Peter Pontiac Ik was geen goeie junk
Peter Pontiac (Beverwijk, 1951) is striptekenaar en illustrator. Zijn bekendste werk is 'Kraut', over het leven en de mysterieuze verdwijning van zijn vader. Dit jaar verscheen 'Rhythm' - het stripwerk, compleet en chronologisch: 1969-2011. In september kreeg Pontiac de Marten Toonderprijs voor zijn gehele oeuvre.
I Gij zult de Here uw God aanbidden en hem liefhebben met geheel uw hart, geheel uw ziel en met al uw krachten
"Ik kan me nog steeds een nachtmerrie herinneren die ik als kind heb gehad. Ik lag in mijn kamertje en droomde over de afbeelding van Hans en Grietje die op de bodem van een kinderbordje stond. 'Hans en Pietje,' zei ik. Toen werden ineens de groene Micky Mouse-gordijnen weggerukt en verscheen God, een woedende Zeus-achtige figuur, die brulde: 'Het is Hans en Grietje! Hans en Grietje!' Dat gevoel - voorzichtig zijn, voor je het weet doe je het verkeerd - ben ik eigenlijk nooit helemaal kwijtgeraakt."
II Gij zult de naam van de Heer uw God niet zonder eerbied gebruiken
"Je kunt in het leven twee kanten op: je vergroft je ziel of je verfijnt 'm. Ik heb er helemaal geen behoefte aan om krachttermen rondstrooiend door het leven te gaan. Toch kan blasfemie - in de zin van welverdiende kerklastering - enorm opluchten. Er lopen vast een of twee aardige missionarissen en een paar lieve nonnetjes tussen, maar het merendeel van de katholieke kerk is schorem, tuig van de richel. Het geloof zelf, dat is een andere zaak. Ik ben nog altijd licht gelovig. Ik houd alle opties open. Niet uit angst, maar omdat ik er niets over kán zeggen. Ik bewaar al heel lang een knipseltje in mijn portemonnee waarop een uitspraak van Tertullianus staat: credo quia absurdum, ik geloof omdat het ongerijmd is."
III Gij zult de dag des Heren heiligen
"Om het leuk te houden nam mijn vader ons elke zondag mee naar een andere kerk. Zo heb ik alle katholieke kerken in Haarlem en omstreken leren kennen. Mijn moeder bleef thuis om op te ruimen, saucijzenbroodjes te bakken en 'het een beetje gezellig te maken'. Dat vond ik zó oneerlijk. Ik wilde ook wel thuis blijven om het gezellig te maken. Het waren de laatste restjes van hun... nou, in elk geval van mijn vaders religieuze gevoelens, denk ik. Toen ik een puber werd, was het ineens allemaal voorbij. 'Nu mag je zelf beslissen of je naar de kerk gaat.' Achteloos. Alsof het allemaal voor de flauwekul was geweest. Heel raar."
IV Eer uw vader en uw moeder
"Laatst kreeg ik, naar aanleiding van een publicatie waarin ik iets over mijn vader had gezegd, een mailtje van iemand die hem een jaar na zijn vermissing in een auto door Amsterdam had zien rijden, 'compleet met het litteken in zijn gezicht'. Daar wist ik niets van, van dat litteken. Ik weet ook nog niet of ik wel op dat bericht wil ingaan. Het is inmiddels meer dan dertig jaar geleden dat hij voor het laatst is gezien, in de Draaibooibaai, op Curaçao. Mijn vader was oorlogscorrespondent voor de moffen. Hij heeft aan het Oostfront gelegen - waar hij een schotwond heeft opgelopen - en hij was als verslaggever bij de invasie van geallieerden in Normandië.
Na de oorlog kreeg hij vier jaar gevangenisstraf, voor landverraad. Daarbij werden hem de toespraken het méést aangerekend die hij in Oostenrijk en Duitsland hield voor grote groepen Nederlandse dwangarbeiders, in een poging soldaten in de strijd tegen het bolsjewisme te ronselen. Tijdens zijn gevangenschap leerde hij mijn moeder kennen. Zij was, samen met haar vader, lid geweest van de NSB. Iemand had haar verteld dat er een aardige jongen, Joop Pollmann, vastzat en dat hij een briefje wel op prijs zou stellen. Ze gingen corresponderen en kregen iets moois. Tijdelijk.
