Reis naar een graf dat geen graf is

De spoorrails bij het voormalige concentratiekamp Sobibor, bekend als de Rampe. Beeld HH
De spoorrails bij het voormalige concentratiekamp Sobibor, bekend als de Rampe.Beeld HH

Lang had Noor Hellmann de moed niet zich te verdiepen in het lot van haar grootvader. Dit jaar bezocht ze de plek waar hij om het leven kwam, het concentratiekamp Sobibor in Polen. Een persoonlijk verslag.

Noor Hellmann

De pekinees met zijn fijn gepenseelde vacht en parmantig gekrulde staart staat sinds kort op de secretaire van mijn ouders. Ruim zeventig jaar geleden figuurzaagde mijn grootvader Bernhard het hondje voor zijn buurjongen Leo, die vijf jaar ouder was dan zijn eigen zoon Paul, mijn vader. Toen mijn vader en de buurjongen van weleer elkaar een paar jaar geleden terugzagen, liet Leo hem het hondje zien en beloofde: "Zolang ik leef houd ik hem maar, daarna is hij voor jou."

Nu Sousah, zoals hij heet, onlangs in ons bezit is gekomen, oogt zijn aanblik op de bureaukast vertrouwd, alsof hij er altijd is geweest. Het met uiterste precisie vervaardigde en beschilderde houtsnijwerk doet denken aan Bernhards amfibieën, insecten en planten die de lamp sierden in mijn kinderkamer en later in die van onze kinderen. De dierenfiguren en de bloemen behoren, net als de pekinees, tot de weinige tastbare herinneringen aan een grootvader die ik nooit heb gekend, omdat hij 21 jaar voor mijn geboorte stierf. Zijn leven eindigde abrupt op 2 april 1943, in Sobibor. Hij was 39 jaar.

Textielfabriek
Zijn verhaal kende ik. Bernhard Wolfgang Hellmann, oudste zoon van geassimileerde Joodse ouders die in de eerste decennia van de vorige eeuw deel uitmaakten van de economische en culturele elite van Wenen, kwam begin jaren dertig naar Nederland om werkervaring op te doen bij een Rotterdamse im- en exportfirma van textiel. Als hij zich bij deze relatie van zijn vader voldoende in het vak had bekwaamd zou hij, zo was het idee, terugkeren naar Oostenrijk om de textielfabriek van zijn vader over te nemen. Daarmee begon hij aan een carrière die zijn ouders voor hem hadden uitgedacht en liet hij zijn eigen wens om bioloog te worden varen.

In Nederland trouwde hij met een Nederlands-Joodse vrouw waarna, in 1935, Paul werd geboren. Het gezin woonde in Rotterdam totdat in 1942 ieder van hen op een ander adres moest onderduiken. Bernhard verschool zich enige tijd bij een boer in Ede, waar hij echter na een anonieme tip in maart 1943 werd opgepakt. Na nog geen week in Westerbork ging hij op 30 maart als Häftling mee op het vijfde transport naar Sobibor, samen met 1251 anderen, zoals valt op te maken uit de betreffende transportlijst in het standaardwerk 'Vernietigingskamp Sobibor' van Jules Schelvis. Daar, in een oostelijke uithoek van Polen, is hij na aankomst op 2 april vergast.

Sobibor, Polen. Beeld Flickr/Emmanuel DYAN
Sobibor, Polen.Beeld Flickr/Emmanuel DYAN

Lang stond Schelvis' 'Vernietigingskamp Sobibor' ongelezen in mijn kast. Mij ontbrak de moed om me te verdiepen in de details van de verschrikkingen die daar hadden plaatsgevonden. Pas toen mijn vader een van de medeaanklagers was in het proces tegen Ivan Demjanjuk, de voormalige Oekraïense kampbewaker die van november 2009 tot mei 2011 in München terechtstond voor medeplichtigheid aan de moord op 28.000 Joden in Sobibor, kwam ik ertoe het boek te gaan lezen. Ik begon me met groeiende zekerheid te realiseren dat ik het kamp - of wat daarvan rest - wilde bezoeken en de steen wilde zien die mijn ouders daar in de Gedenklaan voor Bernhard hadden laten plaatsen.

Onterechte huiver
Dit jaar kreeg het voornemen vaste contouren. We besloten samen te gaan, mijn ouders, mijn broer en ik, en ons aan te sluiten bij een jaarlijks door Stichting Sobibor georganiseerde herdenkingsreis. Een ongewone ervaring in alle opzichten, dat stond bij voorbaat vast. Het was een eeuwigheid geleden dat we voor het laatst als gezin op reis waren geweest en nooit eerder had ik me aangesloten bij een groepsreis. Hoe zou dat zijn? Het leek me niets voor mij.

