Essay
Paus Johannes Paulus II heilig dankzij de communisten
In de archieven van de Poolse geheime dienst ontdekt Ekke Overbeek hoe de communistische partij de Poolse rk kerk én de latere paus Johannes Paulus II hielp.
Karol Józef WojtyLa, bekend geworden als paus Johannes Paulus II, is bijgeschreven als de heilige die het goddeloze communisme ten val bracht. "De wereldreiziger die bijna persoonlijk het ijzeren gordijn naar beneden trok", zoals KRO-Brandpunt het tijdens de paasdagen bondig formuleerde. Zo ziet de rooms-katholieke kerk het graag. Maar dit is slechts één kant van de medaille. Minder bekend is dat de rk kerk in Polen haar huidige machtspositie en haar populairste heilige te danken heeft aan datzelfde communisme.
Deze ironie van de geschiedenis was al zichtbaar in het begin van de jaren zestig, toen de Franse priester-journalist Pierre Lenert Polen bezocht. Hij stelde tot zijn verbazing vast dat de Poolse kerk niet streed tegen het communisme, maar zich koest hield en daardoor niet alleen nadelen, maar ook voordelen ondervond van de linkse dictatuur.
"Natuurlijk wordt de Kerk teruggeduwd in haar sanctuaria en vervolgd tot op de drempels van de sacristieën. Maar de balans van vijftien jaar gedwongen co-existentie [met de communisten, red.] is niet alleen negatief", aldus een Poolse collega van de Franse priester. "Aan de communisten hebben we te danken dat we dichter bij het volk staan. Voor de oorlog stond de priester 'aan gene zijde van de barricade', dat wil zeggen in het milieu van 'eigenaars' en 'kapitalisten'. De communistische revolutie heeft dat allemaal weggevaagd en ons, priesters en bisschoppen, aan de kant van de proletariërs geplaatst." En hij concludeerde: "De autoriteit van de priester is nog nooit zo groot geweest en de invloed van de Kerk zo duidelijk."
Opium voor het volk
De reportages van pater Lenert verschenen in Parijs in 1962. In datzelfde jaar werd het Vierde Departement van het ministerie van binnenlandse zaken opgericht, een onderdeel van de Poolse veiligheidsdienst (SB) dat zich geheel wijdde aan het infiltreren, demoraliseren en in opspraak brengen van de clerus. De communisten geloofden toen nog dat ze religie, 'opium voor het volk' zoals Marx het noemde, konden uitbannen.
Terwijl het Vierde Departement zijn best deed om het volk van zijn 'verslaving' af te helpen, ging binnen de communistische partij al snel een pragmatischer wind waaien. De communisten kampten met een gebrek aan steun onder de bevolking. Om legitimiteit te verwerven, wendden ze zich graag tot nationalisme en traditie. Het katholicisme hoorde daarbij. Daarom probeerden de communisten de kerk te paaien.
Voor de oorlog was anticlericalisme wijdverbreid binnen de Poolse elite. Józef Pilsudski, de Poolse vader des vaderlands, werd protestant toen de katholieke kerk zijn echtscheiding niet wilde erkennen. Hij was actief betrokken bij het oprichten van de vrijmetselarij in Polen. Het idee dat katholicisme een onlosmakelijk onderdeel vormde van Poolsheid kwam uit de koker van nationalisten met een fascinatie voor het fascisme.
Na de oorlog sloten de communisten bij deze traditie aan. Om pragmatische redenen. Zoals oud-premier Leszek Miller, ooit lid van het Centraal Comité, het samenvatte: "De nieuwe machthebbers wilden legitimatie van de onbetwistbare leider van het geweten, de kerk. Dus sloten ze vergaande compromissen."
Normalisatie
Na de dood van Stalin voerde het regime de facto steeds meer een tweesporenbeleid. De geheime dienst hanteerde de stok. De partij hield de kerk een wortel voor.
Na 1970 werd 'normalisatie' van de verhouding met de kerk officieel het doel. In de woorden van de Poolse historicus Andrzej Friszke: "Er werd tot op zekere hoogte rekening gehouden met ,de standpunten van de primaat [kardinaal Wyszynski, het hoofd van de Poolse kerk, red.], maar tegelijkertijd ging de repressie door, gerealiseerd door het Vierde Departement."
Zowel kerk als partij waren pragmatisch. Bisschop Agostino Casaroli, die namens het Vaticaan werkte aan de relatie met de Oostbloklanden, concludeerde: "In Polen is de juridische positie van de kerk slecht, maar haar feitelijke positie goed." Om niet te zeggen heel goed. Ze werd door het volk gezien als toevluchtsoord voor de onderdrukten - en tegelijkertijd door de onderdrukkers gepaaid.
Daarbij bleek dat kerk en partij veel gemeen hadden. In een afstudeerscriptie van de Dzierzynski-academie, waar officieren van de geheime dienst werden geschoold, heette het in 1982 dat kerk en partij samen optrokken bij het "creëren van een moreel klimaat, waarin negatieve maatschappelijke verschijnselen worden veroordeeld".
Censuur
Het ging tenslotte om twee autoritaire organisaties die - elk voor haar eigen doeleinden - de kleine man klein wilden houden en ver uit de buurt van verderfelijke invloeden uit het Westen. Het dossier met correspondentie tussen de leiders van kerk en partij bevat daarvan mooie voorbeelden. Zo beklaagden de bisschoppen zich over de censuur, maar tegelijkertijd eisten ze dat diezelfde censuur ingreep waar het in hun straatje paste.
Soms deden ze dat in letterlijk in één adem, zoals valt te lezen in een document waarin ze hun eisen opsomden: "Punt 3: De censuur moet afzien van het verder inperken van publicaties van werken die aanmoedigen tot het krijgen van kinderen ('pronatalistische werken'). Punt 4: Elke soort publicatie met pornografisch karakter, die pleit voor seksuele vrijheid, of die aanmoedigt tot seks voor het huwelijk, dient verboden te worden."
In de jaren tachtig konden de bisschoppen hun eisen opschroeven. Het prestige van de kerk bereikte zijn hoogtepunt. Het was de tijd van lege winkelrekken en volle kerkbankjes. De communisten hadden hun laatste restje geloofwaardigheid verspeeld. De oppositie was zwak en verdeeld. De katholieke kerk was de enig overgebleven goed georganiseerde vertegenwoordiger van het volk.
Uit deze tijd dateert de brief van generaal Wojciech Jaruzelski, waarin hij erop aandringt de hele top van de kerkelijke hiërarchie diplomatieke reisdocumenten te geven. Poolse bisschoppen en kardinalen reisden de wereld over met diplomatieke paspoorten van de communistische volksrepubliek.
De ideologische nederlaag drong ook door tot de spionnenacademie, zoals een afstudeerscriptie uit 1984 laat zien: "Het aantal catechisatiepunten is de afgelopen jaren systematisch toegenomen." En even verderop: "Polen behoort tot de zeer zeldzame landen op deze wereld waar het aantal priesterroepingen systematisch stijgt."
Afhankelijkheid
De SB-officieren hadden nog een ander voorbeeld kunnen geven. Na ruim drie decennia waarin ze de bouw van kerken dwarsboomden, stonden er meer kerken in Polen dan ooit tevoren. In 1979 waren het er 13.000, bijna twee keer zoveel als voor de oorlog. Onbedoeld hadden de communisten het ideale klimaat geschapen voor de kerk. Als in het gezegde: wat je niet doodt, maakt je sterker. Genoeg vervolging om martelaar te zijn, niet genoeg om eraan onderdoor te gaan.
Hoezeer de kerk afhankelijk was van haar ideologische tegenhanger, bleek na 1989 toen het communistische regime verdween. De 'gewetensvrijheid' waarvoor de kerk had gestreden, kreeg een heel andere betekenis in een vrij land. De Polen begonnen aan een materiële inhaalslag. Alles wat God en Karol Wojtyla, alias Johannes Paulus II, verboden, was opeens binnen handbereik. De inhaalbehoefte was groot.
