Schouten / Twee kerstkaarten
Vanochtend trof ik tussen de oproepen om nog dit jaar een plasmatelevisie te kopen en de aanbevelingen om van zorgverzekeraar te veranderen, een kerstkaart aan.
Hij was gericht aan de familie Twijnstra, die fijne kerstdagen & een gelukkig nieuwjaar kregen toegewenst van Ger, Jellie en de kinderen. De familie Twijnstra woonde, zo begreep ik uit het adres, boven mij op de vijfde etage, maar ik had ze nog nooit gezien. Onkunde mag ons niet gemakzuchtig stemmen, dus klom ik via een ladder op het dak, waar allicht de vijfde etage was. Misschien waren het Friese of Groningse asielzoekers, illegalen die zich metterwoon tussen de schoorstenen hadden genesteld en nu door voormalige plaatsgenoten toch nog een mooie jaarwisseling werd toegewenst. Maar ik zag niks, geen tent, geen bouwvallig hutje, niks. Verkeerd bezorgd, concludeerde ik, maar wat nu te doen? De kaart met de mededeling ‘adres onbekend’ terugsturen? Maar het adres was mij helemaal niet onbekend, ik woonde er immers zelf. Misschien leverde terugzenden wel een mooie zwerftocht op, je hoorde soms van brieven en kaarten die na tachtig jaar alsnog aankwamen, met een postzegel uit de de jaren twintig erop en bij de achterkleinkinderen van de geadresseerden. Ik twijfelde, bekeek het kaartje nog eens goed, het was een prefab kaartje van de Hema. Ger en Jelie hadden er niet heel veel moeite voor gedaan, niet bijvoorbeeld hun kinderen aan het tekenen gezet. Ik besloot het onpersoonlijke ding maar in de prullenmand te gooien. De Twijnstraatjes zouden het zonder de beste wensen van Ger, Jellie etcetera komend jaar ook wel rooien.
Van die andere kerstkaart kwam ik heel wat minder makkelijk af. Iemand heeft ooit bedacht dat het leuk is om kaarten te versturen die als je ze openvouwt een muziekje ten gehore brengen: Jingle Bells, of I’m dreaming of a White Christmas. Maar zoals alle moois, je jeugd, je eerste kus, het huwelijk, komt er al snel een einde aan de aardigheid, vooral als het muziekje niet meer blijkt uit te gaan. Het kerstdeuntje neuzelde maar voort tot ik er helemaal gek van werd, bovendien begon het, heel, heel langzaam, almaar valser te klinken. Eerst gooide ik de kaart in de afvalbak, waar hij temidden van koffiefilters en bananenschillen onverstoorbaar doorjengelde, als een Leger des Heilssoldaat in een achterbuurt. Wanhopig viste ik hem er maar weer uit en probeerde hem nu stuk te slaan en erop te stampen, maar de boosdoener is een soort onbreekbare module, die geen krimp geeft, alleen nog wat valser gaat klinken. Misschien moest ik ‘m dan maar naar buiten gooien, ver weg, of bij gehate buren in de bus gooien. Zo’n tingelende kerstkaart kan soms een heel verkeerde geest in je boven brengen. Hopelijk heb je in zo’n geval een tuin, begreep ik onlangs van een vriend die ook zo’n eeuwigzingende kerstkaart had gekregen maar daarnaast een tuin bezat. Zijn briljante inval was om het mechaniekje in de tuin te planten waar het ondergronds zijn zegenrijk werk voortzette, door alle mollen te verjagen. Want mollen houden niet van Jingle Bells. Als ratten verlieten ze het schip. Helaas, ik heb geen tuin. Dus maar gewacht en geleden tot de vuilnisman zich erover ontfermde.