Mijn vader hield niet van kinderen. Kinderen - hij kreeg er vijf - dat was iets voor vrouwen. Ik weet inmiddels wel dat hij zelf een totaal liefdeloze, afstandelijke jeugd heeft gehad, dus het heeft niet zoveel zin om hem nu nog onder de neus te wrijven dat hij geen leuke vader voor mij is geweest. Bovendien had ik er toen ook geen last van. Kinderen zijn als dieren; ze nemen alles zoals het komt. Ik herinner me wel dat ik als klein fotomodelletje mee mocht als hij voor Libelle, waar hij in de jaren vijftig als journalist aan de slag was gegaan, op reportage moest. We gingen naar Madurodam, en naar de Efteling. Er bestaat ook een foto van mij waarop ik Fanny Blankers-Koen verwelkom op Schiphol. O ja, en hij nam altijd suikerzakjes voor mij mee. Ik denk dat het beeld van mijn vader sterk beïnvloed is door mijn moeder, met wie ik veel praatte en heel erg close was. Ze klaagde altijd over hem. Hij dronk te veel, hij ging vreemd - ze heeft niet veel liefde van hem gehad. Ik begrijp wel dat ze zo over hem sprak, maar ik heb me ook weleens afgevraagd of ik, zonder die belastende kennis, misschien iets dichter bij hem had kunnen komen. Wellicht was er nog een ingang toen hij, helemaal op het laatst, vlak voordat hij bij Story, het blad dat hij had helpen opzetten, werd ontslagen omdat hij totaal manisch was geworden.
Hij zoop zich in die tijd kapot, scheidde van mijn moeder en vertrok naar Curaçao. Vijfenvijftig jaar oud, vijf jaar jonger dan ik nu ben. Alles kwijt, alles kapot. Zijn huurauto stond bij de baai, al zijn spullen lagen er nog in. Zijn lichaam is nooit gevonden. In 'Kraut' (een rijk geïllustreerde brief aan zijn vader, voor het eerst uitgegeven in 2000, AV) heb ik geprobeerd zijn leven gewetensvol te reconstrueren. Ik begon scheldend en tierend, maar ik begreep al snel dat ik het verhaal gedoseerd moest vertellen omdat ik, en na mij de lezer, er anders in zou stikken.
Ik koos voor de briefvorm omdat ik misschien wel had gehoopt dat hij dit boek zou lezen. Hij zou een oude baas zijn inmiddels, maar toch, het zou zomaar kunnen dat hij nog ergens in de Cariben woont, met een of andere negerin. Natuurlijk gun ik hem dat. Zo eindig ik mijn brief: 'Ik groet je, (en, als je nog leefde en dit ooit zou lezen: ik wens je net zo'n liefdevol sterfbed als Tine had - en iedereen zou moeten hebben), Peter.' Tine, mijn moeder, heeft de laatste jaren van haar leven in een nonnengemeenschap in Bergen doorgebracht. Ze waren zo blij met wat mijn moeder over hen in een kerkblad had geschreven dat ze haar uitnodigden om bij hen te komen wonen. Volgens mij heeft ze daar iets van de liefde en de aandacht gekregen die ze tijdens haar huwelijk had gemist. Ze ligt er, als enige moeder tussen de zusters, begraven. Ja, het verhaal van Tine, mijn moeder, is zeker te verstrippen - maar ze zien me al aankomen bij de uitgeverij! Ze heeft als dienstmeisje in Duitsland op de gekste plekken gewerkt. Ze heeft mij ooit verteld dat ze in Dortmund was toen er een luchtalarm afging. Terwijl ze met een groep mensen in een ondergronds station van de U-Bahn school, barstte boven hun hoofden een waanzinnig inferno los. Toen het stil werd en ze weer tevoorschijn kwamen, was Dortmund verdwenen. Platgebombardeerd. Overal op straat lagen lijken. Ze zagen eruit als een soort opengeknapte garnalen; door de enorme luchtdruk waren hun longen geëxplodeerd.
Mijn moeder sprak vaak met mij over haar verleden. Ze had er spijt van, haalde met een bepaalde gêne herinneringen op, maar het gekke is: als we met z'n allen naar een oorlogsfilm op televisie keken, waren ze heel fanatiek, eensgezind in hun commentaar: 'Hee, dat is een Unterfeldwebel! Die draagt helemaal geen spiegeltjes op zijn uniform!' Ze hebben het mij officieel verteld toen ik een jaar of negen was. Dat ze fout waren geweest. En dat ik er maar beter met niemand over kon praten. Ik denk dat ik het dezelfde dag nog aan mijn vriendjes heb verteld. Het was toch een spannend verhaal: een vader die in de gevangenis had gezeten, en hij had nog een schotwond ook. Ik kan me niet herinneren dat iemand mij er ooit mee lastig heeft gevallen. Volgens mij werd er met gepast ontzag op gereageerd. Zoals dat gaat, bij jongetjes van die leeftijd. We werden ook niet gezien als een landverradersgezin - daarvoor was het al te lang na de oorlog - al heeft mijn vader wel zijn achtervolgers gehad. Zodra hij ergens had gesolliciteerd werd er gebeld: 'Weten jullie wel wat voor een nazischoft die Pollmann is?' Toen hij chef kon worden bij Libelle heeft hij daarvoor bedankt omdat hij niet te veel met zijn kop boven het maaiveld wilde uitsteken. Het is lang geleden allemaal.
