Stad enorme slokop van hulpbronnen
Meer dan de helft van de wereldbevolking van ruim 7 miljard mensen leeft in een stad. Rond 2050 zal dat naar 75 procent zijn gestegen, terwijl de wereldbevolking zelf ook nog eens toeneemt naar 9,5 miljard mensen. Hoe moeten steden omgaan met de toenemende vraag naar natuurlijk hulpbronnen als voedsel, water en energie? En hoe zorgt de wereld ervoor dat er voldoende van die hulpbronnen beschikbaar zijn zodat er geen grote groepen mensen in de kou blijven staan?
Over die vragen wordt vandaag voor het derde jaar op rij gepraat tijdens het forum Powering Progress Together. De conferentie wordt georganiseerd door de gemeente Rotterdam en het olie- en gasconcern Shell. Dat bedrijf stelt al sinds de jaren zeventig scenario's op waarin het kijkt naar grote trends in de wereld, en hoe overheden en bedrijven daar het beste mee kunnen omgaan. Verstedelijking wordt als de belangrijkste trend gezien voor de komende decennia, zo blijkt uit een speciaal ontwikkelde studie die als aanvulling dient op de laatste scenario's die Shell vorig jaar publiceerde.
"Het besef dat de beschikbaarheid van energie, voedsel en water sterk samenhangt, is pas sinds een jaar of vijf op de voorgrond gekomen", zegt Jeremy Bentham, hoofd van de afdeling die bij Shell de scenario's ontwikkelt. "De onderlinge afhankelijkheid van energie, water en voedsel zorgt ervoor dat er snel tekorten kunnen ontstaan. Neem voedsel. Om dat te produceren is energie en water nodig. En om zoet water voor voedselproductie op te pompen is veel energie nodig. Maar bij elektriciteitsproductie wordt ook weer heel veel koelwater gebruikt."
Biobrandstof
De mogelijke problemen voor toegang tot de hulpbronnen moeten dus altijd in samenhang bekeken worden, wil Bentham maar zeggen. De drie factoren zijn zo afhankelijk van elkaar dat er snel tekorten kunnen ontstaan. "Maar dat werkt ook omgekeerd. Als je het beslag op één bron vermindert, kan de druk op de andere sneller afnemen. Laat ik een voorbeeld geven. Biobrandstof is een energievorm die geproduceerd wordt met (voedsel)gewassen en water. Wereldwijd is er gemiddeld 3.000 liter water nodig om één liter biobrandstof te produceren. Bij onze joint venture Raízen in Brazilië is dat, vanwege gunstige regenval, maar 90 liter."
"Bovendien is er veel aandacht besteed aan recycling van water in het productieproces, waardoor tot 90 procent van het water opnieuw kan worden gebruikt. Op de juiste plek en met het juiste productieproces kun je het waterverbruik dus enorm verminderen." Zo neemt niet alleen de vraag naar water af, het wordt ook eenvoudiger om te voorzien in de vraag naar energie - in de vorm van biobrandstof in dit geval.
Dat is niet alleen een milieu- of duurzaamheidskwestie. Bij ongewijzigd beleid komt er simpelweg een tekort aan hulpbronnen, zegt Bentham. "Over een aantal decennia zal er 40 procent meer vraag naar water zijn dan wat de huidige bekende bronnen kunnen bieden. En dat terwijl in de meeste gebieden water nog niet eens een prijs heeft: het lijkt gratis en dus is er geen prikkel om te besparen. Maar dat is hetzelfde als met broeikasgassen. Lange tijd konden die 'gratis' uitgestoten worden, waardoor er geen of nauwelijks maatregelen zijn genomen."
Verschillen in verbruik
De analogie met broeikasgassen is niet toevallig, zegt Bentham. "Eind jaren negentig dachten we nog dat de uitstoot voldoende te beperken was om een temperatuurstijging van 2 graden celsius tegen te houden. Dat lijkt nu zeer onwaarschijnlijk. Er is in de tussentijd onvoldoende gebeurd. We moeten bij deze nieuwe vraagstukken niet dezelfde fout maken - er moet veel meer gebeuren, en het zal ook sneller moeten."
De logische plek om verbeteringen in te zetten is volgens Bentham de stad. Of beter gezegd, de manier waarop steden zich in de toekomst gaan ontwikkelen. Want de wereldbevolking groeit tot 2050 naar verwachting met grofweg 2,5 miljard mensen, de stedelijke bevolking groeit waarschijnlijk nog harder: van 3,6 miljard mensen nu tot 6,3 miljard in 2050. "Er zijn zulke enorme verschillen in verbruik van energie, water en voedsel in verschillende steden. Veel hangt af van de manier waarop die steden zijn ingericht. Als je kijkt naar grote Amerikaanse steden, dan zijn die heel wijds gegroeid. De gemiddelde Amerikaan gebruikt mede daardoor drie keer zoveel energie voor transport als de gemiddelde Europeaan.
"Compacte steden zijn veel efficiënter. Met een goed openbaar vervoernet, of ruimte voor fietsers. Daarnaast zijn er veel makkelijker systemen te koppelen om afval te verminderen. Kijk naar Amsterdam dat de restwarmte van energiecentrales gebruikt voor stadsverwarming. Of de manier waarop afval wordt gerecycled - dat vermindert de druk op hulpbronnen enorm. "
Vooruit kijken
Op de vraag of dat soort voorbeelden niet erg ver af staan van de armere landen en regio's waar de stedelijke bevolking vooral zal toenemen, is Bentham duidelijk. "Nee. Dit soort vraagstukken vraagt een planning op de heel lange termijn. Een goed voorbeeld is Singapore. In 1960 leefde 25 procent van de 1,6 miljoen inwoners in armoede. 33 procent woonde in sloppenwijken die zomaar ergens ontstonden. Toen gingen de regering en het bedrijfsleven samenwerken en vooruit kijken: wat is hier nodig? Nu is Singapore niet alleen een van de meest welvarende steden, maar ook een van de meest efficiënte steden qua gebruik van hulpbronnen. Dat kun je niet zomaar kopiëren naar andere steden, maar er is van die ontwikkeling wel veel te leren."