Recensie
Piet Hagen schreef een indrukwekkend boek over de koloniale geschiedenis van Indonesië
Journalist Piet Hagen boekstaaft de gewelddadige geschiedenis van Nederland in Indonesië.
Vanaf het moment dat Europeanen voet aan wal zetten in het eilandenrijk in Zuidoost-Azië was er altijd wel oorlog, schrijft Piet Hagen in de inleiding van zijn indrukwekkende boek ‘Koloniale oorlogen in Indonesië’. Soms woedden er zelfs meerdere oorlogen tegelijk.
Het slagveld van de koloniale geschiedenis van het land is bezaaid met lijken, aldus de auteur. “Tienduizenden Portugezen, Spanjaarden, Engelsen, Fransen, Nederlanders, Japanners en huursoldaten uit tal van andere landen lieten er hun leven.” Maar verreweg de meeste - militaire en burger - slachtoffers waren Indonesiërs, ‘ten minste drie à vier miljoen’.
Het is niet het enige schokkende cijfer. Hagen, oud-redacteur van deze krant, voormalig directeur van de School voor Journalistiek en biograaf van SDAP-leider Pieter Jelles Troelstra, komt na uitvoerig literatuuronderzoek tot de slotsom dat er in de bijna vijf eeuwen koloniale overheersing van Indonesië (vooral door Nederland) meer dan vijfhonderd militaire acties, expedities en oorlogen zijn gevoerd, te land en ter zee. In het ene geval was het een gewapend conflict van een paar dagen, in het andere een strijd die zich decennia voortsleepte, zoals die in Atjeh. De bloedigste oorlog was die tussen 1825 en 1830 op Java; aan Javaanse zijde vielen toen naar schatting 200.000 doden, aan Nederlandse kant 15.000 man, onder wie ook Indonesische huurlingen.
Monnikenwerk
Het boek ‘The Power of Prophecy’ van de Britse historicus Peter Carey over de Javaanse prins Dipanagara, die het verzet tegen de Nederlandse overheersers leidde, wekte zo’n tien jaar geleden de nieuwsgierigheid van Hagen naar de koloniale geschiedenis van Indonesië. Het is een van zijn vele bronnen, de lijst van geraadpleegde literatuur beslaat tientallen pagina’s. De auteur heeft ook nog eens zeventig jaargangen van het Indisch Militair Tijdschrift doorgeploegd. Monnikenwerk, want één jaargang telt al duizend pagina’s. Dat blad is natuurlijk geen toonbeeld van objectiviteit, maar ‘neemt geen blad voor de mond, zelfs niet bij de beschrijving van wat we nu oorlogsmisdaden zouden noemen’.
Aan het slot van zijn boek van ruim duizend pagina’s zet Hagen al die vijfhonderd oorlogen en conflicten nog eens op een rij. En in de honderden pagina’s daarvoor heeft hij ze beschreven, gegroepeerd rond enkele thema’s en gebieden in Indonesië. Door Hagens heldere taalgebruik en toegankelijke stijl is het een allesbehalve droge opsomming. Als lezer val je van de ene in de andere verbazing over zoveel onrecht, onverbloemd racisme, geweld en excessen.
Inlanders
De auteur laat het niet bij een beschrijving van de soms gruwelijke feiten, maar kadert ze ook in. Al op de eerste bladzijden laat hij weten wat hij onder kolonialisme verstaat. Hij beschrijft de rol van de Vereenigde Oostindische Compagnie (oud-premier Balkenende zal na lezing van dit boek niet zo makkelijk meer de VOC-mentaliteit bewieroken), de opstelling van de (protestantse) kerk en van de pers, van de Oranjes, hij behandelt de relatie tussen de Nederlandse bestuurders en de ‘inlanders’, zoals Indonesiërs destijds werden genoemd, en laat aan de hand van schokkende voorbeelden zien dat het racisme niet ver weg was.
Hagen gaat ook uitvoerig in op de kritiek die er vroeger al was op het Hollandse kolonialisme; Multatuli was wel de bekendste criticus, maar hij was zeker niet de enige. Gouverneur-generaal Laurens Reael, voorganger van de beruchte Jan Pieterszoon Coen, zei eeuwen geleden al dat Nederland de naam had ‘de allerwreedste natie van de gehele wereld’ te zijn.
Centraal in het boek staat de vraag van een zeventiende-eeuwse vorst in Makassar, gericht aan de Nederlandse overheersers: “Wie gaf u het recht forten te bouwen in een land dat u niet toebehoort?” Kortom, wat deden we daar?
Misrekening
Door de eeuwen heen zijn er prachtige verhalen gedebiteerd over hoeveel moois we wel niet brachten. Dat het de Hollanders te doen was om de verheffing van de plaatselijke bevolking, dat de islam moest worden ingedamd en in plaats daarvan het christelijke geloof verspreid, dat de regionale handel en de infrastructuur door toedoen van de Nederlanders een enorme oppepper kregen.
Maar Piet Hagen laat met een keur van argumenten en cijfers zien dat hét motief voor de Nederlandse aanwezigheid op de archipel puur geldelijk gewin was, al die oorlogen waren vooral bedoeld om dat veilig te stellen. Jan Pieterszoon Coen vatte dat handzaam samen in zijn devies: “Geen handel zonder oorlog en geen oorlog zonder handel.”
Het langste hoofdstuk van het boek draait om de onafhankelijkheidsstrijd van Indonesië tijdens en na de Tweede Wereldoorlog, dat was Nederlands laatste koloniale oorlog. Als de in augustus 1945 verslagen Japanners eenmaal weg waren, kon de draad weer gewoon worden opgepakt, dacht Den Haag. Dat was een ernstige misrekening. De naoorlogse kabinetten onderschatten het sterk gegroeide nationalisme in Indonesië en misrekenden zich bij de veronderstelde steun van grote mogendheden als de Verenigde Staten.
Misschien kwam dat ook wel, oppert Hagen, door het gebrek aan internationale ervaring van de premiers Beel en Drees: de eerste was adjunct-gemeentesecretaris in Eindhoven geweest, de tweede wethouder in Den Haag.
Zwaar verwijt
Onder de eufemistische term ‘politionele actie’ zette Nederland tot twee keer militairen in om het gezag in Indonesië te herstellen. Tot woede van de internationale gemeenschap, ook van bevriende landen, zoals Australië. De vertegenwoordiger van dat land in de VN-Veiligheidsraad kwalificeerde die acties als ‘erger dan wat Hitler heeft gedaan tegenover Nederland’.
Dat was een zwaar en pijnlijk verwijt. Want hoe was het toch mogelijk dat een land dat vijf jaar had geleden onder nazi-Duitsland zich daarna in Indonesië zelf aan oorlogsmisdaden schuldig maakte? Want dat was wat er gebeurde, al duurde het ruim twintig jaar voordat die excessen in de openbaarheid kwamen. Hagen somt de ‘voorbeelden van excessief Nederlands geweld’ op een aparte pagina op, en doet dat trouwens ook met de voorbeelden van excessief Indonesisch geweld, want dat was er evenzeer.
Het is geen boek dat je in één ruk uitleest, daarvoor is het te omvangrijk en vooral ook te gedetailleerd. Het is eerder een naslagwerk. In het begin geeft Hagen een soort spoorboekje waar wat te vinden is. Zelf noemt hij het ‘dit in mijn ogen noodzakelijke boek’. Zijn oogmerk was niet zozeer nieuwe details te geven over het koloniale tijdperk in Indonesië, want over alle bijna aspecten is al heel veel gepubliceerd. De auteur stelde zich bij zijn onderzoek vooral tot taak de bestaande literatuur over koloniale oorlogen ‘onder het stof vandaan te halen, samen te vatten en toegankelijk te maken’. Een zware opgave, maar Hagen is daar met dit waardevolle boek uitstekend in geslaagd.
Piet Hagen
Koloniale oorlogen in Indonesië. Vijf eeuwen verzet tegen vreemde overheersing
Arbeiderspers 1024 blz. € 59,99