Rebels in het China vóór Mao
Fang Hongjian is een heerlijk karakterloze jongeman
De Chinese schrijver Qian Zhongshu (1910-1998) werd tijdens de donkere jaren van het Mao-bewind uit de literatuur weggeretoucheerd. Inmiddels zijn de bordjes verhangen en is Qian gelukkig weer van top tot teen in beeld. De geschiedenis kun je, zelfs in een dictatuur, nooit helemaal naar je hand zetten. Qians belangrijkste roman, 'Belegerde vesting', dateert van 1947 en is volgens vertaler Mark Leenhouts tegenwoordig 'een boek dat elke Chinees kent'.
En er zijn nogal wat Chinezen, dus werd het onderhand tijd dat ook wij kennis kunnen nemen van deze fraaie psychologische komedie over menselijke zwakheden die van alle tijden zijn.
Het verhaal speelt zich af in de jaren dertig van de vorige eeuw, ook in China een bewogen periode. De Japanners waren het land binnengevallen en oefenden een moorddadig bewind uit. Bij de slachting in Nanking, eind 1937, brachten zij binnen zes weken mogelijkerwijs tot driehonderdduizend mensen om het leven. Het is tegen die wrange achtergrond, dat deze meeslepende roman zich afspeelt.
De lezer volgt het wedervaren van de jonge, opportunistische en heerlijk karakterloze jongeman Fang Hongjian. Het meisje met wie hij verloofd was, is overleden, maar zijn ex-aanstaande schoonouders bieden Hongjian de gelegenheid in Europa te studeren. Daar hangt hij op hun kosten een paar jaar de boemelbaron uit. Maar hij kan natuurlijk niet met lege handen naar China weerkeren, en hij weet kort voor zijn thuisreis een vervalste doctoraalbul te ritselen.
Het verhaal valt in drie grote stukken uiteen. Als het boek begint, vaart Hongjian op een Franse pakketboot naar zijn vaderland terug. In het algemeen geflirt waarmee de verveling aan boord wordt bestreden, blaast hij zijn partij duchtig mee. Thuisgekomen aanvaardt hij, overigens weinig gemotiveerd, een betrekking bij het bedrijf waar zijn ex-aanstaande schoonvader werkt.
Via een vriend krijgt Hongjian vervolgens, mede dankzij zijn fameuze diploma, een aanstelling aan de pas opgerichte Driebondenuniversiteit, diep in het binnenland, veilig ver van de oorlogshandelingen. De beschrijving van de reis erheen, vol ongemakken, regelrechte ontberingen en onverwachte gebeurtenissen, is een hoogtepunt van het boek. En de daaropvolgende aaneenschakeling van universitaire intriges zou in W.F. Hermans' 'Onder professoren' niet hebben misstaan.
Weinig wilskrachtig als Hongjian is, laat hij zich tenslotte een huwelijk met een universiteitsmedewerkster inrommelen. Hij ontdekt in de daaropvolgende maanden de juistheid van de Franse zegswijze dat het huwelijk is als een belegerde vesting: wie buiten staat, wil erin en wie binnen zit, wil eruit. De beschrijvingen van de echtelijke ruzies, vol steken onder water en geraffineerde uitingen van kwade trouw, vormen een tweede hoogtepunt van het boek, dat eindigt met de instorting van deze belegerde veste.
Hongjian is niet de enige die het met de gangbare fatsoensnormen niet zo nauw neemt. Bijna niemand in het boek deugt. Ouders, schoonfamilie, vrienden en vriendinnen, reisgezellen, collega's, echtgenoten - vrijwel iedereen heeft een verborgen agenda, jaagt op geld en aanzien, liegt en deinst voor weinig terug om een zo groot mogelijke punt van de taart des levens te bemachtigen. Het knapst komt dat tot uitdrukking in de dialogen. Die zijn een genot om te lezen. In bijna elke - altijd op beleefde toon gestelde - vraag schuilt een valstrik. De antwoorden bevatten op hun beurt een keur aan insinuaties. Net-niet-leuke, vernederende grapjes brengen menigeen in verlegenheid. Er wordt voortdurend toneel gespeeld: "De gelegenheidsfrasen stroomden vanuit zijn oren vlotjes door naar zijn mond, zonder enig oponthoud in de hersenen." Niet vaak zag ik de valkuilen van het sociaal verkeer zo mooi beschreven. Valt er even niets te intrigeren, dan is de aardigheid er overigens ook meteen af: "De rest van het gesprek deed denken aan het reanimeren van een al opgegeven drenkeling."
De tafelmanieren tijdens die gesprekken doen denken aan die van het koekjesmonster uit Sesamstraat: er wordt onbekommerd met volle mond geconverseerd. Daarnaast maken we kennis met een zekere juffrouw Fan, "normaal toch zo verfijnd en goed opgevoed dat ze de draadjes van het vlees het liefst uitspuugde."
Ook in zijn vergelijkingen toont Qian zich een rasschrijver. Wanneer zijn hoofdpersoon honger heeft, voelt hij zich 'als een aktetas zonder papieren erin'. Boekt iemand een kleine overwinning, dan staat er: "God moest op dat moment spijt hebben gehad dat hij de mens geen kwispelstaart had gegeven." En elders lezen we: "Mama Li vloog de kamer binnen, in haar dikke kleren leek ze wel een gewatteerde kanonskogel."
Maar het is niet louter karikatuur en leedvermaak wat de klok slaat. Wanneer Qian niet meer dan een komedie had willen schrijven, dan had hij de diplomazwendel vast aangegrepen voor wilde verwikkelingen en misverstanden. In plaats daarvan voelt de lezer echter steeds het mededogen van de schrijver met zijn personages.
Die personages bedriegen en complotteren weliswaar dat het een aard heeft, maar zij doen dat omdat zij zich, in een ongewisse tijd, een plaatsje onder de zon willen verwerven met de enige middelen die hun ten dienste staan. Om in een grotendeels door ouders en etiquette bepaald bestaan, hun leven enigermate op hun eigen voorwaarden te kunnen inrichten. Daardoor behouden zij, bij al hun ondeugden, toch steeds de sympathie van de lezer.
In zijn vertaling heeft Mark Leenhouts gekozen voor een zeer eigentijds Nederlands. Het boek leest daardoor als een trein, maar ik keek er wel van op om Chinezen van voor de Tweede Wereldoorlog dingen horen zeggen als "Je wilt niet weten wat ze allemaal uitspookte" en 'Zeker weten' - een uitdrukking die pas aan het eind van de jaren tachtig van de vorige eeuw in zwang is gekomen. Ook voor kniesoren is dat echter een geringe prijs voor een zo meeslepend verhaal.
Het is lang geleden dat ik om een roman zo aanhoudend heb moeten gniffelen, gnuiven en grinniken. Laat u dus niet misleiden door de omslagillustratie. Die belooft een sentimenteel liefdesverhaal vol hartstocht, passie en jaloezie. Maar dat is wel het laatste wat dit boek is.
'Belegerde vesting' is een meeslepende en sprankelende, tijdloze satire, geschreven in een tintelende, zeer persoonlijke stijl, vervuld van een illusieloos maar genereus en al half vergevend mededogen.
Qian Zhongshu: Belegerde vesting. Uit het Chinees vertaald en van een nawoord voorzien door Mark Leenhouts. Athenaeum-Polak& Van Gennep, Amsterdam; 479 blz. euro 24,95
Poster uit pre-communistisch China, bedoeld om westerse producten aan de Chinezen te slijten. De illustratie toont een uitgaansgelegenheid in het Shanghai van de jaren twintig.
undefined