Schouten / Afgelopen oorlog
Dat ik Fons Rademakers kende is te veel gezegd maar ik ben wel eens een middagje bij hem langs geweest. Dat was ter gelegenheid van zijn film ’De aanslag’, naar het boek van Harry Mulisch.
Hij zou er later een Oscar voor beste buitenlandse film voor krijgen maar dat wisten we toen nog niet. Rademakers, die ik al bewonderde vanwege die andere film ’Als twee druppels water’, was ’De aanslag’ aan het afmonteren in een studio ergens buiten Londen, en iemand van het filmtijdschrift Skoop, ook al ter ziele, had bedacht dat ik ’m daar maar eens over moest gaan interviewen. Het was natuurlijk ook halve reclame voor de film in kwestie, in elk geval kreeg ik een dure business class ticket Amsterdam-Londen die vast niet door het armlastige Skoop was betaald, en vloog ik op een dag op en neer naar Londen om de meester een paar uur bezig te zien. Van het interview kwam niet veel terecht, ik praatte een half uurtje met ’m in de kantine maar veel meer dan dat-ie ’De aanslag’ van zijn vriend Mulisch een prachtig boek vond en gefundenes Fressen voor een film, zei hij niet. Zo kreeg ik de sensatie die altijd in de buurt van grote kunstenaars opgeld doet, dat je ze niet naar hun werk moest vragen maar het maar moest gaan bekijken of beluisteren. Even later zat ik in de montageruimte en zag ’m een scene monteren, waarbij als ik me niet vergis Duitse auto’s op een weg vanuit de lucht worden bestookt. Het was een enorm gemodder met steeds maar weer teruggedraaide muziek en daverende salvo’s, ik werd er tureluurs van en moest me er heel erg van doordringen dat ik een geprivilegieerde kijker van het eerste uur was van een belangrijke speelfilm. Van de anderhalf uur dat ik daar in die donkere ruimte zat zag ik later nog geen halve minuut terug in de film en zo realiseerde ik me hoeveel manuren er in anderhalf uur entertainment gaan zitten. Een half jaar na mijn bezoek aan Rademakers vertrok ik voor een jaar naar Amerika en het leek een goed idee om zowel het boek als de film ’De aanslag’ voor mijn colleges te gebruiken om de plaatselijke studenten iets omtrent Nederland bij te brengen. ’De aanslag’ werpt immers een blik op de naoorlogse geschiedenis van Nederland, van de Tweede Wereldoorlog tot en met de grote vredesdemonstraties in de jaren tachtig. Ik schroomde natuurlijk niet om te melden dat ik persoonlijk nog bij de montage aanwezig was geweest en de regisseur zelf een interview had afgetapt, zaken die in Amerika meer nog dan in Nederland de ogen en oren van het publiek masseren. Of de kijkertjes de film, die toch geen ongebruikelijk beroep doet op inlevingsvermogen en begrip, helemaal snapten, weet ik eerlijk gezegd niet. Na afloop was er gelegenheid tot het stellen van vragen en een van de aanwezigen in het filmzaaltje van de University of Minnesota, vroeg verward of de bedoelde oorlog, waar deze film zo te zien over ging, inmiddels al was afgelopen. Dat heb ik Rademakers later nog eens verteld. Hij was niet beledigd maar moest er erg baritonachtig om lachen.