Ik heb verschrikkelijke ruzies met mijn vader uitgevochten, ik heb hem gemist toen ik hem nodig had, maar toen ik laatst in de Grote Kerk in Breda de Marten Toonderprijs kreeg uitgereikt - en de jury met name 'Kraut' noemde, waarvoor ik in 2001 ook al de Stripschappenning kreeg - zei ik dat ik vooral de laatste tien jaar van mijn leven erg veel aan mijn vader had gehad. Ik wilde het publiek ermee aan het lachen krijgen, maar het was ook ernstig bedoeld. Ik heb veel aan hem te danken, maar ik had toch liever een vader gehad die af en toe eens zegt: 'Dat heb je goed gedaan, jongen.'"
V Gij zult niet doden
"Ik heb in mijn jeugd diverse zelfmoorden meegemaakt. Iemand die wij tante noemden en bij ons logeerde toen ze depressief was, nam een overdosis pillen en werd door spelende kinderen in een bos gevonden. Een oom van me is de zee in gelopen. Het is goed mogelijk dat mijn vader zijn broer achterna is gegaan. Ik heb ook weleens met mijn tenen over de rand van de kade gestaan. En aangezien ik niet kan zwemmen, zou dat meteen het einde zijn. Ik kan het me goed voorstellen dat je in een uitzichtloze situatie zegt: ik peer 'm. Ik sluit niet uit dat ik dat op een dag zou kunnen doen, maar vooralsnog ben ik een gelukkig man. En een melancholicus. Ik ben permanent doordrongen van de vergankelijkheid en dat vind ik ook helemaal niet erg. Ik ben er zelfs blij mee. Ik snap niet waarom niet iedereen zo in het leven staat."
VI Gij zult geen onkuisheid doen
"Was het niet de kerkvader Augustinus die riep: 'O Heer, geef mij kuisheid. Maar nu nog niet'?"
VII Gij zult niet stelen
"Junkies staan niet bekend als betrouwbaar, maar de enigen die ik in mijn junkietijd bestal, waren de dealers. Gingen ze even naar de wc, schoof ik zo de helft van de stuff van de tafel in mijn zak. Ik leefde in het riool, in een lage, duistere wereld, geobsedeerd door zelfbevrediging en toch hield ik op een of andere gekke manier een moreel kompas. Ik was geen goeie junk. Ik riep ook steeds tegen andere junks dat ze ermee op moesten houden. Dat wilden ze natuurlijk helemaal niet horen. Ik ben er uiteindelijk mee gestopt, maar tussen mijn eerste en mijn laatste shot heeft toch vijftien jaar gezeten. Het was geen vlucht; ik was gewoon waanzinnig geïnteresseerd in die hele subcultuur van de jaren zestig. Ik spijbelde van school om bij het huwelijk van Beatrix en Claus te gaan kijken, kwam midden in de rellen terecht waar ik de politie op mensen zag inhakken. Daar toonde het systeem zijn ware gezicht, en ik zat, met een kralenketting van mijn moeder om m'n nek, bij de eerste love-ins in het Vondelpark waar Simon Vinkenoog zijn pamfletten voorlas. Ik was erbij toen joelende, bongo- spelende hippies de kerk van de Vrije Gemeente kraakten en hem Paradiso doopten. Ik blowde, ik ging lsd gebruiken... die trips bleken veel te heftig voor mij. Atoomexplosies. Daar ben ik echt de kluts van kwijt- geraakt; ik zag krokodillen door de grachten zwemmen, railings veranderden in slangen en, nog angstaanjagender, ik bevond mij in een totaal onverschillig universum. Alles wat ik zag, had dezelfde pokerface: I don't give a fuck. Daarna ging ik opium spuiten. Heel chic: met een glazen injectiespuit, in een prachtig Haarlems grachtenpand met een open haard en van die zwart-witte Vermeertegels op de vloer. Ik wilde ermee kappen toen het tot mij doordrong dat ik de hele dag bezig was om niet ziek te worden. Het was keihard werken om me zo te voelen als iedereen zich gratis, a priori, al voelde. Al dat geld, al die energie, de viezigheid, de tanden uit mijn bek - waar sloeg het op? Waanzin. Bij De Regenboog, een christelijke organisatie op de Wallen die junkies helpt, heb ik kunnen bepleiten dat zij me de methadon zouden geven, maar dat ik zelf zou af- kicken. Dat is me gelukt, van handenvol naar een pilletje per dag. Een paar weken nadat mijn dochtertje was geboren, heb ik mijn neus dichtgeknepen en ben in het diepe gesprongen. Of de lucht in, eigenlijk. Ik wilde dat ze een wakker hoofd boven haar wiegje zou zien, niet een verlopen kop met reptieloogjes. Het was allemaal zo vuil, zo smoezelig, gerotzooi met bloed - daar kom je niet zonder kleerscheuren af. Een jaar geleden kreeg ik te horen dat ik hepatitis C onder de leden heb.
