Revolutionair als het uitkomt

Saoedi-Arabië gold sinds het begin als de grote tegenstander van de Arabische opstand. Maar nu bepleit het land bewapening van Syrische rebellen. Wat is er gebeurd met de leider van de contrarevolutie?

IRIS LUDEKER

Wie had dat ooit gedacht? Het oerconservatieve Saoedi-Arabië, waar sjeiks en godgeleerden de dienst uitmaken, blijkt groot voorstander van een democratisch, pluralistisch politiek systeem - waarbinnen burgers gelijk zijn, los van hun voorkeuren, etniciteit of geloof. Dat klinkt als goed nieuws voor Saoedische burgers die hun eigen leiders willen kiezen, voor Saoedische vrouwen die zelf willen uitmaken of ze autorijden of niet, of voor Saoedische sjiieten die hun eigen godshuizen willen hebben.

Maar helaas voor hen: Saoedi-Arabië is wel voorstander van een pluralistisch democratisch systeem, maar níet in Saoedi-Arabië. In Syrië moet het gebeuren, als we althans de voornemens van de Arabische Liga mogen geloven. Die club van Arabische landen - met Saoedi-Arabië als voornaam lid - is de afgelopen maanden op de voorgrond getreden bij het zoeken naar een oplossing voor de crisis in Syrië. Eerst stuurden de Arabieren waarnemers, maar dat zorgde niet voor een afname van het geweld. Daarop besloot de Liga, begin dit jaar, dat de Syrische president Basjar Assad moest wijken ten faveure van zijn vicepresident. Diens taak: verkiezingen voorbereiden en Syrië tot een pluralistische democratie maken.

Het plan van de Liga vormde de blauwdruk voor twee VN-resoluties: eentje die in de Veiligheidsraad gevetood werd door Rusland en China; de andere die in de Algemene Vergadering met overweldigende meerderheid werd aangenomen. De grote motor achter de Liga-plannen waren niet Egypte, Tunesië, Libië of Jemen - landen die na volksopstanden een weg zeggen te zoeken naar een pluralistische democratie. Het voortouw namen uitgerekend de autoritair geleide koninkrijken Saoedi-Arabië en Katar.

De twee landen stellen zich uitermate activistisch op, en nemen de andere Arabische landen op sleeptouw. Zo trok Saoedi-Arabië als eerste zijn waarnemers terug, gevolgd door de andere Golfstaten. Daarop schortte de Liga zijn missie op. Bij de recente topontmoeting van de 'Vrienden van Syrië' gingen de oliebaronnen uit Riad en Doha ook weer verder dan wie ook.

Katar pleitte voor het inzetten van vredestroepen in Syrië, en de Saoedische minister van buitenlandse zaken toonde zich een warm voorstander van het bewapenen van de Syrische opstandelingen - iets waar veel westerse landen voor terugschrikken. Volgens sommige analisten stroomt er vanuit Katar en Saoedi-Arabië trouwens al lang en breed financiële en mogelijk ook militaire steun naar de Syrische oppositie.

Dat met name Saoedi-Arabië zich zo actief met Syrië bemoeit, is verrassend. Katar heeft zich vanaf het begin van de Arabische opstand - vorig jaar rond deze tijd - enthousiast voorstander getoond van de revolutionairen in de regio. Nieuwszender Al-Jazeera, nauw verbonden met het Katarese koningshuis, kan door zijn actieve berichtgeving in de begindagen van de opstand in Tunesië zelfs gezien worden als de katalysator van de opstanden.

Maar dat geldt allemaal niet voor Saoedi-Arabië. Aan het begin van wat toen nog de Arabische Lente heette, was het zelfs overduidelijk dat de Saoediërs niet gediend waren van de volksopstanden in Noord-Afrika. Ze kregen daardoor al snel de naam 'contrarevolutionair' te zijn.

"De revolutie van 2011 interpreteerden de Saoediërs in eerste instantie heel negatief", zegt ook Midden-Oosten-kenner Gregory Gause III, hoogleraar politicologie aan de Amerikaanse Universiteit van Vermont. "Hun belangrijkste bondgenoot in de regio was president Moebarak van Egypte." Riad was woedend toen de Amerikanen Moebarak lieten vallen, die vlak daarna af moest treden.

De Saoediërs boden eerder al de verjaagde president Ben Ali van Tunesië onderdak. In Bahrein gingen ze nog een stap verder. In dat eilandje in de Perzische Golf kwam de sjiitische meerderheid van de bevolking in februari 2011 in opstand tegen de soennitische heersers. Saoedische troepen hielpen de Bahreinse sjeik om de opstand met geweld neer te slaan.

"De destabilisering van Bahrein vonden de Saoediërs heel erg bedreigend", stelt Gause. Volgens hem vooral omdat de Saoediërs in Bahrein bang waren voor invloed van Iran - het grote buurland aan de overkant van de Golf dat de sjiieten in Bahrein zou opjutten. Iran geldt als de voornaamste concurrent van Saoedi-Arabië in de strijd om hegemonie in de regio. De strijd tussen de twee heeft ook een religieuze dimensie, en gaat tussen de sjiitsche en soennitische stromingen binnen de islam.

