Scheve verhoudingen in literatuur zitten dieper
Uitgevers geven veel meer literaire romans uit van mannen dan van vrouwen. Terwijl vrouwen beter verkopen.
Vrouwelijke auteurs verkeren in een 'belabberde' positie: hun literaire romans krijgen nauwelijks aandacht en vallen zelden in de prijzen. Het probleem dat schrijfster Pauline Slot signaleert (Podium, 27 april), is reëel. Maar het is paradoxaal genoeg minder erg dan zij schetst én tegelijkertijd veel erger.
Pauline Slot haalt de cijfers aan uit een onderzoek van Opzij: de recensies in de drie grote kranten zijn slechts voor 27 procent gewijd aan werk van vrouwelijke auteurs. Vrouwen worden minder vaak genomineerd voor literaire prijzen (hoogstens een kwart) en winnen nauwelijks (minder dan een kwart).
Ik vermoed dat deze cijfers dicht bij de werkelijkheid liggen. Op het oog wijst dit op schrikbarend scheve verhoudingen. Maar rechtvaardigen ze de stelling dat het hier 'stelselmatige achterstelling van vrouwelijke auteurs betreft'? Dan moet niet alleen worden gekeken naar recensies, nominaties en prijzen. Maar ook naar een andere cruciale factor: de productiekant van het boekbedrijf.
Aan de Radboud Universiteit wordt gewerkt aan een database van de boekproductie in Nederland sinds 1945. We inventariseren de jaarlijkse productie aan nieuw Nederlands proza bij de grote literaire uitgeverijen. Dat is een restrictie, maar daarmee breng je wel goeddeels de visvijver in kaart waaruit de drie grote kranten en de literaire jury's hun titels halen.
Een opvallende bevinding in onze database betreft de scheve verhouding tussen mannelijke en vrouwelijke auteurs. Wij telden in het jaar 2012 wat betreft de literaire boekproductie: 65 procent mannelijke auteurs tegenover 35 procent vrouwelijke auteurs. Gezien die verhouding is het minder desastreus dan op het eerste gezicht lijkt dat romans van vrouwen zo weinig worden gerecenseerd.
In mijn vorig jaar verschenen boek 'Staande receptie' ben ik ingegaan op deze scheve verhouding. Ook omdat in de literaire wereld diverse mensen stelden dat de verhoudingen zoek waren bij de nominaties. Nadere analyse van de cijfers wees echter uit dat de verhoudingen bij deze nominaties vrijwel parallel liepen met het (vrijwel even scheve) aanbod.
Een andere opmerkelijke kwestie zocht ik toen nog niet uit: speelt dit probleem alleen in de 'eregalerij' van, zoals Pauline Slot het noemt, het literaire topsegment? Het is interessant om verder te kijken. De CPNB publiceert jaarlijks haar top-100, een overzicht van de bestverkochte boeken - dus ook E.L. James, Henning Mankell, Tatiana de Rosnay en andere commercieel succesvolle (internationale) auteurs. Op die lijst blijkt de man/vrouwverhouding 55/45 procent te zijn (voor het jaar 2010). Nog altijd scheef, maar al meer in balans.
De CPNB-lijst geeft ook globaal het aantal verkochte exemplaren. Wanneer je die doorrekent op sekseverhoudingen, blijkt de verhouding tussen mannelijke en vrouwelijke schrijvers eindelijk omgekeerd: vrouwen verkopen de meeste romans (51 procent). Dat is precies de man/vrouw-verhouding in Nederland. Hoe dichter op de economische markt van vraag-en-aanbod, hoe gelijker de verhoudingen kennelijk zijn.
Pauline Slots waarnemingen zijn juist: de 'eregalerij' is uit balans. Maar de oorzaak ervan is fundamenteler dan zij veronderstelt. Het is niet - of: zeker niet alleen - de juryleden en recensenten aan te rekenen. Zij baseren zich op het literaire aanbod en dat is verrassend scheef.
Het vergt verder onderzoek wat hier de oorzaken van zijn. En misschien vooral wel zelfonderzoek.
undefined