Het is net alsof er een elastiek uit het verleden is losgeschoten en tegen de achterkant van mijn hoofd is geklapt. Zit ik, dertig jaar later, nóg met zo'n junkending opgescheept. Het is tamelijk onheilspellend: what's next? Tuurlijk heb ik berouw. Ik heb de beste jaren van mijn leven verpest. Ik ben het levende bewijs van het gelijk van Oscar Wilde: de jeugd is mooi, het is alleen zo jammer dat ze aan de jeugd is voorbehouden."
VIII Gij zult tegen uw naaste niet vals getuigen
"Toen mijn vader, begin jaren zestig, werd gevraagd te schrijven voor het nieuwe blad Story, het eerste echte roddelblad van Nederland, heb ik schamper gelachen en gezegd dat volgens mij niemand op zoiets zat te wachten. Naïef genoeg. Mijn vader schreef, ik meen in Libelle, de wekelijkse horoscoop. Hij had geen astrologische kennis, maar wel een dikke, slimme duim. 'Kijk deze week uit voor donkere mannen!' Dat soort non-informatie. Wat ik meekreeg van de betrouwbaarheid van journalistiek was niet veel goeds. Als peuter moest ik eens gefotografeerd worden voor Libelle, de foto was bedoeld voor een stuk over kinderen met angst voor honden. De fotograaf had een hond, een keeshond, meegenomen en zette het beest met zijn voorpoten op de rand van de box waarin ik stond. Toen de angstige reactie uitbleef, kreeg ik een klap van de fotograaf waarop alsnog de gewenste foto gemaakt kon worden."
IX Gij zult geen onkuisheid begeren
"Het is me altijd als onredelijk voorgekomen dat er in de katholieke versie van de decaloog maar liefst twee geboden over onkuisheid gaan. Het ene gebod verbiedt het en het andere gebod veroordeelt zelfs de gedachte eraan. Waarom dan ook niet een gebod 'Gij zult het doden niet begeren?' En wat is onkuisheid nou eigenlijk? Het herderlijk gefriemel aan kleine kinderen lijkt me de ultieme vorm van onkuisheid, maar als kuisheid alle handelingen uitsluit die meer zijn dan voortplanting, wordt zelfs dat paapse gerommel nog begrijpelijk. Erotiek is niet uit te bannen, een mens heeft nu eenmaal lustgevoelens. Hij is het resultáát van die lustgevoelens, of van tucht, om met Reve te spreken. Ik kan mijn aard niet verloochenen; mijn werk zit vol roomse wellust, op het genante af. Sinds Brigitte Bardot in mijn jeugd verscheen, ben ik in de ban van pin-ups. Nog steeds is er weinig zo fijn om te tekenen als verleidelijke vrouwen. Niet dat ik een sex-crazed meidengek ben. Er is ook geen haar op mijn hoofd die eraan denkt om mijn vrouw ontrouw te zijn. Ik hou van haar en zij houdt van mij. We zijn al bijna dertig jaar met steeds meer plezier samen, dus het sacrament van het huwelijk neem ik met liefde serieus."
X Gij zult niet begeren wat uw naaste toebehoort
"Die junkiejaren hebben mij mismaakt, maar ze hebben mij ook iets goeds gebracht: als je weet af te kicken van een drug, onderga je een stoomcursus onthechting. Wat doet er werkelijk toe, wat heb ik nou echt nodig? Het hele leven gaat tenslotte over onthechting, als je het slim leeft tenminste. Ik ben gepokt en gemazeld in het onthechten... alleen stoppen met roken is nog niet gelukt. Mag ik van jou roken? Het is tijd om er eentje op te steken.
www.trouw.nl/tiengeboden
Voor eerdere afleveringen van de tien geboden
undefined