Schuim met grimmig tintje
De beelden van Folkert de Jong gaan over loodzware thema's als geweld en dood. Maar hij verpakt ze in luchtig schuim.
Folkert de Jong wilde eigenlijk de zorg in. "Kwetsbare mensen staan veel meer open voor essentiële levensvragen." Tijdens zijn studie verpleegkunde merkte hij dat er in de praktijk weinig gelegenheid is voor diepgravende gesprekken. "Het is zo'n zwaar beroep dat er geen tijd is voor reflectie." Hij stapte over naar de opleiding tot leraar handenarbeid, het beroep van zijn vader. Ook ging hij filmpjes maken, met zichzelf als crimineel in de hoofdrol. "Het menselijk gedrag fascineert me. Waar ligt de scheidslijn tussen goed en kwaad?" De decors knutselde hij in elkaar met polyurethaanschuim en styrofoam, materialen die vooral in de bouw worden gebruikt en voor isolatie.
Foam en schuim zijn nog steeds de materialen waarmee Folkert de Jong (1972) werkt. Hij bouwt er geen decors meer mee, maar sculpturen. Vaak zijn het levensgrote beeldengroepen met figuren uit de politiek en de (kunst)geschiedenis. Internationaal trekt hij er de aandacht mee. Zijn carrière kwam in een stroomversnelling nadat kunstverzamelaar Saatchi vier van zijn sculpturen had gekocht.
De Jong gebruikt het schuim niet alleen om stukken foam aan elkaar te 'plakken' en gaten te vullen. Hij spuit er ook complete hoofden mee of sokkels. Dat moet razendsnel, want het schuim stolt in 30 seconden en daarna is het keihard. Lief en vriendelijk zien zijn mensbeelden er zelden uit. Ze hebben vertrokken gezichten of een angstaanjagende grimas. Soms zijn de hoofden gespietst. Omdat het niet zijn bedoeling is mensen af te schrikken, beschildert De Jong zijn figuren met zoete pastelkleuren. "Ik wil mensen verleiden om toch te kijken en zo te ontdekken wat ik wil vertellen", vertelt hij in Museum Kranenburgh in Bergen.
Hij loopt er hoe cliché het ook klinkt, als een bouwvakker bij, met zo'n grote purschuim-spuit in de aanslag. Hij legt er de laatste hand aan een tentoonstelling. In de hal van het museum stuit je meteen al op een van zijn groteske beelden. Het is een levensgroot beeld dat de Belgische mode-ontwerper Walter van Beirendonck moet voorstellen, met wie De Jong geregeld samenwerkt, ook bij deze tentoonstelling. Met een woeste grijns en een pirouette 'verwelkomt' Van Beirendonck de bezoekers. Je weet niet of je hem eng of aardig moet vinden.
Deze absurdistische binnenkomer is typerend voor de dubbelzinnige beelden van De Jong, die altijd gaan over geweld, macht, dood, goed en kwaad. Eén van zijn bekendste sculpturen, ook te zien in Bergen, is 'Operation Harmony': vijf figuren, bekneld en gespietst in een roze hekwerk. De Jong maakte het in 2008, vier jaar na de moord op Theo van Gogh, als een waarschuwing tegen religieus fanatisme. De figuren verbeelden onder meer de gelynchte gebroeders Johan en Cornelis de Witt en Balthasar Gerards, de fanatieke katholiek die prins Willem van Oranje vermoordde. Balthasar Gerards staat ook voor Mohammed B, de moordenaar van Van Gogh.
Folkert de Jong zou een solotentoonstelling maken in Museum Kranenburgh. Hij komt uit de regio, hij is geboren in Egmond aan Zee. Terug naar zijn roots, nadat hij jarenlang overal in de wereld heeft geëxposeerd. Maar wilde hij dat wel, vroeg hij zich af. "Ik wil geen local hero zijn." Het leek hem veel mooier om een groepstentoonstelling te maken met Walter van Beirendonck, voor wiens modeshow hij hoge hoeden en kragen maakte van foam en purschuim, en ook met zijn andere artistieke vrienden erbij.
undefined
Geestverwanten
Met twaalf geestverwanten, uit allerlei discplines en diverse landen, deelt Folkert de Jong nu de museumzalen. Er zitten theatermakers bij, schilders, architecten en designers. Ze presenteren niet alleen hun eigen werk, maar hebben ook samen nieuwe dingen gemaakt. Zelf ontwikkelde De Jong met het theatergezelschap The Wooster Groep uit New York een autobiografisch getinte installatie. En zo hebben er meer kruisbestuivingen plaatsgevonden. Daardoor is deze tentoonstelling bovenal een broeinest van culturele experimenten.
