Weblog

Prijswinnaars en trends van Cannes 2009

Met drie prijzen van drie verschillende juries is de Oostenrijkse regisseur Michael Haneke gekozen tot de grote winnaar van Cannes 2009. Haneke won met zijn Duitse dorpsdrama ‘Das weisse Band’ de Gouden Palm, de Fipresci-prijs van de internationale filmkritiek en de prijs van de oecumenische jury.

Belinda van de Graaf

Haneke’s film die in strakke zwart-witte beelden preludeert op de Eerste Wereldoorlog, was niet de enige historische film in Cannes. Zes van de twintig filmmakers in competitie keerden terug naar het verleden. Zo werd de Tweede Wereldoorlog opnieuw opgetrokken door Quentin Tarantino en de Italiaanse regisseur Marco Bellocchio, in respectievelijk ‘Inglourious Bastards’ en ‘Vincere’.

Tarantino speelt ‘cowboytje en indiaantje’ met een verhaal van een bende joods-Amerikaanse ‘bastards’ die onder aanvoering van Brad Pitt nazi’s gaan scalperen in bezet Frankijk, en daarbij op een Duitse kolonel stuiten, bijgenaamd ‘de jodenjager’ die ze bijna te slim af is. De Oostenrijkse acteur Christoph Gantz, die grappig genoeg vooral in Duitse Krimi’s was te zien (‘Ein Fall für Zwei’, ‘Derrick’, ‘Der Alte’, ‘Der Kommissar’ en ‘Tatort’) werd terecht uitgeroepen tot beste acteur. Charlotte Gainsbourg kreeg de prijs voor de beste actrice in Lars von Triers controversiële ‘Antichrist’, voor alle finesses in de rol van de moeder die eerst haar kind en daarna haar verstand verliest. Een mooie hoofdrol voor de moeder zat ook in ‘Mother’ van de Zuid-Koreaanse regisseur Bong Joon-ho, een film uit de sectie Un Certain Regard, die met gemak in competitie had kunnen staan, over een moeder die als een dolle vecht voor haar van moord verdachte zoon, en die daarmee zo’n beetje alle moeders in zich verenigt. In ‘I Killed My Mother’, van de 19-jarige (!) Canadese prijwinnaar in de Quinzaine, gaat het om een hypnotiserende haat-liefde relatie tussen een moeder en een zoon. En ik denk ook nog even terug aan de moeder in Ang Lee’s ‘Taking Woodstock’, door de Britse Imelda Staunton hilarisch neergezet als een door angst en achterdocht voortgedreven joodse mama die als een sfinx waakt over haar reeds volwassen zoon.

Bellocchio staat in het traditionelere ‘Vincere’ stil bij Mussolini’s minnares Ida Dalser die een zoon zou hebben gebaard van de Duce. Omdat zij niet meer in Mussolini’s leven paste toen hij eenmaal aan de macht was, werd ze ‘opgeborgen’ in een gekkenhuis. Ook een moeder die voor haar zoon door het lint gaat.

Jane Campion was met haar kostuumfilm ‘Bright Star’ een van de favorieten van de internationale pers. Ze ging het verst terug in de tijd, naar de romantische liefde tussen dichter John Keats en zijn buurmeisje Fanny Brawne in het Londen van 1818. Maar Campion bleef tot verbazing van velen ongekroond in Cannes, evenals Ken Loach met zijn leuke komedie ‘Looking for Eric’, Pedro Almodovar met zijn vermoeiende Penélope Cruz-vehikel ‘Los Abrazos Rotos’, Gaspar Noé met de slaapverwekkende tripfilm in neonverlicht Tokio (‘Enter the Void’), de Spaanse Isabel Coixet die alle clichés over Japan in één film wist te proppen (’The Map of the Sounds of Tokio’) en twee Franse films met de oude rotten Gérard Depardieu en Johnny Hallyday, respectievelijk Xavier Giannoli’s ‘A l’Origine’ en Johnnie To’s wraakfilm ‘Vengeance’.

Het intieme, weemoedige ‘The Time That Remains’ van en met Elia Suleiman, de katholieke Palestijn uit Israël, is gebaseerd op dagboeken van de vader en brieven van de moeder van de regisseur, die in 1948 in Israël mochten blijven, terwijl andere familieleden werden gedwongen het land te verlaten. Suleiman is in de film de zoon die later regisseur wordt. En in het opvallend lichtvoetige ‘Taking Woodstock’ van Ang Lee wordt het jaar 1969 gereconstrueerd, en het leven van een jonge, ondernemende Amerikaan die per ongeluk ‘Woodstock’ in zijn achtertuin organiseert.

De historische films over een Engelse dichter en zijn lief, een Palestijns jongetje dat films gaat maken en de Amerikaanse organisator van een sixties-muziekfestijn, gaan in de kern over ‘creatieve inspiratie’, een thema dat opvallend vaak werd onderzocht. ‘Tetro’, de nieuwe film van Francis Ford Coppola die de sectie ‘Quinzaine des Réalisateurs’ opende, belicht drie generaties (would be) kunstenaars in één familie, met de opmerking dat elke familie slechts één echt genie voortbrengt. Voilà, het drama.

‘De Helaasheid der Dingen’ van Felix van Groeningen die in hetzelfde programma stond en een speciale vermelding kreeg van de jury van internationale filmprogrammeurs – richt zich weer op het schrijverschap. Het is tevens een film over een afwezige moeder.

