Sobibor-overlevende Jules Schelvis overleden
Sobibor-overlevende Jules Schelvis is overleden. Dat maakte zijn eigen Stichting Sobibor vanochtend bekend. Schelvis, die overleed in zijn woonplaats Amstelveen, is 95 jaar geworden. Hij zette zich de afgelopen jaren onvermoeibaar in om zijn getuigenis door te vertellen.
Schelvis was de enige overlevende van een transport van Westerbork naar Sobibor, dat op 6 juni 1943 vertrok. In Sobibor verloor hij onder andere zijn vrouw Rachel, met wie hij al op negentienjarige leeftijd trouwde om haar te behoeden voor deportatie. Zelf overleefde Schelvis, omdat hij naar een ander kamp werd getransporteerd. Uiteindelijk werd hij in zeven kampen aan het werk gezet.
De in Amsterdam geboren Schelvis gold jarenlang als dé Sobibor-expert.
Tussen 2009 en 2011 was hij achttien maanden medeaanklager in het proces tegen voormalig kampbewaarder John Demjanjuk. In het Poolse Sobibor, vlak bij de grens met Oekraïne, werden in de Tweede Wereldoorlog 170.000 mensen vermoord, onder wie ruim 34.000 Nederlanders. Schelvis was een van de achttien Nederlandse overlevenden.
Demjanjuk werd uiteindelijk veroordeeld tot vijf jaar cel, maar werd vrijgelaten in afwachting van zijn beroep. Dat idee was onder andere van Schelvis afkomstig. "Ik weet hoe het is om oud te zijn en kwaaltjes te hebben. Ook al is het een misdadiger, je moet enig begrip tonen", zei hij destijds, verwijzend naar zijn humanistische opvoeding. Demjanjuk stief uiteindelijk in 2012, voordat het beroep doorgang vond.
De laatste jaren zette historicus Schelvis zich in om het vernietigingskamp onder de aandacht te blijven brengen. Hij schreef verschillende boeken (onder andere 'vernietigingskamp Sobibor' en 'Binnen de poorten') over het kamp en werkte mee aan een serie herdenkingsconcerten.
Columnist Wim Boevink schreef daarover het volgende: "Hij ontkwam aan de dood in Sobibor, maar droeg dat kamp zijn hele verdere leven met zich mee. Hij volgde in Duitsland het proces tegen een kampbeul, interviewde hem en andere betrokkenen, bouwde een maquette, schreef een wetenschappelijk standaardwerk, werd medeaanklager, gaf lezingen en voordrachten door het hele land, en dat alles eigenlijk met maar één doel: de herinnering doorgeven.
"Vorig jaar legde hij getuigenis af in zijn 'Er reed een trein naar Sobibor' en werd daarbij begeleid door het Nationaal Symfonisch Kamerorkest, onder leiding van Jan Vermaning, ook al zo'n gedrevene. Het was zeer aangrijpend."
Interview
Schelvis sprak veel en vaak over zijn tijd in Sobibor. Bijvoorbeeld in 2001, toen hij door Trouw werd geïnterviewd. 'Ik dacht: mijn gitaar mee voor liedjes.'
Jules Schelvis - 'Ik heb een droom' (uit: Letter&Geest, juni 2013)
"In oktober ga ik nog één keer naar Sobibor. Het is dan precies zeventig jaar na de opstand die er heeft plaatsgevonden. Daarover hoorde ik pas twintig jaar na de oorlog. Aanvankelijk keek ik niet terug, ik wilde vooruitkijken, een nieuw leven beginnen. Ik had in die tijd wel nachtmerries over mijn kampjaren. En dramatische dromen over mijn eerste vrouw met wie ik in december 1941 ben getrouwd. In mei 1943 zijn we, tegelijk met haar familie, gedeporteerd naar Sobibor. Zij en haar familie hebben dat niet overleefd.
Over de oorlog droom ik nu niet meer, maar positieve dromen heb ik eigenlijk niet. Als ik ga slapen probeer ik aan mijn pasgeboren achterkleinkind te denken. Helaas zijn dromen niet te sturen.
Ik droom vaak over het huis waar ik na de oorlog 35 jaar heb gewoond, in Tricht, in de Betuwe. Er is altijd een vrouw bij me die me vergezelt op wandeltochten. Maar ze spreekt nooit en haar gezicht is niet te zien. Misschien is het mijn eerste vrouw, al is ze daar nooit geweest. Het kan ook mijn tweede vrouw zijn. Ik ontmoette haar na de oorlog, ons huwelijk heeft meer dan vijftig jaar geduurd. Of het is Rozette, zij zat in het bestuur van de Stichting Sobibor en ze begeleidt mij tegenwoordig tijdens lezingen en reizen. In die droom word ik door de inwoners van Tricht als een vreemdeling behandeld, ze kennen mij niet.
Een tijdlang had ik nog zo'n soort droom. Ik kom bij de Arbeiderspers, waar ik algemeen bedrijfsleider ben geweest, maar nu blijk ik een outsider. Mensen vragen: wat kom je doen? Het had waarschijnlijk te maken met de ontvangst bij mijn eerste werkgever, een drukkerij. Daar ben ik begin 1941 ontslagen omdat ik Joods was. Na de oorlog, toen ik na twee jaar kampen in Amsterdam terugkeerde, heb ik me er gemeld. Maar ik was niet welkom met het motief: we hebben natuurlijk voor jou een ander in dienst genomen. Ik liet het er niet bij zitten en ze hebben mij ten slotte weer moeten aannemen, maar moeilijk was het wel. Die onheuse bejegening heeft blijvend indruk gemaakt.
Onlangs heb ik meegewerkt aan een serie herdenkingsconcerten 'Er reed een trein naar Sobibor'. Het was een ongekende ervaring om in de laatste fase van mijn leven vijf maal mijn verhaal over te brengen op een zo geïnteresseerd publiek. Aan het slot zong de onovertroffen mezzosopraan Marjolein Niels 'Urhlicht' van het door mij uitgekozen vierde deel van de Tweede Symfonie van Mahler. Ik stond aan de grond genageld en dacht aan mijn in Sobibor vermoorde grote liefde. 's Nachts hoorde ik in mijn droom haar telkens zingen. Ik sprong uit bed en liet alleen in mijn kamer mijn tranen vloeien."