’Sweelinck brengt genot’
Dirigent Harry van der Kamp verzorgt de uitgave van de complete vocale werken van Jan Pieterszoon Sweelinck. Een monument.
De prachtige kleurrijke vorm van de cd-uitgave ’Jan Pieterszoon Sweelinck – Eerste Boek der Psalmen Davids’ valt direct op. Het lijkt op een handzaam, dik kerkboekje. Binnen in voor- en achterkaft zijn de drie cd’s opgeborgen. Tussen die cd’s 150 pagina’s met gedegen artikelen over Sweelinck, over zijn tijd en over de geschiedenis van de psalmen. Een echt document, een monument zelfs.
„Monument is hier het sleutelwoord”, zegt Harry van der Kamp, dirigent van het Gesualdo Consort, leider en initiatiefnemer van ’Het Sweelinck Monument – Complete Vocale Werken’. „Het moest hier in Nederland iets blijvends worden, niet zomaar weer een plastic cd-doosje dat in een cd-kast past. Ik heb zelfs gedacht over een uitgave als een psalmboek, in leer gebonden met sloten, maar de kosten daarvoor werden te hoog. Het Spaanse cd-label Glossa had met deze vorm van uitgaven al ervaring, ik vond het een prima compromis.”
Een Spaans label voor muziek uit de tijd dat de Nederlanden in oorlog met Spanje verwikkeld waren?
„Ja, dat is wel een aardig gegeven, maar formeel zijn we nog steeds in oorlog met Spanje; volgens mij is er nooit officieel een vredesverdrag getekend. Bij Glossa waren ze meteen te porren voor dit grote project dat uiteindelijk zeventien cd’s moet beslaan. Binnen veertien dagen na het eerste contact had ik al een e-mail binnen dat ze het wilden doen. Het project is overigens alleen maar mogelijk vanwege de stichting die ik heb opgericht. De stichting betaalt de opnamekosten, en nog net vóór de crisis hadden we achtennegentig procent binnen. We hebben geluk gehad. Niemand wordt hier overigens rijk van, maar ondanks tussentijdse probleempjes is de voortgang gegarandeerd. Alle muziek is inmiddels opgenomen.”
Op het schutblad van het boekje laat Van der Kamp optekenen: ’Deze opname van het volledige vocale oeuvre van Jan Pieterszoon Sweelinck draag ik op aan Jan Daniël Boeke (1921-1993), die mij op onvergetelijke wijze liet kennismaken met Sweelincks muziek.’ Wat was daar zo onvergetelijk aan?
„In 1970 was ik een van de eerste zangers in Cappella Amsterdam, het kindje van Jan Boeke. Bij hem zongen we vanaf het begin muziek van Sweelinck. Je kunt muziek zo uitvoeren dat je het meteen daarna weer vergeten bent, maar bij Jan was dat nooit het geval. Hij wilde dat de boodschap van Sweelinck door muziek én tekst duidelijk werd. In mijn ogen was dat nog nooit door iemand op die manier gedaan. Een Sweelinck van Boeke bleef je altijd bij. Als ik twee verschillende uitvoeringen van Sweelinck hoorde, dan wist ik altijd precies: dít is Boeke. De boodschap van de tekst werd door hem zo precies op de noten gezet dat je zegt: ja, zo moet het. Het is zo karakteristiek, misschien niet zo mooi, maar wel heel markant. Natuurlijk componeerde Sweelinck het zo dat die mogelijkheid er was. Ik heb de Cappella verlaten toen ik naar het Nederlands Kamerkoor ging. Wat Jan Boeke nu zou zeggen, als hij er nog geweest was? ’Oi’, denk ik. En hij zou het misschien op een aantal punten vriendelijk bekritiseerd hebben.”
„De respons op het project tot nu toe is erg goed geweest. Toen we het project aankondigden en het vervolgens even op zich liet wachten kregen we vragen als: ’Ik ben nu 80. Ga ik het nog meemaken?’ Iemand uit 1933 mailde ons dat het de mooiste muzikale belevenis uit zijn leven was. We brengen de delen uit in een gelimiteerde, genummerde oplage van 3000 per deel. Van het eerste deel met het wereldlijke vocale werk zijn er nu sinds vorig jaar 2000 verkocht. Nu het eerste Psalmenboek er is, willen mensen waarschijnlijk ook dat eerste deel alsnog hebben.”
Hoe komt het toch dat in publicaties Sweelinck steeds als grootste Nederlandse componist ooit wordt betiteld, maar dat je daar in de concertpraktijk zo weinig van terug ziet?
