Paradox van een onttakelde held
Welke Nederlanders hebben zo'n grote invloed gehad op de twintigste eeuw dat na hen de wereld niet meer dezelfde was? Beroemd, berucht of onderschat, wie veroorzaakte een wending in onze levenswijze, markeerde een doorbraak in ons denken? Met het eind van de eeuw in zicht blikt Podium in Tijdsgewricht iedere dinsdag terug op invloedrijke landgenoten in de afgelopen honderd jaar.
De actualiteit van Joannes Benedictus van Heutsz (1851-1924) omspant deze hele eeuw. In 1902 werd hij in Nederland met eerbewijzen overladen als 'pacificator van Atjeh'. Nu, aan het einde van de eeuw, scharen de Atjehers zich nog steeds niet onder het gezag van Jakarta en komen er van noord-Sumatra dezelfde berichten als honderd jaar geleden: guerrilla en schending van mensenrechten.
Toen en nu zag Van Heutsz kans volstrekt tegengestelde reacties op te roepen. Aan het begin van deze eeuw was er in de Tweede Kamer (niet alleen aan de linkerzijde) een kleine en hardnekkige kern, die vol afschuw over het optreden van de militaire en civiele gouverneur van Atjeh sprak. Aan het eind van de eeuw, in 1893 kwam de Nederlandse ambassadeur in Jakarta naar Atjeh met een door oud-Knil-militairen betaalde kopie van een plaquette met Van Heutsz' kop voor het gouvernementshuis of het museum in de hoofdstad Banda Atjeh. De ambassadeur deed dat op verzoek van een tot minister gepromoveerde oud-gouverneur van Atjeh.
"Het eerste Nederlandsch-fascistische machtsvertoon" noteerde de schrijver, Frans Coenen bij Van Heutsz' pompeuze herbegrafenis vanuit het paleis op de Dam op de Nieuwe Oosterbegraafplaats in Amsterdam. Dat was op 9 juni 1927 - dus vijf jaar na Mussolini's mars op Rome en vijf jaar voor Hitlers aantreden als rijkskanselier. "Créateur de valeurs" karakteriseerde op 15 juli 1935 de toenmalige premier Hendrikus Colijn hem bij de onthulling door koningin Wilhelmina van het Van Heutsz-monument bij het Olympiaplein in Amsterdam. Colijn doelde daarbij vooral op de door Van Heutsz' overwinningen verwerkelijkte eenheid van de kolonie. Een mooie paradox: de Indonesische president Soekarno maakte in de jaren vijftig, dwars tegen Nederland en Colijns erfgenamen in, hetzelfde thema tot zijn ideaal: 'Van Sabang tot Merauke'.
In 1892 schreef majoor Van Heutsz in een brochure, teleurgesteld door het (zo'n 20 jaar durende) falen van het Indische leger, dat "de Atjehers zich nooit anders dan gedwongen zullen onderwerpen en dat slechts hij, die toont de macht te bezitten om zijn wil te doen eerbiedigen, de meester zal zijn, aan wiens bevelen zij zich zullen onderwerpen".
In 1898 kreeg hij met zijn benoeming tot civiel en militair gouverneur van Atjeh de kans het hele programma uit te voeren. In het beeld van Van Heutsz overweegt de herinnering aan het militaire geweld, maar het is op z'n minst rechtvaardig er ook aan te herinneren hoe hij als gouverneur van Atjeh zich verzette tegen het elders verwerken van de zojuist in Atjeh gevonden aardolie door de Koninklijke Olie. Het economisch voordeel daarvan moest aan de bevolking van Atjeh ten goede komen. "Het gaat toch niet aan dat de ontwikkeling van het gewest opgeofferd zou worden ten bate van een maatschappij, die eens bijzonder voordelig exploiteren wil", schreef hij de gouverneur-generaal in Batavia. Maar Van Heutsz miskende het bijzondere karakter van de misprijzend als 'een maatschappij' aangeduide Koninklijke. De minister van koloniën in Den Haag liet de gouverneur-generaal weten dat Van Heutsz moest inbinden.
Een paar jaar later, zelf gouverneur-generaal in Batavia, botst Van Heutsz weer op Den Haag. Hij heeft tot groot ongenoegen van de Nederlandse gemeenschap in Indië een subsidie gegeven aan het tijdschrift Bintang Hindia dat op een voorzichtige wijze leiding probeerde te geven aan de culturele ontwikkeling van de enigszins geschoolde Indonesiërs, onder wie nogal wat militairen van Indonesische afkomst. Dat paste in Van Heutsz' beleid, net als zijn steun aan de ontwikkeling van het volksonderwijs, want bedenk wel: hij was benoemd door minister Idenburg om diens 'ethische' politiek in Indië uit te voeren. Van de kritiek in Indië trok Van Heutsz zich niets aan - zo was nu eenmaal zijn karakter - maar de arm van zijn tegenstanders was lang. Idenburgs opvolger als minister in Den Haag kwam er tenslotte aan te pas om het subsidie aan het tijdschrift te verbieden.
In de jaren zestig was het Van Heutsz-monument in Amsterdam het mikpunt van de voor deze nuances niet zo toegankelijke provo's. "Zou er in deze stad een standbeeld van Van Heutsz staan, / men moest het onopvallend maar vandaag nog slopen" dichtte J.B. Charles in die jaren in zijn cyclus over Amsterdam, maar hij vond merkwaardig genoeg het eerst weerklank in Coevorden, Van Heutsz' geboortestad, waar ook een Van Heutsz-monument staat. Twee studenten richtten hun actie tegen dat beeld om 'de groei van de fascistische gedachte in deze tijd' te bestrijden. Eén van hen was de 22-jarige Relus ter Beek, die het nog tot minister van defensie en commissaris van de Koningin in Drenthe bracht, ondanks het strafblad (vijftig gulden boete of tien dagen hechtenis) dat hij toen opliep.
Op de Nieuwe Oosterbegraafplaats, in een uithoek van Amsterdam (en daarom onttrokken aan het oog van oproerkraaiers) ligt Van Heutsz begraven in een negen meter diepe grafkelder onder een on-Nederlands ogend (3,5 meter hoog en 2,5 meter breed) mausoleum van grijsrood en onverwoestbaar Zweeds graniet van de architect D. Rosenberg en met merkwaardig, art déco-achtig beeldhouwwerk van B. Ingen Housz.
Het in 1932 in Batavia, naar een ontwerp van Dudok gebouwde monument hebben de Indonesiërs na de oorlog gesloopt. Het andere Amsterdamse monument (van de architect G. Friedhoff en de communistische - alweer zo'n paradox - beeldhouwer Frits van Hall) is inmiddels onttakeld doordat de plaquette met Van Heutsz' portret is verdwenen.
Misschien is er aanleiding alsnog een plaquette aan te brengen en dan liefst niet met de beeltenis van een martiale militair, maar van een civiele bestuurder uit de tropen die in voorgalerij van zijn huis, in pyjama, pantoffel bungelend aan zijn voet, een sigaartje rookt. Dat beeld hebben zijn bewonderaars ons ook geschilderd.