Sportarts kan probleem met doping niet oplossen

Laat sporters doormodderen met doping in de hoop dat zij ooit inzien dat zij belang hebben bij een gezonde sport.

Jan Vorstenbosch

In scherpe bewoordingen schilderde hoogleraar metamedica Toine Pieters zaterdag de schrille condities waaronder topsport zich vandaag de dag afspeelt. Commercie en publiek zijn twee handen op de buik van een miljardenbusiness, die hypocriet en dubbelzinnig reageert op dopingzondaars die zij eerst op het schild heeft geheven.

De auteur betoogt dat het huidige repressieve dopingbeleid tot economische zelfmoord zal leiden. Met de komst van genetische doping zullen de controles alleen maar complexer en duurder worden. Deze analyse bereidt het lanceren van een ’nieuwe en duurzame benadering’ van het dopingprobleem, voor, een poging om niet langer ’cynisch door te modderen met het dopingbeleid’, maar te laveren tussen ’vrijheid, blijheid’ en ’zero tolerance’. In die nieuwe benadering telt voortaan alleen het ’gezondheidsargument’ en wordt de sportarts de spil in een medisch gecontroleerde topsportbeoefening.

Veel van de omvangrijke dopingschalen zijn verbonden met de namen van artsen (vooral Spaanse en Italiaanse). Het is me een raadsel waarom Pieters na zijn pessimistische inleiding over de krachten die de topsport beheersen, zo optimistisch is over de manier waarop de sportarts zal kunnen opereren in die competitieve context. Hij rept over waarborgen van de onafhankelijke positie van de sportarts, het toedelen van een controleerbaar takenpakket, een internationaal gereguleerd systeem van checks en balances met zorgvuldige begeleiding, controle en inspectie. Een internationale commissie van sportartsen kan een begin maken met het opschonen van de dopinglijst. Het wil me maar niet duidelijk worden hoe anders de praktijk van dit beleid zal zijn. Systeem, controle, inspectie, opschonen – waar doen deze termen aan denken? Precies: aan het doormodderende dopingbeleid van nu.

Er zijn echter drie belangrijke argumenten waar dit voorstel aan voorbijgaat. Ten eerste is niet helder welke positie de sportarts krijgt. Is hij in dienst van een club of team, van de sportorganisaties, van de wedstrijdorganisaties? Het is de bedoeling dat het oordeel van een sportarts over de gezondheidstoestand beslissend is voor deelname. Betekent dit dat de sporter een ’second opinion’ mag aanvragen? Ligt hier niet paternalisme op de loer: dat we meer zien in de tendens om het gezondheidsargument als doorslaggevend criterium voor allerlei activiteiten te gebruiken (cafébezoek, voedingspatronen, seks, sport).

Het oordeel over schadebeperking en gezondheidsbevordering wordt afhankelijk van kennis en criteria omtrent de effecten van de middelen die de sporter wil nemen. Daarover zal toch net als over de dopinglijst consensus moeten bestaan om niet de situatie te krijgen waarin de ene sportarts atleten uitsluit en de ander niet. Juist in de topsport, waar voortdurend nieuwe middelen worden uitgeprobeerd en de atleten vaak fysiologische uitzonderingen vormen dan wel aan de grens zitten van wat verantwoord is, zullen deze criteria wetenschappelijk gezien moeilijk te ontwikkelen zijn, zeker voor de gezondheidsschade op lange termijn.

Ten derde is niet duidelijk of de sportarts, wiens taak het wordt om de sporter zo fit mogelijk aan de start te krijgen, de sporter ook mag adviseren om onschadelijke, maar thans als doping geduide middelen te gebruiken. Als dat zo is, krijgen we er dan als sportliefhebber iets over te horen? Ik denk het niet, want naar ik aanneem, belanden deze gegevens in het vertrouwelijke medische dossier van de atleet. De kijker, het domme publiek dat alsmaar meer belangstelling krijgt voor het sportcircus, mag dan raden waar het naar kijkt.

De discussie over doping is een even moeilijke als wezenlijke discussie, niet alleen voor de sport maar in veel opzichten voor de idealen waardoor onze leefwereld en onze cultuur wordt gedragen. Pieters gooit echter de handdoek in de ring en de sportarts mag die handdoek oppakken om de schade te beperken. De lastige positie van de sportarts wordt daarmee geïnstitutionaliseerd.

Misschien is het dan toch beter om alle betrokken partijen – publiek, atleten, bobo’s, wetenschappers, politici – te laten ’doormodderen’ met het dopingprobleem. In de hoop dat ook bij sporters zelf een lichtje gaat branden over de zin van hun sport en het belang dat zij er bij hebben om op heldere wijze, faire, gezonde condities van sport vast te leggen.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden