Radicaal bleef hij en niet voor de lol
'Al las u Trouw, dan zou ik uw kind nóg dopen.“ Een gevleugeld woord van de Amsterdamse dominee H.A.Visser, bestemd voor een Jordanees, abonnee van het communistische dagblad De Waarheid, die meende dat zijn kind daarom het sacrament in de Westerkerk zou worden onthouden.
Het dateert uit de tijd dat Visser met de Doorbraak meeging, zoals de exodus naar de SDAP (later PvdA) in de jaren veertig heette, en Trouw nog alles verketterde wat niet anti-revolutionair of althans confessioneel was. Het is allemaal goed gekomen. Het in de jaren zestig vernieuwde Trouw werd het lijfblad van Visser, die dinsdag op 94-jarige leeftijd overleed, en de krant prees hem als dominee van de Wester zo niet de hemel dan toch de toptien van Nederlandse pastores in.
Dat de kerk die hij graag 'de mooiste van Nederland' noemde, niet het terminale lot van zoveel andere in het hart van Amsterdam onderging, was “uitsluitend en alleen aan Visser te danken“, schreef zijn opvolger Nico ter Linden. Tot uit Groningen en Enschede trokken heilbegerigen en muziekliefhebbers naar Vissers diensten 'voor heel Amsterdam' (1947-1977) en de Bach-cantates van het door hem opgerichte Westerkerkkoor. Gastpredikanten uit Duitsland - onder wie Sölle, Niemöller, Dibelius en Lilje - nuanceerden er de blik van menigeen op het land van de voormalige bezetter.
Drie pijlers had zijn werk, zei Visser zelf: prediking ('Het moet echt zijn, geen stunts, en iedereen moet het kunnen volgen'), pastoraat (inclusief tien wekelijkse spreekuren en een brief op de huwelijksverjaardag voor eenieder die hij getrouwd had) en vorming. Gevoel voor publiciteit was een ongenoemde vierde. Traditioneel huisbezoek - hij prefeerde de term 'huiszoeking' - situeerde hij in een voorbije patriarchale tijd. Trouwens, “een dokter gaat toch ook niet overal aanbellen met de vraag: hebt u ook last van uw blindedarm? Moet een dominee dan wel gaan vragen: hebt u iets aan uw ziel?“
Langskomen op verzoek deed Visser graag en vaak, ook als Hoogtezon-dominee van de NCRV (1973-1991). Aanvankelijk bestemd voor zieken, verwierven de programma's, een mix van pastorale overwegingen en klassieke muziek, allengs een breder publiek van 400000 luisteraars. Snaaks was soms de muziekkeuze: “Als mensen komen met muziek waarvan ik denk: maak je je daar nog druk over?, dan geef ik de eerste symfonie van Mahler met 'Vader Jacob, vader Jacob, slaapt gij nog'?“
Landelijke faam kreeg Henny Visser, zoals hij tot ver buiten zijn familie- en vriendenkring werd genoemd, na de oorlog niet alleen als Doorbraak-man, maar vooral ook met zijn radiokerkdiensten onder het motto 'De jonge kerk hoort het oude Woord'. Anonymi maakten hem per briefkaart uit voor 'jeugdverpester', misschien omdat hij onder andere seksuele problemen aanroerde. Hij publiceerde er ook over, samen met de Rotterdamse arts P.J.F. Dupuis, vader van de hoogleraar medische ethiek Heleen ('De nieuwe trouwring'). Zijn Amsterdamse collega J.J. Buskes rijmde in die tijd: “Geen huwelijksnood geneest gewisser/ dan door een preek van Henny Visser“.
In zijn Wester-jaren spotte een ongetwijfeld jaloerse collega: “Voor Henny Visser is het rijk Gods gekomen als de Westerkerk vol zit“. Maar - riposteerde oud-collega A.J. Klei in deze krant - “ds Visser heeft in en buiten Amsterdam gesjouwd voor zijn kerk en er tam-tam voor gemaakt en waar bij anderen na een poos de aardigheid eraf zou zijn, gaat het bij hem door, omdat het méér dan een aardigheid is.“
In de gesprekken die ik in deze eeuw met hem voerde, herhaalde Henny Visser eens wat hij ooit voor de radio had gezegd: “Anti-christelijke mensen zijn er nauwelijks, anti-kerkelijke zijn er veel meer.“ Jegens hen die het sentiment van de anti-kerkelijken voedden, werd hij milder, maar veranderd wilde hij zich niet noemen. Tot in zijn laatste jaren hield hij vol wat hij ooit tegen A.J. Klei zei: “Ik ben nog even radicaal als vroeger en dat niet voor de lol, maar omdat het evangelie radicaal is. Het evangelie is rood, daar is niks aan te doen.“
De herdenkingsdienst wordt, anders dan hier gisteren is gemeld, niet op 2 april gehouden, maar op zondag 9 april, Westerkerk Amsterdam, 19.30 u, met cantate BWV 157. O.l.v. Fokkelien Oosterwijk en Albert van den Heuvel.