'Sicco, ben je soms hippie geworden?'/Tijdsgewricht (4)
Welke Nederlanders hebben zo'n grote invloed gehad op de twintigste eeuw dat na hen de wereld niet meer dezelfde was? Beroemd, berucht of onderschat, wie veroorzaakte een wending in onze levenswijze, markeerde een doorbraak in ons denken? Met het eind van de eeuw in zicht blikt Podium in Tijdsgewricht iedere dinsdag terug op invloedrijke landgenoten in de afgelopen honderd jaar.
Hij voedde het verzet, daarna heel Nederland en vervolgens Europa; Sicco Mansholt, herenboer, socialist, en grondlegger van het Europese landbouwbeleid, hart én achilleshiel van de Europese eenwording.
Een gigantische prestatie leverde deze in 1908 geboren Groninger, wiens accent altijd een beetje hoorbaar bleef, met het beleid dat de landbouwproductie wist op te stuwen. Enorme schaduwzijden werden gaandeweg echter eveneens zichtbaar. Maar op het moment dat Mansholt dat besefte, stond hij al aan het eind van zijn carrière. Tot aan zijn dood in juli 1995 bleef hij onvermoeibaar, maar zonder veel succes, vechten tegen de moloch die hij zelf had gecreëerd.
Mensen moeten eten en dat voedsel komt van het land. Die simpele waarheid heeft Mansholt nooit uit het oog verloren. Hij kende het van haver tot gort; het land, het boerenbedrijf. Hij kwam uit een Gronings boerengeslacht, dat in de Westpolder graan verbouwde op 110 hectare grond. Een ongewone familie was het, die door haar socialistische sympathieën - grootvader rekende Domela Nieuwenhuis tot zijn vriendenkring, vader had geregeld contact met de socialistische voorman Troelstra - een wat geïsoleerde positie innam. Landarbeider was Mansholt en korte tijd theeplanter op Java, totdat hij in november 1937 zijn eigen boerderij in de Wieringermeerpolder begon. Pas toen hij in 1957 naar Brussel vertrok gaf hij 'Fletum' uit handen. Maar in de twaalf jaar dat hij in eigen land minister van landbouw was, bleef hij, vooral de eerste jaren, boer. Amper 36 was Mansholt, toen hem na de bevrijding in 1945 werd gevraagd als minister de voedselvoorziening op poten te zetten. Het land had nog maar voor een week te eten en Mansholt stemde toe. In de oorlog had hij als verzetsman de voedselvoorziening geregeld. En bovendien: zijn bedrijf lag toch stil, de Duitsers hadden de Wieringermeerpolder onder water gezet.
Het eerste jaar was de kersverse minister (nooit eerder had Nederland zo'n jonge bewindsman gehad) vrijwel uitsluitend bezig op alle mogelijke manieren voedsel te 'regelen'. Voor politieke spelletjes was geen tijd. Die kwamen later. De Groningse boer, in zijn vrije tijd ook zeeman, toonde zich in die spelletjes minstens zo bedreven. Als een van de weinigen bleek hij bestand tegen marathonzittingen en eindeloze nachtelijke vergaderingen. Schaalvergroting, technologische vernieuwing - voor Mansholt was duidelijk hoe het moest. Net zoals hem duidelijk was dat Nederland het alleen niet zou redden. Al in 1950 kwam hij met een plan voor Europese samenwerking op agrarisch gebied. Het bracht hem in ernstig conflict met premier Drees, die die Europese eenwording - uit angst voor een katholiek, conservatief Europa - helemaal niet zo zag zitten. Bijna tien jaar later zou het plan als belangrijke inspiratiebron dienen voor het Verdrag van Rome. Maar toen had Mansholt Den Haag al voor Brussel verruild. Bij zijn afscheid nam de Tweede Kamer - volstrekt curiosum - een motie van waardering aan. Er was, letterlijk en figuurlijk, nog bijna niks in Brussel toen hij in 1957 commissaris voor landbouwzaken werd; het Europese project was in wezen niet meer dan een idee.
Mansholt maakte het landbouwbeleid tot de heel concrete kern van de Europese samenwerking. In betrekkelijk korte tijd slaagde hij erin zowel de boeren een redelijk inkomen te garanderen als de voedselvoorziening veilig te stellen. Wat heet: al heel snel rees de productie de pan uit. Van importeur werd Europa exporteur van voedsel. Het resulteerde in dure boterbergen en onafzienbare melkplassen en maakte boeren in de derde wereld kapot.
Het leidde tot een ommekeer in Mansholts denken. Hij realiseerde zich weer waar het voedsel vandaan moest komen: van het land. En juist dat ging in sneltreinvaart kapot. Hij werd sterk beïnvloed door het befaamde Meadows-rapport dat in 1971 op alarmerende wijze waarschuwde voor de 'Grenzen aan de groei'. En door de veertig jaar jongere Petra Kelly, de latere oprichtster van de Duitse Grünen, met wie hij begin jaren zeventig enkele jaren een verhouding had.
Hij keerde zich af van de grootschalige landbouw en hield in het najaar van 1971 in Brussel een geruchtmakende reden waarin hij de milieuverontreiniging, de uitputting van de grondstoffen en de 'Noord-Zuid'-tegenstelling aan de kaak stelde. Zijn collega's in de Commissie begrepen er niets van. “Sicco, ben je soms hippie geworden”, was de reactie van een van hen. Hij kwam - net voor zijn pensionering - met een plan voor een 'niet-vervuilend productiesysteem', maar bleef een roepende in de woestijn van de Brusselse bureaucratie.
In 1975 keerde hij terug bij Henny Postel, de vrouw met wie hij in 1937 was getrouwd, en vestigde zich in Wapserveen. De voortvarende bestuurder en geslepen politicus werd nu filosoof. Met redevoeringen en plannen probeerde hij de wereld van haar dwaalspoor af te brengen. Tot zijn dood bleef hij zijn almaar pessimistischer kijk verkondigen; een man die de moed had oude overtuigingen te herzien, maar nu zonder de macht daadwerkelijk iets te doen.