Permanent retourtje Zuiden
Vanuit Nederland gezien is 'thuis' in Congo alles zoveel jovialer. Maar terug in Congo slaat daar het heimwee het ergste toe.
Rood was de kleur van mijn wijk, Quartier Zaïre. De huizen, de daken, de bomen, de straten, de modder, alles was rood. Stoffig rood. Rood als de kleur van armoede. De modder was mijn favoriete plek.
Dit was mijn speeltuin. Ik rolde en stoeide met vriendjes, vriendinnetjes, en met plezier. Daarna gingen we onder de douche. De regen was onze natuurlijke douche, gezonden door de goddelijke krachten in de hemel. Ook dit was plezierig.
Met hoeveel plezier kijk ik nu terug naar deze kleur van mijn kindertijd, vanuit mijn luxueuze woonpaleis in Den Haag met zijn assortiment aan vertrekken: badkamer, slaapkamer, woonkamer, logeerkamer, keuken, toiletten, alles binnen en binnen handbereik? Hoe plezierig is het alles te hebben? Is alles ook alles? En wat is alles eigenlijk? Hoeveel romantiek schemert er door als ik met de bril van nu terugkijk naar mijn 'toen'?
Op een dag ging ik Fleur, mijn dochter van acht, van school halen. Het was woensdag, half twaalf, donker en koud. Misschien wel de donkerste dag van mijn leven. Het regende. Het was winter. Wij moesten snel naar binnen. Voor de deur van mijn huis, realiseerde ik mij pas dat ik de sleutel binnen had laten liggen. De buren waren niet thuis. Wij stonden allebei in onze dikke winterjassen met onze handen in de broekzakken. Trillend van de kou vroeg ik mij af of wij Afrikanen wel in Europa thuishoren.
Ik keek naar boven en vervolgens naar mijn dochter. Alles was donker en somber; de temperatuur, het temperament, de stemming. Ik had medelijden met mezelf maar vooral met haar. Wat doe ik mijn kinderen aan? Waarom accepteer ik het om hun zo'n ellendig leven te bezorgen in dit land waar de zon een keer per jaar schijnt, waar de regen geen douche is maar vloek, waar geen verschil is tussen dag en nacht? Waarom hun niet de kans geven die ikzelf als klein kind heb gehad om op te groeien in een zonnige, joviale omgeving?
"Papa", zei mijn dochter, "misschien kunnen we in de winkels gaan kijken tot mama terugkomt. " Wij zijn winkels in- en uitgegaan om de schade van de ellende te beperken, het risico aangezien te worden voor zakkenrollers voor lief nemend.
Dit zijn momenten dat ik terugdenk aan Lubumbashi, de poort tot mijn leven op deze aarde, in de zuidelijke punt van wat nu de Democratische Republiek Congo heet.
Dit zijn momenten dat ik terugdenk aan spelletjes met mijn leeftijdsgenoten buiten het surveillerende oog van mijn ouders. Zorgeloze momenten dat ik mijn cavia's ging verzorgen. Sommige van die momenten wil ik soms herbeleven in Nederland. Althans voor mijn kinderen. Wij kochten twee cavia's, Pleun en Teun. Namen die door mijn dochters werden gegeven.
Ik kan mij niet herinneren dat mijn cavia's in Afrika een naam hadden. Wel kan ik mij herinneren dat ze vrij waren. Ze hadden een hoek in ons huis waar zij konden eten en drinken. Verder hadden ze de vrijheid om te gaan en te staan waar ze wilden in het huis. Maar die vrijheid ging soms te ver. Soms werd ik wakker gemaakt door cavia's die aan mijn tenen snuffelden. Boven alles had ik veel plezier met hen. Ik plukte gras voor ze, ik rende achter ze aan. Nooit had ik gedacht dat eten voor cavia's uit een dierenwinkel kan komen. Maar Pleun en Teun in Den Haag werden grote financiële posten. Eten kwam uit de dierenwinkel, ons maandelijkse budget voor vier ging omhoog naar zes. Hun vrijheid was beperkt tot de grootte van de kooi. Na een paar maanden brachten we ze terug naar de winkel. Een triest einde van een van mijn dromen over vroeger.
Andere dromen over mijn verleden zijn mij blijven achtervolgen als mijn eigen schaduw. Eten met veel mensen, op straat een praatje maken met de buren, eindeloos logeren bij vrienden en familie, zout vragen bij de buren, lucifer uitlenen aan de buren, olielamp van de buren lenen om huiswerk te maken, kletsend met vriendjes kilometers lopen naar school, de ambiance van een vertrouwde omgeving heb ik niet meer sinds ik in Nederland woon. Ik mis de zon, de chaos, de geur, de menselijke en dierengeluiden die mij als een natuurlijke wekker wakkermaakten. In Nederland ben ik voldaan en heb ik alles thuis. Ook een wekker, want ik ben hier, bij gebrek aan zon, een nachtmens geworden. Een verschijnsel dat ik in Afrika niet kende.
Een paar jaar geleden ging ik voor de eerste keer terug naar Lubumbashi. Ik wilde voelen hoe het toen voelde, ruiken hoe het toen rook. Maar tussen droom en werkelijkheid schuilt veel naïviteit. Ik kon de leeftijdsgenoten niet meer vinden. Ze waren allemaal verhuisd naar andere steden of landen. Ik vond alleen de ruïnes van mijn herinneringen. Niemand uit de wijk kende me. Filosoferend over hoe het allemaal anders zou moeten, liep ik daar als een Nederlandse heimwee-toerist.
Mijn heimwee was juist daar het hevigst. Ik was een vreemdeling in eigen wijk. Het vertrouwde rode stof bezorgde mij eerder verkoudheid dan plezier. Ik verlangde terug naar mijn eigen straat in Den Haag, waar me toch wel eens 'goedemorgen' of 'goedenavond' wordt gewenst.
Ik besefte dat mijn leven in Nederland een spagaat was tussen toen en nu, hier en daar, droom en werkelijkheid. Ik vroeg mij af of het niet beter was om de herinneringen tot de wereld van dromen te laten. Is het niet beter om het verleden te koesteren dan ernaar terug te gaan?
Ik ben niet de enige die terugdenkt aan het verleden. Romantische voorstellingen over 'hoe het zou kunnen zijn als ik daar zou zijn gebleven' verklaren ook de grote drang die veel zwarte Amerikanen hebben om naar Afrika te gaan. Ik was eens in het Caribische Guadeloupe. Een vrouw die bij het Nationale Park werkte, staarde naar mij. Zij stopte met werken en kwam mij vertellen hoe ze in mij haar voorouder zag.
Ook de bokskampioenen Muhammad Ali en George Foreman koesterden hun Afrikaanse oorsprong. Zij gingen naar Congo in 1974 voor hun historische titelgevecht.
Foreman kwam bedrogen uit. Lopend over straat met zijn hond, werd hij geassocieerd met blanke slavenhandelaars. Afrikanen die hij als familie beschouwde riepen massaal: "Ali, Boma ye, Ali, dood hem!" Foremans sprong naar zijn Afrikaanse wortels bleek een sprong in het niets.
Verlangen naar vroeger zie ik als verlangen naar oude liefde. Soms kun je die liefde mooier terugvinden maar soms ook lelijker dan toen. Intact blijft ze niet. Verlangen naar vroeger is een permanent retourtje. Als je hier bent, verlang je naar daar. En daar verlang je naar hier.
undefined