De huiver bleek niet terecht. Alle deelnemers, variërend in leeftijd van 22 tot 82 jaar, ondernamen de reis om stil te staan bij het verlies van soms vele tientallen familieleden en niet-familieleden, van dierbaren en verwanten. Dat gemeenschappelijke doel zorgde al in de bus die ons op het vliegveld van Warschau opwachtte en ons vier dagen zou rondrijden, voor een gevoel van verwantschap. Onderweg en tijdens de maaltijden luisterden we naar elkaars verhalen. Verhalen vol pijn en verdriet, maar gelachen werd er ook.

Tweemaal bezoeken we Sobibor. De eerste keer om met elkaar te herdenken; de tweede dag worden we, in het kader van Holocaust Memorial Day die in Polen de dag ervoor plaatsvond, vergezeld door middelbare scholieren uit Lublin. Tweemaal rijdt onze chauffeur in voorzichtig tempo over een doodstille eenbaansweg door een dunbevolkt, moerasachtig bosgebied waar naald- en loofbomen in het water staan. We passeren kerkhoven vol spookachtige witte schimmen: percelen met enkel stakerige stammen van dode berken. Naarmate we het kamp naderen, verstomen onze gesprekken. Onder een kille, bewolkte hemel waaruit af en toe regen valt, stappen we de eerste dag uit. We zijn de enige bezoekers.

Met een gevoel alsof mijn adem wordt afgesneden, herken ik waarover ik al vaak had gelezen of wat ik als televisiebeelden heb gezien. De spoorrails die in de verte tussen de bomen verdwijnen, de Rampe, verweerd en met gras tussen de betonplaten, het bord Sobibor. De voormalige kampcommandantswoning staat er zeventig jaar na de oorlog vriendelijk groen geschilderd bij.

Oude commandantswoning
Dan een onthutsende constatering: het huis is bewoond. Een man werkt in de tuin, een schommel wiegt zachtjes in de wind. Ook de huizen ernaast en aan de overkant van het spoor - wat is er eigenlijk veel bebouwing! - zijn bewoond. Hoe kan dat? Wie kiest voor deze plek met zo'n belast verleden?

Volgens Maarten Eddes, onze reisleider en voorzitter van Stichting Sobibor, zijn de bewoners van de oude commandantswoning betrokken mensen die met zorg het terrein onderhouden.

De fundamenten van de acht gaskamers in Lager 3, die vorig jaar bij archeologische opgravingen zijn blootgelegd, blijken tijdelijk met landbouwplastic afgedekt om ze te beschermen tegen weersinvloeden. Binnenkort zullen er glasplaten overheen komen. Het grote bronzen beeld dat er vlak naast stond, is weggehaald, de enigszins afgebrokkelde sokkel nog niet. De rechthoekige schoorsteen die later als symbool van de verbrandingsovens is neergezet, staat er nog, maar zal worden afgebroken.

Aan de andere kant van het open veld ligt de monumentale asheuvel die met kiezelstenen is bedekt. Hier verzamelen we ons voor de herdenking.

Vredige rust
Het kaddisjgebed wordt uitgesproken; wie daartoe de behoefte voelt, stapt naar voren om de namen van verloren familieleden te noemen en we luisteren met betraande ogen naar een eerder opgenomen Fins lied over een verdwaald eendje, gezongen door ontroerend ijle meisjesstemmen.

Tijdens de twee minuten stilte ademt de omgeving een vredige rust. Vogels kwinkeleren, dennen ruisen. Een schuldig landschap dat zich van geen kwaad bewust is. Dat hier ooit in anderhalf jaar tijd ongeveer 170.000 mensen - van wie een derde uit Nederland gedeporteerde Joden - op zo'n gruwelijke manier de dood zijn ingejaagd is letterlijk onvoorstelbaar.

Na afloop wandelen we terug over de Gedenklaan. Daar, onder de takken van jonge aanplant, liggen inmiddels zo'n 250 stenen, voorzien van naamplaatjes en vaak een persoonlijke tekst. We kijken en lezen, wijzen elkaar op namen die we kennen en zoeken de steen van onze dierbaren om er een kaars bij te branden.

Bijna aan het begin van de laan vinden we Bernhards steen. Er zit groene aanslag op het naambordje. Met een zakdoek poetsen we het zo goed mogelijk schoon. En we leggen enkele kiezelsteentjes neer. Staand bij de steen denk ik aan mijn onbekende grootvader - een zachtaardige en tamelijk verlegen man, volgens de verhalen - en als zo vaak vraag ik me af of we het samen goed hadden kunnen vinden.

Zijn met zichtbare toewijding gemaakte dierenfiguren zijn er nog, ze hebben niets van hun oorspronkelijke glans verloren. De creatieve handigheid van Bernhard missen wij een beetje, maar op subtiele wijze lijkt zijn tekentalent te zijn overgedragen op mijn jongste dochter, zijn achterkleindochter, die met haar broer en zus misschien ook eens de reis zal maken naar zijn graf dat geen graf is.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden