RIJDENDE RECHTER FRANK VISSER
Kantonrechter Frank Visser (46) is een man die niets moet hebben van gewichtigdoenerij en voor buitenstaanders onbegrijpelijke juridische termen. “Ik probeer normale taal te gebruiken, al ga ik niet op mijn hurken zitten.
Soms zijn gerechtelijke uitspraken zo ingewikkeld dat ik ze zelf nauwelijks snap. Dat zeg ik dan ook rustig. Deze week had ik een vonnis dat elf pagina's besloeg. Dat was ook voor mij een record. Ik doe altijd mijn best het in een normale context te plaatsen, zodat niemand zich dom hoeft te voelen. Ik ben hier nu negen jaar rechter, maar zelfs voor de meest eenvoudige zaak moet ik studeren. Dan is het helemaal geen schande voor gewone mensen als ze het niet snappen. Als we dat nu maar met elkaar afspreken komen we ergens.''
Het begrip rijdende rechter, dat door de NCRV in navolging van succesvolle programma's in het buitenland in 1995 in Nederland is geïntroduceerd, is al oud. Visser: “In vroeger tijden reden die rijdende rechters door Engeland. Een heel andere benadering, maar met dezelfde uitwerking, kreeg je in het Wilde Westen van Amerika. Daar had je reizende rechters, vaak niet eens juristen, die zichzelf als zodanig hadden benoemd. Zo'n rechter kwam dan te paard langs met de bijbel in de hand, want daar stond immers alles in wat een christelijk mens moest weten. Tegen een kleine vergoeding, meestal alleen kost en inwoning, kwamen die figuren dan in actie.”
Het was een gegeven waar de televisie op insprong. Tijdens een vakantiereis eind jaren zeventig maakte Frank Visser er in Amerika al kennis mee. “Daar hadden ze een gepensioneerde rechter, die in een televisieprogramma allerlei zaakjes met veel humor behandelde.”
Dat de NCRV Frank Visser vroeg de Nederlandse rijdende rechter te worden had een voorgeschiedenis. Hij had op dat moment al een opvallende staat van dienst. Voordat hij kantonrechter werd in Zaanstad was hij acht jaar officier van justitie in Alkmaar. Na zijn rechtenstudie werkte hij bij de rechtbank in Amsterdam, op de griffie in Maastricht, als rechercheur bij de gemeentepolitie in Heerlen en een jaar als reclasseringsambtenaar bij het Leger des Heils. Bovendien had Visser een aantal opvallende publicaties op zijn naam staan. “Mijn boekje 'De verdachte zakenman', over mensen met witte boorden die een scheve schaats reden, was in de jaren tachtig een hot item. Het kwam in de toptien terecht en betekende ook mijn vuurdoop op de televisie bij Sonja Barend. In 1989 schreef ik 'Mij pak je niet' over jeugdrecht. Omdat niemand het wilde uitgeven heb ik dat boekje in eigen beheer in een oplage van duizend exemplaren op de markt gebracht. We waren er in een maand doorheen. Het wordt nog steeds intensief gebruikt voor scripties. In 1992 kwam er een verzoek van het ministerie van justitie een boekje (oplage: 60 000) over het nieuw Burgerlijk Wetboek te schrijven in voor middelbare scholieren begrijpelijke taal, om te gebruiken bij maatschappijleer.”
“Ik heb altijd geprobeerd de manier waarop het recht functioneert op een duidelijke manier over te brengen op gewone mensen. Dat is kennelijk in mijn beroepsgroep heel moeilijk. Dit in tegenstelling tot de Angelsaksische cultuur.
Daar is het recht veel meer iets waarbij de grote massa zich nauw betrokken voelt. In elke boekhandel in Engeland en Amerika kun je er lectuur over kopen. Bij ons is dat veel afstandelijker. Wij kennen het universitair recht, waarvan niet wordt verondersteld dat buitenstaanders echt weten hoe het in elkaar zit. Dat verandert de laatste tijd snel ten goede, maar nog steeds doen begrippen als potjeslatijn, dikdoenerij en iets nodeloos ingewikkeld maken, zodat de gewone man het niet kan snappen, opgeld. Het strafrecht begrijpen we allemaal. Je hoeft er niet voor door te leren om te weten dat je in de gevangenis terechtkomt als je iemand de hersens inslaat, al is dat tegenwoordig niet altijd zeker. Op het gebied van het familierecht hebben we in de maatschappij ook een hoop ervaring, maar als we komen op het terrein van het civiele recht, de wasmachine die lekt en dergelijke zaken, dan blijkt het ineens veel moeilijker te liggen.''
Wanneer je als rechter jaren bezig bent met een eigentijdse benadering, wordt het leuk als je de kans krijgt je kennis en opvattingen op de televisie uit te dragen. “Het is voor een breed publiek mijn vak promoten. Zo zie ik het echt, want juristerij is een vak, geen wetenschap, al schop ik door dit te zeggen tegen schenen aan. Wat ik wil is de kijker thuis laten zien hoe een rechter eigenlijk werkt. Op de televisie ben ik natuurlijk geen echte rechter, maar het gaat toch, net als in de rechtszaal, om het nemen van een bindende beslissing in een conflict tussen mensen. Ik laat zien hoe ik het aanpak. Niet alle rechters werken zo. Er zullen ongetwijfeld veel collega's zijn die mij maar een rare snuiter vinden. Op de televisie gedraag ik mij niet anders dan hier op het kantongerecht.”