Een heerlijke ontdekking was de Franse film ‘Le Père De Mes Enfants’ (hoezo moederschap?) van de 28-jarige Mia Hansen-Lüve die een tijdje filmkritieken schreef voor ‘Cahiers du Cinema’ en in de traditie van het Franse filmblad zelf ging filmen. ‘Le Père De Mes Enfants’ – samen met Bahman Ghobadi’s ‘No One Knows About Persian Cats’ winnaar van de ‘Prix Special Un Certain Regard 2009’ - is een teder portret van een producent van onafhankelijke films, geïnspireerd op leven en werk van de Franse filmproducent Humbert Balsan die in 2005 zelfmoord pleegde. Balsan produceerde onder meer het Franse plattelandsdrama ‘Y aura-t-il de la neige à Noël?’ van Sandrine Veyset, ‘Le Grand Voyage’ van de Frans-Marokkaanse filmmaker Ismaël Ferroukhi, ‘Manderlay’ van Lars von Trier en ‘Divine Intervention’, de vorige film van Elia Suleiman. Regisseuse Mia Hansen-Lüve brengt in haar film een ontroerende hommage aan een man die er alles voor over heeft om onafhankelijke films te blijven maken. Tot hij – onder meer geplaagd door grote geldzorgen - niet meer kan.

En ook de Taiwanese regisseur Tsai Ming-liang portretteerde in ‘Visage’ een filmregisseur, zoals altijd gespeeld door zijn alter-ego Lee Kang-sheng, die zich op een filmset in Frankrijk op bijzondere wijze onderhoudt met Jean-Pierre Léaud, die weer het alter-ego was van François Truffaut. De Taiwanese en de Franse acteur die elkaars taal niet spreken, wisselen filmtitels uit, en vermaken zich met een vogeltje dat Titi heet, waardoor de heren in ‘Titi, Titi, Titi’ met elkaar praten. Léaud schijnt er in het echt ook zo niet best aan toe te zijn. In ‘Visage’ gaat het natuurlijk om gezichten, niet alleen die van Jeanne Moreau en Fanny Ardant, maar ook van een moeder die sterft in Taiwan, en die een gedenktafeltje krijgt met een portret, wierrook en appels.

Op de tweede plaats in de prijzenrij eindigde het Franse gevangenisdrama ‘Un Prophète’ van Jacques Audiard, die de hele week al de grote favoriet was van de internationale pers in Cannes. Audiard nam de Grand Prix in ontvangst voor de hypnotiserende Werdegang van een 19-jarige, analfabete jongen van Arabische afkomst die zich zes jaar lang in een Franse gevangenis staande moet zien te houden. Een ander hedendaags drama, ‘Fish Tank’ van de Engelse Andrea Arnold, kreeg de Juryprijs, maar die moest wel worden gedeeld met ‘Thirst’, het drama over een priester die vampier wordt in het innemende staaltje fantastiek van de Zuid-Koreaanse regisseur Park Chan-wook.

Met drie prijzen in totaal werden de Aziaten goed bedeeld. ‘Spring Fever’, het drama over Chinese homoliefde van Lou Ye, kreeg de prijs voor het beste scenario, maar was nou juist niet zo best geschreven, een rommeltje zelfs. De Philippijn Brillante Mendoza uitroepen tot beste regisseur (en daarmee voorbij gaan aan – pak ‘m beet – Tarantino, Von Trier, Loach, Campion en Suleiman) getuigt wel weer van een frisse blik op de hedendaagse auteurscinema, en een steuntje in de rug voor een film die alleen met heel veel moeite een vertoningsplek zal kunnen vinden.

De hel breekt los in ‘Kinatay’, als een Philippijnse hoer met drugsschulden door een wel heel speciale eenheid van de Philippijnse politie wordt opgepikt en in een busje wordt weggevoerd naar een afgelegen, vergrendeld huis waar de vrouw gruwelijk wordt verkracht, verminkt, en met een bot mes in mootjes wordt gehakt.

Mendoza zoemt in op het door-en-door corrupte politie-apparaat op de Philippijnen, de armoede die ten grondslag ligt aan dergelijke misdaden, het definitieve verlies van onschuld en niet te vergeten de pasgeborene, en daarmee ook weer het moederschap, die de hele godverdomse handeling voortstuwt. Nog huiveringwekkender eigenlijk dan ‘Antichrist’ van Lars von Trier omdat Mendoza nergens lucht biedt, geen grapje, geen glimlach, niets. Je bent bij hem continu naar adem aan het happen, spartelend, als een vis op het droge.

De negenkoppige jury bestaande uit vijf vrouwen (Isabelle Huppert, Asia Argento, Robin Wright Penn, de Chinese Shu Qi en de Indiase Sharmila Tagore III) en vier mannen (James Gray, Nuri Bilge Ceylan, Hanif Kureishi en de Koreaan Lee Chang-dong) loofde ook een ‘lifetime achievement award’ uit.

Die ging naar de 86-jarige Franse veteraan Alain Resnais die met het verder weinig opvallende ‘Les Herbes Folles’ in competitie stond. Natuurlijk gingen de gedachten uit naar de tijd dat Resnais als jonge filmer de wereld bestormde met ‘Hiroshima Mon Amour’ (1959) en ‘l’Année Dernière à Marienbad’ (1961). Dat was ook rigide auteurscinema, in zwart-wit, zo’n beetje als Haneke’s ‘Das weisse Band’.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden