Rustige praattoon, met een milde ironie
Met de dood van Rutger Kopland verliest Nederland een van de meest gelezen en gelauwerde dichters. Hij werd 77 jaar. Sinds een auto-ongeluk in 2005 worstelde hij met zijn gezondheid. Hij stierf afgelopen woensdagnacht, maar dat werd pas gisteren bekendgemaakt.
Zijn gedichten kenmerkten zich door een rustige praattoon, met een milde ironie. Hij schreef over schijnbaar alledaagse dingen, zoals in zijn meest geciteerde gedicht 'Jonge sla'.
Kopland is het pseudoniem waarmee Rutger Hendrik (Rudi) van den Hoofdakker in 1966 debuteerde als dichter. Van beroep was hij psychiater, die faam verwierf met depressiebestrijding. Naast grote literaire prijzen kreeg hij twee eredoctoraten, zowel voor zijn poëzie als voor zijn wetenschappelijke werk. Hij weigerde een koninklijke onderscheiding (kunstenaars hebben hun eigen eerbetoon, vond hij) en ook de benoeming tot Dichter des Vaderlands liet hij aan zich voorbijgaan.
Sinds zijn ongeluk trok hij zich terug uit het openbare leven, maar tot 2008 bleef hij wel gedichten publiceren. Dit jaar nog werd er in Den Haag een muurgedicht van Kopland onthuld. Zijn gedichten werden in het Duits, Engels en Frans vertaald. Hij was getrouwd en had drie kinderen.
Van paradijs tot paradox
Alles kan ik verdragen
het verdorren van de bonen,
stervende bloemen, het hoekje
aardappelen kan ik met droge ogen
zien rooien, daar ben ik
werkelijk hard in.
Maar jonge sla in september
net geplant, slap nog
In vochtige bedjes, nee.
Uit: Alles op de fiets, 1969.