In 1995 hield de Poolse paus het niet meer uit. Tijdens een kort bezoek aan zijn vaderland waarschuwde hij zijn landgenoten voor 'groeiende intolerantie'. "Gelovigen ondervinden dat op pijnlijke wijze. Er is een tendens om gelovigen in het publieke leven te marginaliseren en dat wat voor hen het heiligst is, uit te lachen en voor gek te zetten. Deze vormen van terugkerende discriminatie zijn zorgwekkend."
In plaats van de door de paus zo vurig gehoopte herkerstening van West-Europa, gebeurde het omgekeerde: de Poolse kerk verschanste zich tegen de gevaren uit het Westen.
Massa's gelovigen
De kerk is nog altijd machtig en groot, maar lijkt - zeker na de dood van Johannes Paulus II - op een poreuze fietsband. Traag maar gestaag daalt het aantal roepingen en het aantal kerkgangers. De kerk probeert de band steeds weer op te pompen door haar vervolging en verzetsrol breed uit te meten. Daarbij staan twee namen centraal: Popieluszko en Wojtyla.
Pater Jerzy Popieluszko sprak zich openlijk uit tegen het communistische regime en zijn preken trokken massa's gelovigen. In 1984 werd hij door agenten van de geheime dienst ontvoerd en vermoord. In 2010 werd hij zaligverklaard.
Maar zijn vervolging was niet representatief voor het regime. De daders werden onmiddellijk gearresteerd en snel veroordeeld tot lange gevangenisstraffen. Om onrust in eigen gelederen te voorkomen, kortte het regime in de jaren daarna deze celstraffen in.
Ook Popieluszko's persoonlijke moed was de uitzondering die de regel bevestigde. Het grootste deel van de priesters en bisschoppen deed wat de meeste mensen deden: zich aanpassen. In de SB-dossiers stonden ze te boek als 'passief' en dus ongevaarlijk. Het aantal priesters dat samenwerkte met de geheime dienst varieerde, maar lag naar schatting rond de vijftien procent. Het aantal informanten in de hele samenleving bedroeg slechts een fractie daarvan.
Veel details over de samenwerking tussen priesters en SB zullen nooit bekend worden. In 1989 bemiddelde de kerk bij de gesprekken tussen oppositie en communisten. Daarbij bedong ze dat de administratie van het Vierde Departement werd vernietigd.
Turboheiligverklaring
De belangrijkste icoon voor de Poolse kerk is natuurlijk paus Johannes Paulus II. Icoon is hier het juiste woord. Polen discusseert niet over de intellectuele erfenis van de paus. Polen plaatst standbeelden en eet pauselijke puddingbroodjes. Het is een persoonsverheerlijking die doet denken aan voorbije tijden.
De turboheiligverklaring moet de herinnering aan de paus en daarmee de kerk zelf overeind houden. Maar ook Wojtyla's indrukwekkende carrière laat zien hoezeer de kerk haar macht en invloed dankte aan het communisme.
Wij zijn geneigd Polen te zien als een conservatief-katholieke monoliet. Niets is minder waar. In de tijd dat Wojtyla zijn eerste schreden op het priesterpad zette, werd ook in Polen het traditionele geloof ondermijnd.
Urbanisatie, betere infrastructuur, onderwijs, vrouwenemancipatie, stijgende welvaart, massatoerisme en elektronische media veranderden het land.
Een analist van het ministerie van binnenlandse zaken stelde in 1976 vast dat het leven in de dorpen rond Krakau almaar minder om de kerk draaide: "Tijdens de Kerst wordt er steeds minder gebeden en gezongen. Steeds vaker is het gewoon uitrusten, samen aan tafel zitten met de familie die uit de stad is gekomen voor een wintervakantie. Kerstcadeaus zijn zelden nog religieuze prenten of andere devotionalia en steeds vaker boeken, radio's, televisies, kleren, of zelfs alcohol van een goed merk."