Daarmee waait ook weer een beetje de wind van honderd jaar geleden door de Noord-Hollandse duinen. Toen was er ook een artistieke vriendengroep neergestreken in Bergen. Deze kunstenaarskolonie is bekend geworden als de 'Bergense school' (1915-1925). Grondleggers van deze avant-garde waren de Franse schilder Henri Le Fauconnier en de Nederlandse kunstenaar Piet van Wijngaerdt. Verzamelaar Piet Boendermaker was hun mecenas. In zijn tuin bouwde hij een Kunstzaal voor zijn enorme collectie met werk van onder meer Leo Gestel, Charley Toorop en Jan Sluijters. In de Bergense kolonie werd veel gediscussieerd over het belang van kunst voor de samenleving. Het waren geëngageerde kunstenaars, net zoals wij allemaal zijn, zegt De Jong.
Hij schreef een manifest bij deze tentoonstelling, in navolging van het in 1916 verschenen 'Manifest van de Bergense school'. Dat bevatte een pleidooi voor een zuivere, eenvoudige kunst waaruit de essentie van het leven spreekt. De Jong sluit daarop aan met de stelling dat kunst kan bijdragen aan een humane maatschappij. Met de titel van de expositie, 'Manifesten', onderstreept het museum nog eens de vermeende parallellen tussen de kunstenaarsgroepen. Is dat niet wat gezocht?
Naast de overeenkomsten zijn er grote verschillen, erkent De Jong. "Destijds zaten ze hier op elkaars lip. Ze ontmoetten elkaar in de Kunstzaal van Boendermaker, aten samen en woonden hier ook. Ze pakten niet 's avonds even de trein naar Amsterdam zoals wij dat nu doen. Ze hebben elkaar beïnvloed en geïnspireerd, en ze hadden ook een klik met de natuur en de romantische omgeving, waar ik zelf niets mee heb. Maar er zullen ook ruzies zijn geweest, afgunst en jaloezie, doordat ze zo met elkaar zaten opgescheept."
Daarvan heeft de vriendengroep rond De Jong geen last. "We hebben geen fysieke ontmoetingsplek. Wij komen elkaar tegen in het internationale circuit. En we ontmoeten elkaar virtueel, via de mail en Facebook. Dat is een ander soort contact. Toch hebben we een klik met elkaar, net zoals onze voorgangers dat honderd jaar geleden ook hadden."
De kunstenaars van de Bergense school ontwikkelden een eigen expressionistische stijl met donkere en bruine kleuren en ruige kubistische vormen. Ze hadden een voorkeur voor menselijke figuren en stillevens. De Jong herkent zich in hun experimenteerdrift. Maar ook in het samenwerken met andere disciplines; in Bergen zaten destijds niet alleen schilders, maar ook beeldhouwers en schrijvers.
Samen staan kunstenaars sterker, meent hij. Om dat te onderstrepen heeft hij voor de ingang van het museum een Hercules kernraket neergezet, uit het Nationaal Militair Museum. Hij wil bezoekers zo nog voor ze binnen zijn uit hun comfortzone halen. "Een raket is een machtsvoorwerp. De punt staat naar buiten gericht. Ik wil ermee zeggen dat de energie van de kunst die hier binnen staat, samengebald via die raket naar buiten wordt geslingerd. Als een soort bominslag. Deze raket symboliseert dat kunstenaars misschien meer wapens in handen hebben dan ze denken."
Die militaire factor zit ook in de materialen waarmee hij werkt. Polyurethaanschuim en styrofoam worden geproduceerd door bedrijven die ook chemische wapens maken. "Ik maak dubbelzinnige beelden, mijn materialen hebben ook iets dubbels. Ze zijn tactiel, maar via mijn beelden zenden ze een boodschap uit met grimmige kanten." Soms tobt hij erover dat hij werkt met deze 'onethische' materialen. "Ik sus mezelf dan met de gedachte dat ik daarmee wel iets met een morele waarde maak."
'Manifesten', Folkert de Jong, Bergense School en andere expressionisten, t/m 30/8 in Museum Kranenburgh, Bergen.
undefined