Religie en geweld
De islam is in wezen vredelievend, vindt Karen Armstrong. James Noyes laat zien waarom gelovigen beelden verwoesten.
Is religie de oorzaak van alle geweld in de wereld? Weinigen zullen deze boude bewering durven verdedigen. Maar dat religie de hoofdschuldige is, is in het seculiere Westen een gemeenplaats geworden. Met meer dan zeshonderd pagina's gaat Karen Armstrong deze stelling te lijf in haar nieuwste boek 'In naam van God. Religie en geweld'.
De Britse schrijfster heeft met haar bestsellers wereldbekendheid gekregen en veel werk van haar is ook in het Nederlands uitgekomen, onder meer 'Jeruzalem. Een geschiedenis van de Heilige Stad' (1996), 'Een geschiedenis van God' (2003) en 'Islam. Geschiedenis van een wereldgodsdienst' (2005).
Dit nieuwe boek gaat wel over heel veel. Armstrong begint in de Oudheid van Mesopotamië en komt via India en China terug in deze contreien en behandelt vervolgens doen en denken van de Joden, het opkomende christendom en de geschiedenis van de Byzantijnen. Vervolgens komt de islam aan de orde, waarbij kruistocht en jihad uitvoerig besproken worden. In het laatste deel ('Moderniteit') gaat ze in op het begrip 'religie', het proces van secularisatie in het Westen en het verzet van de godsdiensten daartegen, en laat het betoog uitmonden in een bespreking van de huidige, wereldwijde jihad.
Dat had allemaal ook wel wat korter gekund om toch de punten te maken waar het de auteur om gaat. Niet elke veldslag uit de Dertigjarige Oorlog hoef je te behandelen om te bewijzen dat deze strijd een keerpunt in het Europese denken over staat en religie betekende.
Armstrong biedt wel iets. Ze laat zien dat religie in premoderne samenlevingen nooit iets is naast samenleving en politiek, maar er onlosmakelijk mee verbonden is. Ze illustreert met vele voorbeelden dat de grote slachtpartijen en genocides door seculiere regimes zijn aangericht: de Eerste en Tweede Wereldoorlog, het terreurbewind van Stalin en dat van Mao, de Armeense genocide. Ze toont verder aan dat de scheiding van kerk en staat geen garantie is voor een vredelievende wereld. Nooit is Europa meer gemilitariseerd dan ten tijde van de seculiere natiestaten van na de Franse Revolutie.
In zekere zin is dit boek een verdediging van de religie. Niet van een bepaalde religie, maar van een religieuze attitude die zich volgens Armstrong kenmerkt door een besef van het heilige. Als deze 'overtuiging die centraal in de traditionele religies staat' verloren gaat, kunnen we volgens haar uitkomen bij de Holocaust. Lang domineerde in de menswetenschappen de visie dat religie een oneigenlijke categorie in het mens-zijn is die wel verdwijnen zou zodra de basisbehoeften gestild waren. Armstrong bestrijdt dat.
Objectief-wetenschappelijk probeert dit boek niet te zijn. De auteur kiest positie. Soms wat erg duidelijk. Als ze de vroege kerk beschrijft heet het: "Helaas ontwikkelde het christendom een bijzondere hang naar intellectuele conformiteit ... ." De waardeoordelen over de islam (de echte islam, niet die van islamisten) vallen trouwens weer positief uit. Zo getuigt de sharia van het ideaal van gelijkheid en waren de plegers van 9/11 geen goede moslims.
Deze voorkeur is echter nog geen vrijbrief voor het debiteren van kennelijke onwaarheden. Zo stelt Armstrong dat de Profeet ongewapend naar Mekka optrok en het zonder strijd in handen kreeg, maar het is bij Ibn Ishaq, de oudste verzamelaar van Mohammedbiografieën (achtste eeuw), te lezen dat er wel bloed vloeide. En leefden de moslims, joden en christenen in Spanje altijd vredig naast elkaar vóór de verovering door de christenen? Weet Armstrong niet dat de familie van de joodse filosoof Maimonides uit Spanje moest vluchten omdat ze zich niet tot de islam wilde bekeren?
Het toppunt van feitenverdraaiing is het hanteren van een Gallup-rapport dat zou bewijzen dat na de aanslagen van 9/11 slechts 7 procent van de islamitische wereldbevolking deze terreurdaad goedkeurde en dus 93 procent die afkeurde. Maar het rapport zegt dat 7 procent van de wereldwijde moslimbevolking de aanslagen 'completely justified' vond en dat daarnaast nog 30 procent ze in wat mindere mate goedkeurde. Dat betekent dat er op deze wereld bijna een half miljard moslims rondlopen die dit geweld min of meer aanvaarden en dat miljoenen kinderen in elk geval mentaal worden voorbereid op de jihad. Naast hen leven nog miljoenen niet-moslims die bereid zijn gemanipuleerde cijfers te vertrouwen, onder wie schrijvers van naam zoals Karen Armstrong.
Als moslims onredelijk geweld plegen,
verklaart de schrijfster dat als geweld van de underdog. Moslims zijn vaak aangevallen, door de Mongolen, kruisvaarders en westerse koloniale machten. Haar terminologie verraadt veel: 'westerse imperialistische agressie' wordt in 'vrijheidsretoriek verhuld', maar moslims die aanvalsplannen hebben, gaat het erom hun 'droom te verwezenlijken van de herovering van alle verloren moslimgebieden'.
Armstrong wordt niet moe om te zeggen dat de islam 'in wezen' een vredelievende religie is. Daarmee maakt ze het zichzelf wel makkelijk: alles wat niet vredelievend is, valt buiten de 'echte islam'. Maar staat het feit dat Mohammed een aantal Joodse stammen liet uitroeien helemaal los van het huidige islamitisch antisemitisme? Hij is voor moslims toch de identificatiefiguur bij uitstek? En waar wordt in de moslimwereld kritisch nagedacht over de stormachtige veroveringen van de Profeet en zijn opvolgers, de 'rechtgeleide' Kaliefen?
Hoe rechtgeleid waren die Kaliefen - en door wie - als ze zich permitteerden de halve wereld met wapengeweld onder de voet te lopen? Toegegeven, de christenen in Europa waren nog agressiever, maar toch, waar is in de islamitische wereld een kritische doordenking van veroveringsoorlogen, al dan niet in naam van Allah? Dat alles komt bij Armstrong niet aan de orde, het past gewoon niet in haar denkraam.
De vertaler laat trouwens ook steken vallen. Hij hoort toch te weten dat we in het Nederlands niet spreken over de 'Diet', maar over de Rijksdag van Worms. Komisch is zijn vertaling van de National Council of Churches in Amerika: 'de Amerikaanse Kerkenraad'. Hij zal de Raad van Kerken bedoelen, want 'kerkenraad' is een typisch plaatselijke grootheid.
Een ander soort van religieus geweld bespreekt James Noyes. Hij heeft het over het iconoclasme, oftewel beeldenstorm, bekend zowel in het christendom als in de islam. Zijn studie 'The Politics of Iconoclasm. Religion, Violence and the Culture of Image-Breaking in Christianity and Islam', is niet voor een breed publiek geschreven. Het boek gaat gedeeltelijk over de thema's die ook bij Armstrong aan de orde komen, maar vergeleken met haar biedt Noyes meer over minder.
Over actualiteit hoeft de schrijver niet te klagen. In 1993 werd de Ferhadija-moskee in Bosnië vernield, de reusachtige boeddabeelden in het Afghaanse Bamiyan gingen eraan in 2001, de kathedraal van Bagdad volgde in 2010 en de islamitische graftombes van Timboektoe waren in 2012 het slachtoffer van beeldenbrekerij.
Noyes zet in met een bespreking van de protestantse beeldenstorm in het zestiende-eeuwse Genève. Dan analyseert hij het religieus geweld van het wahabisme op het Arabische schiereiland twee eeuwen later. Zo kan hij spreken van prototypen van beeldenstorm. Daar blijft het niet bij, want vervolgens komen aan de orde de beeldenbrekerij tijdens de Franse Revolutie, het protest van de futuristen in Venetië tegen de filosofie van het heden als restant van het verleden, het iconoclasme in de Tweede Wereldoorlog en de Balkanoorlogen, en recente vernieling van religieuze symbolen.
Voor calvinisten is dit geen leuk boek. Omdat het calvinisme volgens Noyes inzette zoals de extreme islam ook begon: met het breken van beelden. De vergelijking slaat wel ergens op. De islam, en zeker de soennitische islam, kent, net als het calvinisme, puriteinse tendensen. Als de arabist Marcel Kurpershoek in Saudi-Arabië zijn godsdienst moet noemen, biedt het protestantisme uitkomst: hij presenteert zichzelf als 'brutestanti' en niet als rooms-katholiek. Protestanten houden evenmin als soennieten van vrome tierlantijnen. Abd al-Wahhib beriep zich, net als Calvijn, op de Heilige Schrift, al was het een andere Schrift. Beiden beweerden terug te gaan tot het zuivere begin van hun beweging. Beelden getuigen volgens beiden niet van een juist begrip van God. In hun visie is een beeld of ander cultusvoorwerp ook altijd symbool van macht, namelijk van de heersende religieuze en wereldlijke machthebbers. In Genève ging de strijd tegen de politieke macht van Savoye, en Abd al-Wahhib verzette zich tegen het Ottomaanse rijk dat de ware islam verkwanseld had. Beeldenbrekerij is ook altijd een daad van opstand, verzet tegen de macht, en zo zullen we het volgens Noyes ook in haar moderne uitingen moeten interpreteren.
De auteur wil laten zien dat iconoclasme geen zaak van het verleden is, maar als een grondpatroon regelmatig terugkeert binnen al dan niet religieuze bewegingen. De moderne parallellen zijn echter niet geheel overtuigend. Te weinig maakt hij onderscheid tussen puriteinse reformistische bewegingen binnen een religie en aanvallen van de ene groep gelovigen op de cultusvoorwerpen van de andere. Christenen die in Bosnië moskeeën in brand staken, deden wezenlijk iets anders dan protestanten die in Genève hun eigen kerk van beelden ontdeden. Daar ging het om hervorming van de eigen traditie, in Bosnië om het vernederen en uitschakelen van de vijand door hem in zijn religie te raken.
Karen Armstrong: In naam van God. Religie en Geweld. (Fields of Blood. Religion and the History of Violence) Vertaald door Albert Witteveen. De Bezige Bij, 548 blz., euro 29,90
James Noyes: The Politics of Iconoclasm. Religion, Violence and the Culture of Image- Breaking in Christianity and Islam. I.B. Tauris, Londen; 235 blz., euro 79,30
De verwoeste Amir Tadros-kerk in Minya, Egypte (augustus 2013). Volgens christenen was de actie het werk van aanhangers van de toen net afgezette president Mohamed Morsi, voorman van de Moslimbroederschap, .
undefined