Mariadevotie
De auteur komt zelf uit zo'n dorp. Hij kende Wojtyla, de aartsbisschop van Krakau, en heeft een enquête gehouden onder vijftien procent van de priesters in het bisdom. Een jaar voordat de hele wereld kennis maakt met Wojtyla's Poolse Mariadevotie, concludeert hij: "De laatste jaren is de karakteristieke Mariadevotie aan het verdwijnen op het platteland. Een element van die devotie bestaat nog in de bedevaartstochten naar Kalwaria Zebrzydowska (kruisweg waar Wojtyla van jongs af aan kwam, red.) en andere plaatsen van Mariaverering, maar ook daar vervult ze meer een culturele dan een levensbeschouwelijke rol. De bisschoppenconferentie ziet het probleem en probeert de verzwakte Mariacultus nieuw leven in te blazen door afbeeldingen van de Moeder Gods in processie rond te dragen."
Dit was niet alleen wishful thinking binnen het ministerie. In 1974 beschrijft bisschop Ablewicz van Tarnów, een stadje dicht bij Krakau, het belang van deze 'pelgrimstochten', waarbij afbeeldingen van Maria bij de gelovigen thuis worden vereerd. "Het moet het materialisme tegengaan, zowel onder gelovigen als onder priesters. (...) Het naar buiten treden en bidden moet invloed uitoefenen op ongelovigen en op hen die onverschillig staan ten opzichte van het geloof."
Met andere woorden, ook in Polen voelde de kerk dat ze terrein verloor. Het grote verschil met West-Europa was dat de modernisering hier plaatshad in het kader van een dictatuur en een steeds slechter functionerende planeconomie.
De revolutie van de jaren zestig kreeg in het Oostblok dan ook een heel ander karakter dan in West-Europa. Studenten in Parijs en Amsterdam protesteerden voor linkse idealen, tegen de moraal van kerk en burgerij. Hun leeftijdgenoten in Warschau protesteerden tegen de communistische dictatuur. Daarbij belandden linkse dissidenten in hetzelfde kamp als de katholieke kerk.
Het was de ambitieuze, intelligente en charismatische Karol Wojtyla die deze kans voor de kerk aangreep. Het is moeilijk voor te stellen, maar de man die nu als nationale heilige wordt vereerd, gold in die tijd voor velen binnen de kerk als gevaarlijke nieuwlichter.
Sacrosong
Kardinaal Stefan Wyszynski, het hoofd van de katholieke kerk in Polen, streefde naar een volks, emotioneel en liturgisch geloof voor de massa. Veel vernieuwingen van het Tweede Vaticaanse Concilie waren hem een gruwel. Wojtyla daarentegen richtte zich op intellectuelen, studenten en de jeugd. Muziek ('sacrosong') en toerisme omarmde hij als middelen voor zielzorg en evangelisatie.
Als het aan kardinaal Wyszynski had gelegen was Wojtyla nooit aartsbisschop van Krakau geworden en al helemaal geen paus. Maar ook hier maakte de geschiedenis een ironische kwinkslag: het waren de communisten die Wojtyla in het zadel hielpen.
Volgens de afspraken met het regime mocht primaat Wyszynski pas een kandidaat-bisschop in Rome voordragen nadat deze was goedgekeurd door het bureau voor geloofszaken in Warschau. Alle kandidaten van Wyszynski werden afgekeurd.
Na één jaar was er nog een over die het groene licht uit Warschau kreeg, een hulpbisschop van Krakau, die zich politiek op de vlakte hield en door de communisten als ongevaarlijk werd beschouwd: Karol Wojtyla. De heilige van morgen.
Voor deze tekst is gebruikgemaakt van onder meer 'Papiez Jan Pawel II. Biografia' van Tad Schulz, 'PRL wobec Kosciola; Akta 1970-1978' van Andrzej Friszke, en van dossiers uit de archieven van de communistische veiligheidsdienst.
Ekke Overbeek (1970) studeerde Romaanse talen en filosofie. Hij is correspondent in Warschau voor Trouw.