Scandinavisch dromerige pianoliedjes
POP
***
Je zou denken dat Agnes Obel na de
stadsschouwburg en het Concertgebouw
inmiddels wel wat gewend is,
wat Amsterdamse concertzalen betreft.
Toch schoten haar bij de repetitie
voorgaande aan het concert in Carré
even woorden tekort, moet de nog
altijd schuchtere Deense pianiste tegen
het eind van haar concert haar publiek
bekennen. Ja, het is natuurlijk
een mooi bruggetje om 'Words are
Dead' in te zetten, maar het moet gezegd:
Carré is inderdaad een perfecte
zaal voor de wonderschone kamerpop
van Obel.
In haar woonplaats Berlijn schreef de zangeres haar tweede album Aventine, dat debuutplaat Philharmonics minstens evenaarde. Daarmee veroverde de blonde Deense gemakkelijk harten met op klassieke leest geschoeide pianoliedjes van een Scandinavische dromerigheid. Muziek die geperfectioneerd is tot op de vierkante centimeter, en dat bemoeilijkte Obel in het verleden nog wel eens om bij liveconcerten los te komen van de muziek op plaat.
Op Aventine, waarvan deze een week een speciale editie verscheen met een aantal live-uitvoeringen, koos ze voor een wat vrijere instrumentatie dan op debuut Philharmonics. Meer cello, meer getokkel, en af en toe zelfs een heuse drumbeat - zij het veelal op het hout van strijkinstrumenten. En op haar deze week begonnen tournee probeert ze ook live een wat vrijere invulling van haar nummers uit.
De uitgebreidere begeleiding, dit keer uitgegroeid tot drie strijkers, wil op het podium wel helpen. Mogelijk gaan enkele nieuwe dingen nog wat onwennig, waarschuwt ze aan het begin. En inderdaad, vooral in de zang lijkt Obel nog niet helemaal voluit te durven gaan, meer momenten zoals de traag opbouwende climax bij 'The Curse' met tegen elkaar indruisende cello's had het concert goed gedaan. Dat is het hoogtepunt van de avond, waar zelfs even de gedachte aan oordopjes opkomt - die kant van Obel hadden we nog niet eerder gehoord.
Die tweede celliste is een welkome aanvulling. En dat variëren op 'Fuel to the Fire' of die tragere walsende versie van 'Riverside' is ook prachtig. Dat Obel naast Erik Satie voornamelijk popartiesten als inspiratiebronnen heeft, bewijst ze met haar cover van John Cale en de prachtige afsluiter 'Between the Bars' van Elliott Smith. Eigenlijk is dat het enige moment dat Obel zich écht kwetsbaar opstelt, alleen, achter die kleine piano. Ze mag zich wel wat minder verstoppen, achter haar gouden lokken of die zwarte vleugel - haar muziek is er mooi genoeg voor.