Interview
Primark: Hogere prijs shirt helpt niet
Zijn kledingmerken als C&A, Boss en Primark verantwoordelijk voor de naaisters die in Bangladesh hun kleren maken? En waarom zijn er nog altijd kledingbedrijven die geen of te weinig geld storten in de compensatiefondsen voor de slachtoffers van Rana Plaza, de Bengaalse kledingfabriek die vandaag precies twee jaar geleden instortte en 1100 mensen het leven ontnam.
De kledingindustrie is na de ramp niet revolutionair veranderd, al zijn er wel duidelijke verbeteringen. Er is meer aandacht voor de veiligheid. Kledingmerken scharen zich nu achter plannen voor verbetering van werkomstandigheden in de fabrieken. Maar dat doen merken vooral om bij de marketing goede sier te maken, vinden critici.
Primark kent de kritieken en het wantrouwen, ondanks dat het als een van de eerste kledingmerken geld in het compensatiefonds stortte. Het bedrijf heeft een moeilijke boodschap. Hoe leg je uit dat naaisters een eerlijk loon krijgen voor een T-shirt dat hier 5 euro kost?
Paul Lister is bij ABF, het Britse moederbedrijf van Primark, verantwoordelijk voor ethiek. Enig begrip voor het wantrouwen kan hij wel opbrengen. "Wij horen wel eens: Jullie zijn goedkoop, jullie kunnen dus niet ethisch zijn", zegt Lister. "Onzin. Wij hebben een lage winstmarge en kunnen de prijzen laag houden door de enorme aantallen die we verkopen. We bestellen daarom alleen bij grote fabrieken. De vreselijke beelden die je vaak op televisie ziet, komen uit kleine fabrieken en illegale ateliers. Wij doen daar geen zaken mee."
De discussie over kledingindustrie in landen als Bangladesh, gaat behalve over veiligheid ook vaak over lonen. Wat doen jullie om de werknemers een zogeheten leefbaar loon te betalen?
"Wij pleiten voor een loon waarmee de arbeiders kunnen voorzien in hun basisbehoeften en ook nog iets kunnen sparen. Gelukkig heeft de Bengaalse overheid de minimumlonen verhoogd. Want het is aan de overheid om de lonen te verhogen, niet aan ons. In het verleden werden vaak de lonen wel verhoogd maar ook de huisvestingskosten stijgen. De medewerker houdt dan uiteindelijk minder over. De huizen waar de arbeiders wonen, zijn vaak eigendom van de fabriekbaas. We houden de huisvestingskosten scherp in de gaten, onder meer door inspecties uit te voeren bij de fabrieken."
Waarom betalen jullie elke arbeider niet gewoon 50 cent extra per kledingstuk. Dan kost dat T-shirt 50 cent meer. Zo erg is dat toch niet?
"Dat is een makkelijke vraag met een heel complex antwoord. Ten eerste, het zijn niet onze medewerkers. Dan zeggen mensen: wat een non-argument, Primark. Toch is het zo.
"Ten tweede: de fabrieken die voor ons produceren, doen dat ook voor andere merken. Wij verkopen een miljard kledingstukken per jaar. 350 miljoen sokken, 200 miljoen T-shirts, enzovoorts. We hebben dus grote fabrieken nodig. In zo'n fabriek zie je een Primark-lijn, en daarnaast een lijn voor een ander kledingmerk, en dan komt weer een ander merk. Het is onmogelijk voor Primark om de mensen in onze productielijn meer te betalen. De beste manier om een collectieve loonsverhoging door te voeren, is verhoging van het minimumloon door de overheid.
"Derde punt: het algemene beeld is dat de prijs in de winkelstraat een afspiegeling is van wat de merken betalen aan de kledingarbeiders. Dat is niet zo. Wij zitten in dezelfde fabriek als duurdere merken. Deze duurderde kleding wordt gemaakt onder dezelfde omstandigheden en voor dezelfde lonen als de kleding voor Primark. Kortom: de prijzen in de winkels zeggen niets over het loon van de arbeiders."
Er komt meer kritiek op het snel wisselen van modetrends door goedkope ketens, de zogeheten fast fashion. Primark is ook...
"Nou, wij zijn niet zo 'fast' als je denkt. Je gaat er vanuit dat we heel snel de collectie aanpassen aan de laatste modegrillen. Doen we niet. Wij kopen ver van tevoren in. Vaak ook buiten het seizoen. Wij bestellen pullovers terwijl niemand dat op dat moment doet. Dat is goedkoper."
Waarom moest er eerst een tragedie plaatshebben voordat er iets gebeurt?
"Dat heeft vooral te maken met de enorme concurrentie onder de kledingmerken. We werken slecht met elkaar samen. Ook vóór Rana Plaza was er aandacht voor de omstandigheden, maar het waren slechts kleine groepjes die samenwerkten. Ja, wij waren ook actief in die groepjes. Maar als kledingmerk, hoe groot je ook bent, begin je niks. Je moet het samen doen, als industrie. Alleen dan kunnen we overheden tot actie dwingen. Dat is na Rana Plaza ook gebeurd. Het heeft de kledingmerken in ieder geval dichter bij elkaar gebracht."