederland en Turkije. Hij vertelt over zijn laatste ontmoeting met het Nederlandse Syrië-team begin 2018: “Ze vertelden ons dat ze de hulp gingen stoppen. We zeiden dat we het begrepen.” Osman vertelt dat de Sultan Murad Brigade en de Nederlandse regering als vrienden uit elkaar gingen, en zegt nog altijd warme herinneringen aan het Nederlandse Syrië-team te koesteren.
De hulp aan zijn groepering stopte begin dit jaar, maar de Sultan Murad Brigade zet de strijd voort. Met Nederlandse goederen. Osman is de Nederlandse regering en het Nederlandse volk zeer dankbaar voor het materieel: “Die pick-uptrucks zijn nog steeds bij ons. Een aantal is defect, maar wat nog intact is, is nog steeds in onze handen. Die gebruiken we. En we zijn heel blij dat wij ze nog hebben.”
Criterium 2: Operationele samenwerking met extremisten
Het kabinet noemt in 2015 nog een criterium voor de levering van goederen aan Syrische strijdgroepen: het garandeert de Tweede Kamer dat de ‘gematigde’ strijdgroepen niet mogen samenwerken met extremisten. Dit criterium wordt door de betrokken ministers veelvuldig aangehaald en zou eveneens strikt worden nageleefd. De Nederlandse regering belooft bijvoorbeeld in 2015 dat ‘de hulp zorgvuldig en doorlopend zal worden geëvalueerd’. Ook krijgt de Tweede Kamer te horen dat Nederland in ‘gesprekken met de groepen’ en ‘door eigenstandig onderzoek’ voortdurend bekijkt of groepen nog steeds aan de criteria voldoen.
Als Trouw en Nieuwsuur oud-Syrië-gezant Nikolaos van Dam deze zomer vragen naar de haalbaarheid van dit criterium geeft hij direct toe dat dit ingewikkeld ligt in Syrië. “Dat is praktisch onmogelijk. De groeperingen zitten in dezelfde gebieden. Alles zit door elkaar heen.” Strijders in Syrië staan bovendien onder grote economische druk, vertelt Van Dam. Ze moeten een familie onderhouden. En als een radicale groepering zich aandient die de strijder financieel meer kan bieden, dan zal deze strijder niet lang aarzelen. Op de vraag of ook door Nederland gesteunde groeperingen hebben samengewerkt met extremisten, antwoordt Van Dam: “Zeg nooit nooit, maar voor zover wij dat weten, is dat niet het geval geweest. En als het wel het geval was, is het onmiddellijk stopgezet na grondig onderzoek.”
Minstens drie van de groeperingen die steun hebben ontvangen van Nederland werkten echter wel degelijk direct samen met extremisten. En de steun aan die groeperingen is niet meteen gestopt. Sterker nog, soms ging steun naar groeperingen die al met extremisten hadden samengewerkt, of zelfs op dat moment met hen samenwerkten.
Zo maakt de bovengenoemde Sultan Murad Brigade deel uit van Ansar al-Sharia (‘De Helpers van de Sharia). Dat is een koepelorganisatie die in juli 2015 werd opgericht door Al-Qaida en elf andere organisaties, op twee uitzonderingen na allemaal jihadistisch. In de oprichtingsvideo vertelt een commandant wat het doel van de koepel is: ‘een bevrijd Aleppo onder het sharia-bestuur’.
Twee plaatsen ter linkerzijde van de spreker zit een man met een groene pet en een camouflage-shirt: Fehim Issa, de tweede man van de Sultan Murad Brigade. Zijn strijders zullen later in Nederlandse pick-uptrucks rijden, en gebruikmaken van door Nederland geleverde communicatieapparatuur, laptops en meer dan vijfhonderd militaire uniformen.
Was het bestaan van Ansar al-Sharia, en daarmee de band tussen de Sultan Murad Brigade en Al-Qaida, dan niet bekend bij Buitenlandse Zaken? Oud-Syrië-gezant Van Dam, die leiding gaf aan het Syrië-team en verschillende boeken over Syrië schreef, zegt in een telefonische reactie Ansar al-Sharia niet te kennen: “Het kan natuurlijk zijn dat na twee jaar zoiets wordt ontdekt, maar op het moment zelf dus niet”.
