Statenvertaling (1637) was bij verschijning al ouderwets
Had de befaamde Statenvertaling echt zo'n invloed op het Nederlands? Heel lang werd aangenomen dat deze belangrijke bijbelvertaling uit 1637 een forse stempel drukte op de ontwikkeling van de Nederlandse taal. Maar wat blijkt nu? Op de spelling en de meeste grammaticale kwesties had deze Bijbel helemaal geen blijvende uitwerking. Sterker nog, de Statenbijbel was bij verschijning eigenlijk best ouderwets.
Dat stelt Nicoline van der Sijs in haar oratie. Die spreekt ze vandaag uit aan de Radboud Universiteit Nijmegen, als hoogleraar historische taalkunde van het Nederlands in de digitale wereld.
Neem nu de naamvallen. Die raakten in de tijd van de Statenvertaling langzaam maar zeker in onbruik. Zo sprak de zeventiende-eeuwer op straat gewoon over het 'woord van de Heer' als hij de Bijbel bedoelde. De vertalers van de Statenbijbel repten daarentegen nog altijd plechtig over het 'woord des HEEREN'. De reden voor deze ouderwetse schrijfwijze: de vertalers wilden dolgraag een verheven toon in het boek der boeken.
Hoe toets je of de Statenvertaling, die tegenwoordig vooral nog door reformatorische christenen wordt gekoesterd, bij verschijning archaïsch was?
Met hulp van de computer telde de hoogleraar lidwoorden in allerhande teksten uit die zeventiende eeuw, waaronder werk van Hooft, Vondel en Bredero.
Wat blijkt? De Statenvertaling staat met stip op één in ouderwets taalgebruik. In maar liefst 36 procent van de gevallen staat er 'des', 'der' en 'den' als er ook gewoon 'de', 'het' en 'een' had kunnen staan.
Ter vergelijking: Bredero maakt in zijn beroemde blijspel 'de Spaansche Brabander' minder dan één op de tien keer gebruik van een ouderwetse naamval.
Is de reputatie van Statenbijbel nu definitief naar de filistijnen? Welnu, dat valt mee. De vertaling mocht dan al bij verschijnen al geen makkelijk verteerbare kost zijn, deze Bijbel leverde wel tal van blijvende uitdrukkingen op. Wat dat betreft is hij niet te licht bevonden.
undefined