Frank Visser wist dat hij zijn nek uitstak toen hij op het verzoek van de NCRV inging. “Nog steeds wordt er met argusogen naar mijn programma gekeken, maar daar laat ik mijn leven niet door beïnvloeden. Het blijft echter moeilijk. Eén verkeerde stap en het is over. Toen ik het eerste seizoen draaide, hoorde ik niets van collega's. Dat was geen goed teken.
Ik hoorde wel eens op recepties, als na een drankje te veel de toon wat hoger werd, dat er over mij werd gepraat. Tegenwoordig komen mensen naar me toe om te zeggen dat ze het een aardig programma vinden. Dat stel ik natuurlijk op prijs, al had ik het nog leuker gevonden als ze dat in het begin hadden gedaan. Het was toen ontzettend spannend. Bij die eerste uitzendingen zat ik met het zweet in mijn handen. Het departement van justitie heeft in een vroeg stadium positief gereageerd. Dat was een enorme stimulans. Toen kon niemand meer zeggen dat ik buiten de pot pies.
Ik heb heel specifieke ideeën over hoe een rechter zich privé moet gedragen. Ik weet dat een heleboel collega's er anders over denken, maar ik vind dat de mensen je dat moeten gunnen als daarmee de wet niet wordt overtreden. Meewerken aan een televisieserie heeft alles met mijn werk te maken, maar het blijft een activiteit die ik strikt scheid van mijn werk bij het kantongerecht. We hebben vakantiekaarten, die vul ik nauwkeurig in. Als ik iets doe voor 'De rijdende rechter' neem ik daar vakantiedagen voor op. Gelukkig hebben we zoveel vakantie dat dat er wel af kan. Als mensen daar problemen mee hebben is dat jammer. Maar ik hoef niet als een grijze muis rond te lopen. Het is toch leuk om op het podium te staan? Dat verlangen deel ik met veel collega's. Als je mensenschuw bent, hoor je niet bij de rechterlijke macht thuis. Dan moet je je in je studeerkamer opsluiten. Er wordt nu algemeen op gelet dat dat soort mensen geen rechter meer wordt.''
Strafzaken krijgen grote publiciteit, maar gewone mensen komen meestal via kleinere zaken met justitie in aanraking. Frank Visser: “Als we het daar verkeerd doen, kweek je een vijand van justitie voor het leven. Mensen moeten in hun waarde worden gelaten. Als ze het idee krijgen dat ze een nummer worden, krijgen ze een kwaad gevoel over justitie en dat is veel erger dan dat een of andere grote boef aan de greep van justitie ontkomt. Zoiets brengt minder schade toe dan kleine dingen die mislopen. De zaken die aan de rijdende rechter worden voorgelegd staan dicht bij het leven van alledag. Wat ik hoop is dat daarbij overkomt dat het recht geen verzameling advocatentrucjes is. Helaas lukken die vaak, maar dat is niet de kern van het recht. Meestal wint toch de partij die hoort te winnen.”
Visser bemoeit zich niet met de voorselectie van de zaken die door de rijdende rechter in behandeling worden genomen. Het moet voor hem als onpartijdige instantie ook een verrassing blijven. In toenemende mate blijken zijn uitspraken een maatschappelijke uitstraling te hebben. Woningbouwverenigingen houden rekening met een uitspraak over Vissers beslissing inzake leeftijdsdiscriminatie. Een uitspraak in een zaak van het Dierenbevrijdingsfront tegen een kreeftenrestaurant op Terschelling wordt in Den Haag betrokken bij een wetswijziging die in de maak is. De rijdende rechter ontwikkelt zich tot een nieuwe loot aan de stam van de Nederlandse rechtspraak.
Frank Visser: “In Nederland is het in principe niet nodig dat een rechter de boer op gaat. Er zijn genoeg gerechtsgebouwen, maar toch is mijn ervaring dat mensen zich thuis, in hun eigen kasteel, anders gedragen dan bij de rechtbank.”
Bij 'De rijdende rechter' gaat het om kwesties die naar de overtuiging van Frank Visser in feite de kantonrechter zou moeten oplossen. “Door de huidige wetgever wordt ons dat onmogelijk gemaakt. Sterker nog, ik vrees dat het in de toekomst nog moeilijker zal worden omdat het streven is gericht op een grootschaliger justitie-apparaat. Dat zal een nieuwe aanval op onze manier van werken betekenen. Dan zullen nog meer mensen tussen de wal en het schip terechtkomen. Wij zijn de juridische huisdokters.
Het kleinschalige zie ik als een grote kracht, ook voor justitie. De nieuwe ontwikkelingen staan haaks op de gedachte dat de mensen op eenvoudige wijze hun problemen opgelost moeten kunnen krijgen. Straks moeten ze allemaal met advocaten naar grote gerechtsgebouwen. De kosten die daarmee zijn gemoeid kunnen veel mensen niet meer opbrengen. Voor huis-, tuin- en keukenproblemen de kantonrechter meer openstellen zou een enorme besparing betekenen, zowel voor de mensen die het zelf moeten betalen als voor de gesubsidieerde rechtshulp.''