Maar het bestaan van Ansar al-Sharia was wel bekend bij de rechterlijke macht en de landelijke recherche. Dat blijkt uit een zogeheten kennisdocument dat door een terrorisme-expert wordt opgesteld en wordt gebruikt in strafzaken tegen Syriëgangers. In het kennisdocument wordt Ansar al-Sharia uitvoerig beschreven, en veelvuldig verwezen naar artikelen over de koepelbeweging. Ook de oprichtingsvideo wordt vermeld. In het document staat zelfs wanneer die is geraadpleegd: op 20 juli 2015, een jaar voor de steun van de Nederlandse regering aan de Sultan Murad Brigade inging.
Daar blijft het niet bij. In april 2015 richten omstreden groeperingen, waaronder het door het OM als terroristisch bestempelde Ahrar al-Sham en de aan de Moslimbroederschap gelieerde Faylaq al-Sham, een nieuwe koepelbeweging op: Fatah Halab (‘Verovering van Aleppo’, zie illustratie). Kort na de oprichting schuift de door Nederland gesteunde Sultan Murad Brigade aan. De Fatah Halab-koepel zal nog tot aan januari 2017 actief zijn, in dezelfde periode dat de Sultan Murad Brigade hulp kreeg van Nederland. Opnieuw wordt dus het criterium ‘geen operationele samenwerking met terroristen’ geschonden.
Niet alleen de Sultan Murad Brigade vocht bij Aleppo zij aan zij met deze door het OM als terroristisch beschouwde Ahrar al-Sham. Ook de door Nederland gesteunde strijdgroepen Divisie 13 en Suqour al-Jabl maakten deel uit van de Fatah Halab-koepel. De drie groeperingen zeggen allemaal Nederlandse steun te hebben ontvangen in dezelfde periode dat zij in de Fatah Halab-koepel zaten – Divisie 13 in 2016, Suqour al-Jabl in 2016 tot eind 2017, Sultan Murad van midden 2016 tot begin 2018.
Verbond
Dat betekent dat het jihadistische Ahrar al-Sham kan hebben geprofiteerd van de Nederlandse steun. Want de samenwerking tussen strijdgroepen binnen Fatah Halab bestond niet alleen op papier. De rebellen voerden gezamenlijk aanvallen uit, vochten samen op het slagveld en deelden hulpgoederen en wapens met elkaar, zo blijkt uit een video van Fatah Halab zelf – de video staat op het YouTube-kanaal van de strijdgroep Divisie 13. Commandanten vertellen daarin over hun verbond. “We zijn verenigd en blijven verenigd”, zegt een commandant. “We maken offers, en delen overwinningen”, vertelt een andere. En aan het einde van de video verschijnt de leider van de koepel: Yasser Abdul Rahim. Hij is de leider van het aan de Syrische Moslimbroederschap gelieerde Faylaq al-Sham. Hij besluit de video met een boodschap aan alle leden van zijn koepelbeweging: “Onze strijdkrachten zijn jullie strijdkrachten, onze milities zijn jullie milities.”
De leider van de Sultan Murad Brigade, Ahmed Osman, zegt dat de samenwerking in Fatah Halab inderdaad intensief was: “Ja, we waren onderdeel van Fatah Halab. Bijna alle groepen in (de provincie, red.) Aleppo zaten erbij. We hielpen elkaar.”
Ook het zogeheten Vrije Idlib Leger, waarvan brigades steun kregen van Nederland, maakte deel uit van Fatah Halab. Maar met deze organisatie is meer aan de hand. Het Vrije Idlib Leger bestaat uit drie groeperingen: Divisie 13, Suqour al-Jabl en de Noordelijke Divisie. De goederen die het Vrije Idlib Leger van Nederland kreeg, werden onderling verdeeld, zo vertelt Hassan Haj-Ali, de leider van Suqour al-Jabl, via de telefoon. Hij zegt dat ook Nederland dat wist.
Al-Qaida
Maar de Noordelijke Divisie binnen het Vrije Idlib Leger maakt de Nederlandse steun problematisch. Deze Noordelijke Divisie werd geleid door kolonel Fares al-Bayoush, een rebellenleider die al in september 2014 aan The New York Times vertelde dat zijn groepering samenwerkte met Al-Qaida. Sterker, hij sluisde de terreurbeweging ook voertuigen door, bestemd voor het plegen van zelfmoordaanslagen: “We moedigen hen (Al-Qaida, red.) zelfs aan. En als ze voertuigen nodig hebben, dan leveren wij die.”
De Tweede Kamer is in de afgelopen drie jaar nooit geïnformeerd over de samenwerking van de door Nederland gesteunde groeperingen met extremistische groepen. Slechts een keer meldde het ministerie van buitenlandse zaken de Kamer dat er iets verkeerd was gegaan: in de herfst van 2015 zou Al-Qaida voedsel hebben afgepakt van een niet nader benoemde door Nederland gesteunde rebellengroep. Maar, zo meldde toenmalig minister Koenders: Al-Qaida had na de overval het eten weer netjes teruggegeven aan Nederland.
Volgens een Syrische rebellenleider die hulp van Nederland heeft gekregen, bleef het echter niet bij dat incident. Hij wil niet bij naam genoemd worden, want hij wil ‘geen problemen’ met de regeringen die hem van hulp voorzagen – met een aantal heeft hij nog een goede relatie. Hij is de enige rebellenleider die opgelucht is dat het Nederlandse steunprogramma aan de ‘gematigde oppositie’ is beëindigd.
Hij vertelt gefrustreerd te zijn dat er nauwelijks controle was op de goederen, en dat het hele steunprogramma een grote puinhoop was. Daardoor hebben de ‘verkeerde mensen’ meegeprofiteerd van de Nederlandse steun, vertelt hij. “Gaf je ons bloem, dan at Al-Qaida van het brood. Gaf je ons voertuigen, dan zat Al-Qaida achter het stuur.”
Sultan Murad Brigade
Een Turkmeens-nationalistische groepering, die nauwe banden heeft met Erdogan. De strijdgroep deed mee aan de Turkse inval in Afrin, waar veel Koerden werden verdreven.
De rebellenbeweging heeft de beeltenis van de Koerdische PKK-leider Abdullah Öcalan vervangen door een van de Turkse president Erdogan. De groepering onderhoudt goede banden met andere strijdgroepen in Syrië, met name in de provincie Aleppo. De Sultan Murad Brigade kreeg van verschillende landen hulp, ook raketten. De strijdgroep vecht niet alleen tegen de Koerden, maar ook tegen Assad en IS.
In 2015 ging de groepering een bondgenootschap aan met Al-Qaida in de koepelbeweging Ansar al-Sharia. De leider van de groep is Nederland dankbaar voor de hulp.
Vrije Idlib Leger
Het Vrije Idlib Leger bestaat uit in totaal drie groeperingen: Brigade 13 (geleid door Ahmed al-Saoud), Suqour al-Jabl (geleid door Hassan Haj-Ali) en de Noordelijke Divisie (geleid door Fares al-Bayyoush).
Nederland verleende de groepering steun in 2016 en 2017, en de hulpgoederen werden onderling verdeeld.
De groeperingen binnen het Vrije Idlib Leger streven niet naar een kalifaat, maar hebben in het verleden wel verschillende malen samengewerkt met extremistische groeperingen.
De groepering was actief binnen Fatah Halab, en heeft hier ook video’s van op haar YouTube-kanaal staan.
De groepering is ook meerdere malen het slachtoffer geweest van aanvallen door extremisten, waaronder IS en Al-Qaida.
Suleyman Shah Brigade
Een Turkmeens-nationalistische strijdgroep met nauwe banden met de Turkse president Erdogan. De groepering bestaat voornamelijk uit Turkmeense Syriërs en is actief in het noorden van het land.
De groepering heeft ook banden met de Grijze Wolven, en prijst de Turks-nationalistische leider Devlet Bahçeli openlijk op Twitter. De groepering deed mee aan de inval in Afrin. De leider van de Suleyman Shah Brigade, Mohamed Jasm, vertelt dat hij pick-ups kreeg van Nederland.
Alle artikelen over het onderzoek naar Nederlandse steun aan Syrische jihadisten kunt u teruglezen in ons dossier.
Lees ook:
Regering passeerde de adviseur volkenrecht bij inmenging in Syrië
De regering heeft bij het besluit om Syrische strijdgroepen te steunen geen advies ingewonnen van haar volkenrechtelijk adviseur, André Nollkaemper. Die zegt nu dat Nederland mogelijk in strijd heeft gehandeld met het internationale recht.
Topjurist Davids is verbaasd over het handelen van de regering in Syrië
Jurist Willibrord Davids, die voorzitter was van de commissie die de Nederlandse steun aan de oorlog in Irak onderzocht, is zeer verbaasd dat de speciale adviseur volkenrecht niet betrokken is geweest bij het regeringsbesluit om Syrische groeperingen te steunen. Lees hier zijn verklaring.