'Preventie van misère brengt solidariteit in gevaar'
Is voorkomen beter dan genezen? Politicoloog Gerard Adelaar betwijfelt het. Preventie gaat er vanuit dat mensen bescherming nodig hebben tegen kwade invloeden zoals luchtvervuiling en ongezonde voeding. Men beschouwt die invloeden dus als gegeven. Eerst vervuilen wij bijvoorbeeld het water, waarna een geraffineerde waterzuivering nodig is om het drinkbaar te maken.
Verder leidt preventie tot infantilisering. Via positieve prikkels kunnen mensen wel verleid worden tot gezond gedrag, maar ze verleren te bedenken hoe voor zichzelf te zorgen.
Dikwijls ontstaat alleen maar extra afhankelijkheid. Zo is het roken van tabakswaren toegestaan, waarna de behandeling van bijvoorbeeld COPD en longkanker wordt vergoed uit publieke middelen. Vervolgens willen sommigen ook hulp bij het stoppen met roken daaruit vergoeden. Een derde macht ontstaat, één die floreert in de vruchtbare grond van de uitgetrapte sigarettenpeuken. Evenzo gaat het bijvoorbeeld met veel corpulente mensen; zij eten zich rond aan industrieel vervaardigde troep maar de industrie wordt niet aangepakt, een preventieve macht mag zich over deze mensen ontfermen.
Op dit moment is veler hoop gevestigd op de data die laten zien welk gedrag gezond is en welk niet. Solidariteit kan echter alleen bestaan bij de gratie van onwetendheid. U en ik zijn wederzijds solidair omdat wij onbeïnvloedbare en onverwachte ziekterisico’s lopen.
Cruciale onwetendheid
Als inzichtelijker wordt welk gedrag ziekterisico’s met zich meebrengt, vervalt deze cruciale onwetendheid. Wil iemand rechten op solidariteit claimen dan zal hij moeten aantonen dat hij aan zijn plichten heeft voldaan. Had hij kunnen weten dat bepaald leefgedrag een grotere kans geeft op ziekte? Heeft hij zich daarnaar gedragen? Of is hij schuldig aan eigen leed?
Rokers met longkanker en dikke mensen worden nog ‘verdragen’, kinderen met het syndroom van Down mogen zich nog vertonen. Maar hoe lang? U wist het toch? In toenemende mate zal men dergelijke vragen voor willen zijn door preventie. Dit begint onschuldig en menslievend, maar breidt zich uit naar de ‘schaderisico’s’ die kinderen met zich meebrengen. Consultatiebureaus ondervangen allerlei risico’s en een speciale leraar moet de school gezond gaan maken.
Bovendien zal de heerschappij van de inzichtelijke risico’s zich uitstrekken naar een nog eerdere levensfase. De tekenen verschijnen aan de hemel. Denk aan testen voorafgaand aan de zwangerschap op erfelijke ziekten of verwachte gezondheid en hersenonderzoek bij foetussen om gedragsproblemen vroeg op het spoor te komen.
Natuurlijk is dit alleraardigst bedoeld. Maar welbeschouwd claimt de eugenetica, in de schaapskleren van menslievendheid, een steeds prominenter plaats. Het recht op solidariteit zal betekenen dat de vrijheid om kinderen te krijgen minder vanzelfsprekend wordt. Wanneer de gemeenschap verantwoordelijk is voor het welzijn van mensen en de kosten daarvan, kan zo’n vrijheid niet bestaan. Als u aanspraak wilt maken op de solidariteit, zult u uzelf moeten conformeren aan de medische inzichten en mogelijkheden voor preventie van misère.
Mensen worden niet geacht deze blijde boodschap af te slaan. Sterker: als dank voor de liefdadigheid moeten zij naar haar pijpen dansen. Kunnen zorgverzekeraars of overheid op zeker moment een leefstijl of medische ingrepen afdwingen? Brokkelt solidariteit van de meerderheid af als ziekterisico’s van een minderheid inzichtelijk worden? Bestaat een recht om ziekterisico’s niet te kennen?
Laat politici studeren op dergelijke vragen. Anders is de weg naar de hel geplaveid met hun goede preventievoornemens.