'Praten over mijn kinderen hielp'

Gert Jan Rohmensen

hilversum – „Ik wilde mijn vrouw verrassen door eind oktober onverwachts op haar verjaardag thuis in Nederland te zijn. Maar het ging allemaal vreselijk mis. Ik dacht, hoe is het mogelijk? Ik heb dit stuk al honderden keren gereden en juist op de allerlaatste dag pakken ze me. Het was heel onwerkelijk.”

Wat op 25 oktober de laatste werkdag van de 33-jarige hulpverlener Peter Oosterhuis in Afghanistan had moeten worden, liep uit op een 39 dagen durend drama. Op weg naar het vliegveld van de noordelijke stad Kunduz werden hij en zijn Afghaanse chauffeur gegijzeld door vier zwaarbewapende, taliban-achtige figuren met tulbanden op en lappen voor hun gezicht.

„Ergens halverwege Taloqan en Kunduz werden we ingehaald door een rode Toyota Corolla. Ik hoorde mijn chauffeur nog mopperen ’wat rijden die lui agressief’, toen ze ons plotseling klemreden, eruit sprongen en hun wapens op ons richtten. Ik werd in de kofferbak van die Toyota gegooid, en mijn chauffeur moest op de achterbank gaan zitten”, vertelt Oosterhuis, die in het stadje Taloqan werkte voor de kleine christelijke hulporganisatie Streams Afghanistan.

Oosterhuis had net de dag daarvoor het project van Streams in Taloqan afgerond, na er vijf jaar met zijn gezin met drie jonge dochters te hebben gewoond. De uit Almelo afkomstige Oosterhuis was er directeur van het Miracle Centre, een kliniek voor veertig gehandicapte kinderen met cerebrale parese (CP), een beschadiging van het zenuwstelsel die leidt tot motorische problemen. Zijn vrouw werkte ook in de kliniek, en leidde vier Afghaanse vrouwen op tot fysiotherapeut.

Omdat ze hun oudste dochter in Nederland naar school wilden doen, was het gezin in juni naar Nederland teruggekeerd. Oosterhuis ging in oktober nog een maand terug om het project te beëindigen. „Dat vonden we heel jammer, maar omdat er geen opvolgers voor ons waren wilden donoren er geen geld meer in steken. Zij willen toch graag buitenlands toezicht op het geld.”

Taloqan staat niet bekend als criminele stad of talibanbolwerk, hoewel ook Noord-Afghanistan recent steeds gevaarlijker is geworden. „Toch hebben we hebben ons daar steeds veilig gevoeld en er waren geen aanwijzingen dat ons leven in gevaar was.”

Op de bewuste maandag van de ontvoering werd echter alles anders. „De ontvoerders reden meteen van de hoofdweg af de bergen in en gedurende ruim een half uur stuiterde ik alle kanten op, tot ik merkte dat de auto niet verder kwam. Daar werden we er hardhandig uit gehaald, waarbij ze ons sloegen met de kolven van hun kalasjnikov-geweren. Pas later ontdekte ik dat ik wat verwondingen had.”

Oosterhuis spreekt over ’een stuk angst’ toen hij in de kofferbak opgesloten lag. „Ik dacht eigenlijk alleen maar, jongen, die verjaardag van je vrouw ga je niet redden. We hadden vaak nagedacht over het risico van een ontvoering en er ook instructies voor gehad, maar als het je zelf overkomt, is dat niet te bevatten.”

De eerste uren werden Oosterhuis en zijn chauffeur voortdurend bedreigd. „Ze zeiden: jullie gaan dit sowieso niet overleven, de vraag is alleen of we je gaan vermoorden met een mes, een touw of een kogel. Dat waren hele angstige momenten. De eerste dag dachten we ’het is afgelopen met ons’. Met name mijn chauffeur had dat heel sterk, omdat bij ontvoeringen in Afghanistan de buitenlander vaak vrij komt maar een Afghaan bijna altijd het loodje legt.”

„Ergens in de bergen werden we in een hol gegooid, waar we precies met z’n tweeën in pasten. We moesten daar wachten tot het donker was, want ze waren erg bang dat ze ontdekt zouden worden. Ik kreeg Afghaanse kleren van ze, zodat mensen niet konden zien dat ik een buitenlander was.”

Ontsnappen bleek eigenlijk niet mogelijk, vertelt Oosterhuis. „Een keer moesten we een snelstromende rivier oversteken, waarvan het water tot mijn middel kwam. Toen heb ik er serieus over gedacht met te laten meesleuren met die rivier om zo te ontsnappen. Maar het water was erg koud en ik had geen idee waar we zaten, dus ik schatte m’n kansen niet hoog in. De dagen daarna heb daar erg spijt van gehad, aan de andere kant was het dan waarschijnlijk niet goed afgelopen met mijn chauffeur.”

Gedurende vrijwel de hele gijzeling kregen de twee een zak over hun hoofd en proppen katoen in de oren, zodat ze de gesprekken van hun ontvoerders niet konden volgen. „Elke nacht was het weer uren lopen naar een andere plek, om ontdekking te vermijden. Ze zeiden ook dat ze bang waren voor een militaire bevrijdingsactie. We zaten met de handen aan elkaar vast met een ketting. Je wordt eigenlijk de bergen doorgetrokken, je ziet niks en viel je, wat veel gebeurde, dan werd je geschopt en geslagen om weer op te staan. Met name die eerst week was lichamelijk en geestelijk extreem zwaar.”

De ontvoerders – Oosterhuis had de indruk dat het om drie verschillende groepen gewone criminelen ging – maakten hen duidelijk dat ze twee miljoen dollar losgeld eisten. „Zeg maar dat we taliban zijn, moest ik doorgeven aan het crisisteam dat toen al in Nederland in de maak was, en waarmee ik enkele keren heb mogen bellen. Ik was erg bang, want ik wist dat er niet betaald zou worden, en ik heb begrepen dat dat ook niet is gebeurd.”

Na ruim vier weken werden de spanningen iets minder. „Je bouwt toch een soort relatie met zo’n groep op. Zeker aan het einde van onze ontvoering voerden we ook gesprekken met hen. Ik wist uit een veiligheidstraining dat je moet proberen te praten over je gezin, je kinderen. Ik denk zeker dat dat heeft geholpen, dat ze zagen dat ik meer was dan een ongelovige van wie ze geld konden krijgen. Ik hoorde later van het crisisteam dat de ontvoerders na een week of vier ook zeiden: die Peter is best een goeie vent.”

Een dag of vijf voor hun vrijlating zeiden de ontvoerders dat ze misschien zouden vrijkomen. „We merkten ook dat we dichter bij de hoofdweg werden vastgehouden want we konden de vrachtwagens horen toeteren.”

Uiteindelijk werden ze in een taxi gezet en naar de Duitse basis Taloqan teruggebracht, waar ze werden verzorgd. Begin december was Oosterhuis terug in Nederland.

„Het gaat inmiddels boven verwachting goed met me”, vertelt hij. „Alleen mijn benen voel ik nog. Die hebben forse klappen te verwerken gekregen, letterlijk, maar ook door het vele lopen in de bergen, het struikelen en vallen. Na mijn vrijlating kon ik amper een trap opkomen. Maar verder voel ik me heel rustig.”

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden