Praten met het Kwaad
Er kan heel veel bloed vloeien voor het zover is, maar uiteindelijk kun je een akkoord sluiten met terroristen
Zijn er in de wereld vijanden met wie je niet kunt onderhandelen? Dat is weer een prangende vraag, sinds de wereld het apocalyptische geweld ziet van bewegingen als Al-Qaida en IS. Als hun doel echt alleen maar bestaat uit het zaaien van angst en terreur, kunnen we toch weinig anders dan bombarderen? Praten zou betekenen dat we zwichten voor manipulatie.
De Britse diplomaat Jonathan Powell heeft in zijn nieuwe boek 'Talking to Terrorists' IS nog niet opgenomen in zijn analyse. Maar wel honderden andere terreurbewegingen, en dat werpt een heel interessant licht op dit probleem. Praten met terroristen is niet alleen moreel toegestaan, zegt hij, het is zelfs onvermijdelijk. Als regeringen zich dat maar wat sneller zouden realiseren, zouden ze een hoop bloedvergieten kunnen voorkomen.
Natuurlijk wil niemand in eerste instantie in gesprek gaan met terreurgroepen. Na 9/11 bezwoer George W. Bush dat hij nooit zou praten met terroristen wier doel de dood is. Dick Cheney was nog stelliger: we praten niet met 'het kwaad', zei hij, we vernietigen het. Maar datzelfde had Teddy Roosevelt een eeuw eerder al gezegd, toen Amerika werd opgeschrikt door anarchistische terreur.
De Britten zeiden het over de terroristen in hun koloniën, de Turken over de PKK, de Spanjaarden over de Eta en de Colombianen over de Farc. Maar aan het eind van het liedje zijn ze allemaal, openbaar of in het geheim, met elkaar om de tafel gaan zitten. Zoals een Britse politicus verzuchtte: "Alle terroristen komen uiteindelijk altijd, op uitnodiging van de regering, op de borrel in een duur Londens hotel."
Het betoog van Powell is zo krachtig omdat het uit totaal onverdachte hoek komt. De auteur is geen pacifist, sterker nog: hij was als adviseur betrokken bij alle militaire besluiten van premier Tony Blair. Maar toen hij als hoofdonderhandelaar namens de Britse regering mede het Noord-Ierse conflict tot een oplossing had gebracht, wist hij zeker dat terrorisme nooit uit te bannen is met geweld alleen.
Nu werkt Powell als bemiddelaar in conflicten wereldwijd. De auteur neemt de lezer mee langs tientallen onderhandelingen, in heden en verleden. Hij vertelt hoe je contact moet leggen, betrouwbare tussenpersonen dient te vinden en vooral je eigen achterban moet meekrijgen. Het is niet alleen een handboek voor professionals, maar ook een razend interessante blik achter de schermen van de wereldpolitiek, inclusief achterkamertjes, rokerige cafés, verlaten jungles, scheldpartijen, parallelle besprekingen en premiers die ondertussen in de media alles ontkennen, want 'wij praten nooit met terroristen'.
Het bekendste argument tegen onderhandelingen is Chamberlain, de Britse premier die de illusie had dat hij vrede kon sluiten met Hitler. Maar de fout van Chamberlain was niet dat hij praatte, vindt Powell, maar dat hij naïef geloofde in Hitlers beloften.
We moeten ons niet laten manipuleren, schrijft de Britse diplomaat, maar wél praten. Veel politici pleiten voor "één laatste militaire krachtsinspanning, dán hebben we ze eronder." Het is een illusie. Geweld verzwakt de aanhang voor een beweging niet, en zelfs als de groepering militaire klappen krijgt, zoals de Ira en de Eta overkwam, dan nog is ze niet uit te roeien. Dit geldt voor vrijwel alle terreurbewegingen wereldwijd. Een veelgenoemde uitzondering vormen de Tamil Tijgers in Sri Lanka. Maar, zegt Powell, onthoud wat de prijs daarvan is: een extreem vuile oorlog, met buitengewoon veel bloedvergieten, en een blijvende wrok bij de bevolking.
In zijn boek analyseert Powell de wegen die worden bewandeld en de strategieën die zijn opgezet om tussen alle krachten en gevoeligheden door te kunnen laveren. Hij vertelt verhalen van grote moed. Zoals toen hij zich bij een eerste gesprek op het terrein van de vijand moest begeven, alleen en ongewapend, om opgehaald te worden door bebaarde terroristen, die hem een uur lang rondreden in een geblindeerde auto, waarna hij bij een van de Ira-leiders thuis werd afgeleverd.
Hij vertelt over successen, maar vooral ook over mislukkingen, van hemzelf en van vele anderen. Dat je moet praten betekent namelijk niet dat het makkelijk gaat. Onderhandelingen zijn een strategische puzzel en bovendien, zoals Powell laat zien, een psychologische. Terroristen zijn opgejaagde mensen, die hun familie missen en vaak totaal afgesloten zijn van de buitenwereld. Het kweken van persoonlijk vertrouwen is de helft van het proces.
Het boek is onmisbaar voor iedereen die werkt aan internationale conflictoplossing en, wie weet, ook voor terroristen zelf. Powell vertelt dat hij bij Filippijnse guerrilla's in het oerwoud van Mindanao een exemplaar zag liggen van zijn vorige boek, over het vredesproces in Noord-Ierland.
De grote vraag is of terrorisme zoals dat van IS niet zozeer buiten alle beddingen is getreden dat er geen menselijk gesprek meer mogelijk is met zulke groeperingen. Wat gebeurt lijkt terreur om de terreur, zonder politieke eisen. Powell gelooft daar niet in. De eerste terreurgolf, het anarchistische geweld aan het eind van de negentiende eeuw, was minstens zo apocalyptisch. We weten het niet meer, maar zowel een Russische tsaar (in 1881) als een Amerikaanse president (1901) werden gedood bij een aanslag. En ook de twee volgende terreurgolven - de antikoloniale en de nieuw-linkse - werden in die tijd gezien als werk van 'extreem kwaad'.
Powells punt is: de eisen van de terroristen verschuiven altijd. Het begint met de eis van de totale omkering van de wereldorde, maar in de loop der tijd worden de voorwaarden aardser en beginnen zelfs terroristen te smachten naar erkenning en successen.
Zo is in Afghanistan nu de beurt aan de taliban, vindt Powell. Ondanks de totaal mislukte aanpak van de Verenigde Staten vertonen de hardliners van de beweging tekenen van matiging, en lijken ze open te staan voor het delen van de macht in Afghanistan.
Al-Qaida is een mondiaal fenomeen, dat geen duidelijke politieke eisen heeft en daarmee onverzadigbaar lijkt, erkent Powell. Maar er zijn wel degelijk nationale onderdelen te onderscheiden, die wél gemotiveerd worden door lokale zorgen en lokale eisen. Gedeeltelijk zijn dat zorgen waaraan iets te doen valt. Er zijn eerder akkoorden gesloten met gewapende moslimbewegingen, zoals het Milf, het Moro Islamitische Bevrijdingsfront in de Filippijnen, en rebellenbeweging Gam op Atjeh in Indonesië.
Dat er een akkoord gaat komen met Al-Qaida - en dus ook met IS - kan Powell niet bewijzen. Maar hij maakt wel erg aannemelijk dat uitschakeling op een andere manier nog veel onwaarschijnlijker is.
Helaas laat de geschiedenis zien dat alle betrokken partijen waarschijnlijk nog heel veel bloedvergieten nodig hebben voor ze dat zullen erkennen.
undefined
Jonathan Powell: Talking to Terrorists. How to End Armed Conflicts
. Bodley Head, Random House; 408 blz. euro 20,95
undefined