Rembrandt etste zijn Maria’s en leeuwen steeds geraffineerder
Op de valreep van het lopende Rembrandt-jaar krijgen zijn prenten de erkenning die ze toekomt. Tentoonstellingen in Boijmans van Beuningen en het Bijbels Museum tonen Rembrandt als vernieuwer.
De enorme belangstelling voor Rembrandt als schilder heeft het onderzoek naar zijn werken op papier altijd verre overtroffen. Een typerend voorbeeld daarvan: het Rembrandt Research Project was al jarenlang bezig met het kwalificeren van de schilderijen toen men besloot om ook de werken op papier op hun technische merites te bekijken. Het bleef bij een particulier initiatief, wat de liefhebbers van Rembrandts prentkunst enigszins verweesd moet hebben achtergelaten.
Gelukkig dat er nu een heus Rembrandtjaar is, waar ook de kleinere musea met beperkte middelen naar hartelust aan mee kunnen doen. Zo kwam de prentkunst al eerder in beeld in onder andere het Rembrandthuis in Amsterdam en Teylers Museum in Haarlem. Op de valreep -het Rembrandtjaar is zijn laatste kwartaal ingegaan- voegen zich daar nu het Bijbels Museum in Amsterdam en Boijmans Van Beuningen in Rotterdam bij.
De presentaties overlappen elkaar enigszins, maar bewijzen hun bestaansrecht omdat hun invalshoek onderling verschilt. Het Bijbels Museum doet zijn naam recht aan door Rembrandt te tonen in relatie tot al zijn etsen die hij naar bijbelse thema’s heeft gemaakt. Alle werken op papier voor deze tentoonstelling komen uit andere musea, zelf bezit het museum geen snippertje.
Dat ligt anders in Boijmans Van Beuningen. Het Rotterdamse museum beschikt over een van de grootste ’Rembrandt op papier’-collecties in Nederland, alleen te vergelijken met die van het Rijksprentenkabinet van het Rijksmuseum en Teylers Museum. Voor ’Rembrandts Passie’ hoefde Boijmans alleen uit eigen bezit te putten. Om dit rijke bezit enigszins af te perken, werd gekozen voor Rembrandts etsen met het Nieuwe Testament als onderwerp. Maar Boijmans hangt er ook nog een overzicht van de ontwikkelingen in de zestiende- en zeventiende-eeuwse prentkunst in Nederland bij.
Dat het Rembrandt (1606-1669) menens was om de bijbelse thema’s op een serieuze wijze te verbeelden, blijkt uit het hoge aantal keren dat hij het onderwerp ter hand heeft genomen. Uit een inventarisatie van het Bijbels Museum blijkt dat het Oude Testament een kleine twintig keer aanleiding voor een ets was, tegen maar liefst veertig etsen die aan het Nieuwe Testament zijn ontleend.
Wat het aantal schilderijen betreft met een bijbels thema als hoofdonderwerp, laten de cijfers een ander beeld zien: als ’verteller’ van verhalen uit het Oude Testament was de schilder Rembrandt veel geliefder. Die leenden zich natuurlijk ook beter voor een barokke uitbeelding. Voor altaarschilderingen en grote passiestukken was daarentegen vrijwel geen markt.
Waarschijnlijk heeft het feit dat de etsen meestal een functionele toepassing hebben gekregen, een rol gespeeld bij de onderwerpkeus. Christus’ leven, maar ook zijn lijden en sterven, zijn onderwerpen die de beschouwer als het ware op de hand wilde leren lezen. Ze waren en zijn eigenlijk nog steeds een geliefd gebruiksmiddel om ze bij de letterlijke tekst van de Bijbel af te beelden. Dat gold zeker voor de geloofsbeleving van de protestanten. Die beschikten al in Rembrandts tijd over een vergaande kennis van de Heilige Schrift, in het bijzonder van het Nieuwe Testament.
Rembrandt ontleende zijn religieuze verbeeldingen overigens niet uitsluitend aan de Bijbel. Ook heiligen en onderwerpen uit bijzondere spirituele teksten mocht hij graag uitbeelden. Zo werkte hij verspreid over een groot aantal jaren aan een serie beelden waarin de heilige Hieronymus de hoofdrol speelt. Kennelijk was dit al een held voor hem uit zijn jeugd. De eerste keer dat hij deze vroege kerkvader in een ets centraal zet, is in 1629, als hij dus nog maar 23 jaar oud is. Het aardige is dat je aan de hand van deze serie heel mooi zijn technische vorderingen kunt volgen. Vergelijk maar de stuntelige leeuw die gespannen naar Hieronymus in gebed staart. Hetzelfde beest keert veel behendiger getekend terug als Rembrandt Hieronymus omstreeks 1634 in de wildernis situeert. In 1654 slaagt hij er in om de kijker over de rug van de leeuw het landschap te laten inkijken, terwijl de leeuw zelf zijn kop wendt naar Hieronymus die op dat moment in een Italiaans aandoend landschap verkeert. Van enige interactie tussen dier en mens is geen sprake.
Dat zou er op kunnen duiden dat Rembrandt hier alleen maar losse onderdelen in een verder niet al te samenhangende context wil tonen. Wilde hij elk gegeven in zo’n voorstelling op zijn eigen beeldende kracht onderzoeken, ook om er wisselende effecten mee te bereiken? De leeuw bijvoorbeeld wordt steeds geraffineerder uitgebeeld, wint voortdurend aan realisme, zonder dat de voorstelling als geheel daarmee wint.
Iets dergelijks gaat ook op als Jezus’ moeder centraal wordt geplaatst. Maria roept in de optiek van Rembrandt op tot mede-lijden om het verlies van haar Zoon. Ze oogt niet zo zeer smartelijk, zoals bij Hendrick Goltzius het geval is, maar schrompelt ineen tot een deerniswekkend moedertje dat haar liefste bezit ontvalt. Ook hier valt op dat Rembrandt het onderwerp gedurende een lange periode trouw blijft. De ’Madonna in de wolken’ dateert uit 1641 (toen Rembrandt aan een lange reeks van geschilderde portretten begon) en het is de eerste en tevens enige keer dat hij aan deze ets werkt. Door het ontbreken van volgende staten moet je wel tot de conclusie komen dat de technische uitwerking hem goed moet zijn bevallen. Hij zag althans dat er geen reden was om het over te doen (zie bijvoorbeeld de Ecce Homo die door Rembrandt acht keer werd bewerkt).
Dertien jaar later zal hij Maria nog twee keer uitbeelden. Opvallend is het kleine formaat waarin Rembrandt deze voorstellingen plaatst. Vooral als je ziet dat de allerlaatste voorstelling van Maria (in dit geval met kind, kat en slang) in feite een volgepropt interieur is dat zich ondanks het smalle formaat heel goed laat ’lezen’. Het zal duidelijk zijn dat Rembrandt ook als graficus zijn technische kunnen wilde beproeven. Hij deed dat zijn leven lang. En al was hij niet van meet af aan zo geniaal, een vernieuwer die niet bij zijn eerste verdiensten wilde blijven stilstaan, was hij zeker.