„Mensen uit de professionele wereld, programmeurs en concertzaaldirecteuren, kennen Sweelinck wellicht wel, maar weten niet wat ze met hem aan moeten. Sweelinck zei zelf al dat zijn muziek langzaam moest binnendruppelen. Maar men is zijn muziek steeds meer gaan waarderen. Voor de allereerste keer presenteert het Gesualdo Consort nu het hele repertoire. Het wordt aanschouwelijk, men kan er bij. In onze uitgave zingen we eerst steeds de oorspronkelijke psalmmelodie uit het Geneefs Psalter. Dan zeggen mensen ineens: ’Hé, dit is psalm 8.’ Men herkent het en men kan horen hoe Sweelinck die melodie in zijn meerstemmige zetting verwerkt.”
Een eerdere collectie met vocale muziek van Sweelinck, die van het Nederlands Kamerkoor in de jaren ’80, was ook al een idee van Van der Kamp. Het is ter ziele gegaan omdat het democratisch werd afgestemd. Daarna bedacht Van der Kamp, dat hij het zelf moest doen. Waar komt die fascinatie voor Sweelinck toch vandaan?
„Er zijn maar weinig componisten die zo’n gevoel van genot teweeg kunnen brengen als je hun muziek zingt. Bij Sweelinck is het werkelijk a capella en als het lukt heb je bij hem het gevoel een graad van perfectie te bereiken. Zijn muziek kan soms ontzettend subtiel zijn, zoals op het woord ’hypocrisie’ waar hij heel even uit de toon stapt. Ook een leek kan dat horen, maar je moet wel goed luisteren. Het beroemde portret van Sweelinck geeft dat al aan. Twee vingers van de componist vallen buiten de lijst; dat was symboliek en betekende: ’Luister naar me’. Sweelincks psalmoeuvre is een soort autobiografie. Zijn ideeënrijkdom is enorm, hij weet overal raad mee. Zijn psalmen zijn net madrigalen, en Sweelinck is niet ouderwets, zoals je vaak hoort, maar heel revolutionair met de oude leer. Iemand zei laatst tegen me dat hij nooit had gedacht dat Sweelincks muziek zo dicht bij die van Monteverdi stond.”
„En dat terwijl hij nooit in Italië is geweest. Hij was erg bescheiden, weinig avontuurlijk en honkvast. Het lijkt mij dat het juist een voordeel was voor zijn scheppingskracht, omdat hij vanuit één punt heel geconcentreerd gewerkt heeft. Het maakt hem ook tot een mysterie, en dat zal altijd zo blijven. Je zou hem niet opmerken in Amsterdam.”
Hoewel er in de Oude Kerk volgens Van der Kamp zeker ooit een psalmzetting van Sweelinck gezongen zal zijn, gebeurde dit niet tijdens de liturgie. Daar werden de psalmberijmingen van Petrus Datheen gebruikt. Zou Sweelincks werk bekender zijn geworden als hij niet Franse, maar een Nederlandse berijming had gebruikt?
„In het Nederlands loopt het niet. Het enige wat vertalers deden was kijken naar de hoeveelheid lettergrepen. Woordaccenten vond men onbelangrijk. De vertaling van Marnix van St. Aldegonde leest beter, maar Datheen zat zo vast in de kerkelijke orde; die werd door de synode op handen gedragen. Er zijn pogingen gedaan door Nederlandse schrijvers, zoals Jacobus Revius bijvoorbeeld. Sweelinck kende de berijming van Datheen en hij vond het niks. Er is hem zelfs ooit gevraagd om het psalter van Datheen op muziek te zetten, maar dat heeft hij niet gedaan.”
De psalmboeken van Sweelinck werden meerdere malen gedrukt. Van de originelen is bijna niets meer bewaard gebleven. Van der Kamp: „Een set ligt in Londen, en een andere in Zuoz in Zwitserland. De boeken zijn door een handelaar bij elkaar gebonden en gekocht door het Graubündener leger. In Zuoz wordt tot op heden Sweelinck in de liturgie gezongen, op een eigen Retro-Romaanse vertaling.”
Alle opnamen werden gemaakt in de Nederlands Hervormde Kerk van Renswoude. Was Sweelincks eigen Oude Kerk ongeschikt?
„De akoestiek is daar te moeilijk. Bovendien zijn de psalmen niet voor die ruimte geschreven, ze waren eigenlijk bedoeld voor uitvoering in huis. Dus het zou een verkeerde vorm van authenticiteit zijn. Volgend jaar oktober moet het project compleet zijn. Of het dan een monument voor Sweelinck is? Daar hou ik me niet zo mee bezig. Het is geen wetenschappelijke arbeid, maar het beantwoordt aan een ideaal van mij om alles hoorbaar te maken. Het is een hele hoop werk; als het er ligt dan ben ik wel enkele pondjes lichter.”