De houding tot Iran is in de loop der tijd meer en meer leidraadgevend geworden voor Riad. "De Saoediërs zijn de gebeurtenissen in de Arabische wereld steeds meer gaan zien door de lens van hun machtsstrijd met Iran", zegt Gause. Zo kwamen ze vanzelf uit bij een actieve opstelling in Syrië: "Want Syrië is Irans belangrijkste Arabische bondgenoot."

De ommezwaai werd bezegeld in augustus van vorig jaar, toen de Saoedische koning Abdoellah het had over de 'moordmachine' die in Syrië tekeerging.

Het was het moment dat Riad definitief afscheid nam van Assad, het sluitstuk van een verwijdering tussen beide regimes die al langer gaande was. De relatie tussen Saoedi-Arabië en Syrië was namelijk niet altijd zo beroerd. Met het regime van vader Hafez Assad had Riad altijd een goede verhouding, ook al knoopte Assad senior na de islamitische revolutie in 1979 vriendschappelijke betrekkingen aan met Iran. "Dat had veel te maken met de alliantie die Saoedi-Arabië in 1973 sloot met Syrië en Egypte (in een - mislukte - poging om de door Israël bezette gebieden te heroveren). Vanaf toen was een goede relatie met Syrië altijd een hoeksteen van het Saoedische beleid", zegt Gause.

Dat veranderde in 2005, toen in Libanon de soennitische ex-premier Rafik Hariri werd vermoord bij een bomaanslag in het centrum van Beiroet. De verdenking ging uit naar het Syrische regime, dat tot dat moment grote invloed had in zijn kleine buurlandje, en geen grote vrienden was met Hariri.

Voor de Saoediërs was de liquidatie een bijna persoonlijk affront: zij beschouwden Rafik Hariri praktisch als een landgenoot. De schatrijke zakenman had zijn fortuin gemaakt in Saoedi-Arabië, waar zijn bouwbedrijf uitgroeide tot de belangrijkste aannemer van de koninklijke familie. Toen Hariri in de jaren tachtig terugkeerde naar Libanon, beschouwde Riad hem als 'Onze man in Beiroet'. "De dood van Hariri in Libanon was een breekpunt in de relatie tussen Saoedi-Arabië en Syrië", zegt Gause. Er kwamen wel weer toenaderingen. "Maar na 2005 is het nooit meer geworden wat het was."

Tegelijkertijd werd de relatie tussen de Saoediërs en Iran slechter en slechter, zegt Gause. Vooral vanaf het moment dat Ahmadinejad in 2005 tot Iraanse president werd verkozen, ging het mis. "Met Rafsanjani en Khatami (de twee Iraanse presidenten tussen 1989 en 2005, red.) had Riad een zakelijke relatie. De Saoediërs hielden niet van de (sjiitische) islamitische revolutie van Khomeini, maar Rafsanjani en Khatami waren niet zo ideologisch. Ahmadinejad wel - met hem kwam er een terugkeer naar de jaren tachtig."

Bovendien hadden de Saoediërs er nog een reden bij gekregen om zich zorgen te maken over Iran. "Door de Amerikaanse invasie in Irak in 2003 was dat land opengegaan als invloedssfeer", zegt Gause. Het verjagen van de soennitische dictator Saddam Hoessein bracht de sjiitische meerderheid aan de macht - waarvan de leiders soms jaren in ballingschap hadden doorgebracht in Iran. Teheran won aanzienlijk aan invloed in de regio.

Zo ontstond er de afgelopen jaren - in ieder geval in de ogen van de Saoediërs - een sjiitisch machtsblok van Iran tot aan de Middellandse Zee. Bondgenoot Assad in Syrië is alawiet (een sjiitische sekte) en in Libanon is de sjiitische Hezbollah een factor van belang. Door in te grijpen in Syrië en zo de soennitische meerderheid daar aan de macht te brengen, willen de Saoediërs deze trend stoppen. Het is in die zin het spiegelbeeld van de situatie in Irak.

Met een diep doorvoeld verlangen naar democratie heeft de Saoedische houding in ieder geval weinig te maken. Gause: "Dat ze oproepen tot verkiezingen is vrij ad hoc, in Syrië verwachten ze dat daardoor een soennitisch regime aan de macht zal komen, dat hun vriendelijker gezind is dan Assad. Maar in Bahrein met zijn sjiitische meerderheid zijn ze tegen eerlijke verkiezingen."

De Saoedische steun voor de Syrische opstand geeft aan dat Riad zich over de situatie in eigen land vrij zeker voelt. Vorig jaar greep de binnenlandse veiligheidsdienst nog preventief in om een opstand in eigen land tegen te houden, en trok de koning miljarden uit om zijn bevolking tevreden te stellen.

"Het directe binnenlandse gevaar is daarmee geweken", stelt hoogleraar politicologie Gause. Hij denkt ook niet dat de Saoediërs een paard van Troje binnenhalen door zich in de regio als pleitbezorger van democratie op te stellen. Althans, niet in de nabije toekomst. "Natuurlijk is het zo dat hoe meer democratische systemen er zijn, hoe moeilijker het wordt voor het Saoedische systeem. Maar dat is een probleem voor de lange termijn."

Gregory Gause
Gregory Gause III is hoogleraar politicologie aan de Amerikaanse Universiteit van Vermont. Hij publiceert regelmatig over de Golfregio in bladen als Foreign Policy en Foreign Affairs, en is auteur van The International Politics of the Persian Gulf (Cambridge University Press, 2009).

undefined

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden