Papoea heeft recht op meer vrijheid
In 1969 koos Papoea voor aansluiting bij Indonesië. Dat was een vreemde keuze, die de Papoea's weinig goeds opleverde. De Verenigde Naties en Nederland moeten in actie komen om hun passieve houding van toen goed te maken.
Gisteren presenteerde de historicus professor Pieter Drooglever zijn rapport over de geschiedenis van de overdracht van Nederlands Nieuw-Guinea (het huidige Papoea) aan Indonesië in 1969. De bevolking van Nederlands Nieuw-Guinea heeft bij deze 'vrije keuze' geen eerlijke kans gehad om zich uit te spreken over aansluiting bij Indonesië, zegt hij in zijn boek. Jakarta heeft het proces zo gestuurd dat maar 1025 kiesmannen een stem hoefden uit te brengen. Die zijn (door druk of financieel gewin) eenvoudiger te bewegen tot een stemming ten gunste van aansluiting bij Indonesië dan een paar honderdduizend Papoea's. De Verenigde Naties accepteerden de uitkomst. En ook Nederland liet het gebeuren.
Voormalig minister van buitenlandse zaken Van Aartsen heeft Drooglever in 2000 verzocht om deze geschiedenis te beschrijven. Het is dus een rapport met een officieel karakter, en daarmee een diplomatiek en politiek probleem. Er is lang en met onrust op gewacht. De Indonesische regering maakt zich grote zorgen over de effecten van de publicatie en minister Bot van buitenlandse zaken wil zich er niet mee profileren. Wat is er aan de hand?
In Indonesië vormen Papoea's een gediscrimineerde minderheid. Het leger treedt al vanaf 1963 met harde hand op. Het levert een reeks schendingen van mensenrechten op. Papoea is bovendien ondanks haar enorme hoeveelheid grondstoffen, de armste provincie van het land. De inkomsten die Papoea opbrengt, ziet zij niet terug, zoals in het geval van het goud van de PT Freeport's Grasberg en de kopermijn in Timika. Bovendien is bijna de helft van de 2,4 miljoen inwoners van Papoea afkomstig uit andere delen van Indonesië. Zij beheersen de handel, diensten en transportsector en nemen de goed betaalde banen in.
Papoea's hopen dat het rapport Drooglever niet alleen een erkenning van hun lijden oplevert, maar ook gebruikt kan worden om een moreel beroep te doen op de VN het hele proces van de 'Daad van vrije keuze' over te doen.
De Indonesische overheid is bang dat de provincie zich wil afscheiden van de Archipel en daarvoor steun krijgt uit het buitenland. Die angst is niet onterecht. In Papoea heerst onvrede over de manier waarop Indonesië met dit deel van het territorium omspringt. Tegelijk zullen de VS en de EU niet meewerken aan een scenario dat het gevaar van balkanisering van Indonesië in zich draagt. Internationale steun voor herziening van de 'Daad van vrije keuze' lijkt daarom niet realistisch. Het volkenrecht gaat er bovendien van uit dat wat onder (mede)verantwoordelijkheid van de VN is geschied', niet meer terug kan worden gedraaid. Wat zou er moeten gebeuren? We willen twee zaken noemen.
In 2002 nam het Indonesische parlement een wet op Speciale Autonomie voor Papoea aan. Die wet delegeert bestuursverantwoordelijkheid naar de provincie waardoor de Papoea's meer zeggenschap krijgen over hun natuurlijke hulpbronnen. De uitvoering van de wet laat echter zeer te wensen over, sterker nog, de Indonesische overheid handelt soms in strijd met deze wet. Zo heeft zij, zonder instemming van de Volksraad, besloten om de provincie op te delen in drie nieuwe provincies. De tegenstrijdige signalen uit Jakarta leiden in Papoea tot verwarring, groeiende onrust en wantrouwen tegenover de nationale overheid. Nederland dient, binnen EU-verband en op het niveau van de Verenigde Naties, de wet op de speciale autonomie voortdurend op te voeren en kritisch te volgen, als een alternatief voor herziening van de 'Daad van vrije keuze'.
Uit Papoea zelf komt het initiatief 'Papua, land van vrede' van de religieuze leiders (protestants, katholiek, moslim, hindoe en boeddhist). Zij waren onlangs in Nederland en spraken daar met organisaties als ICCO, KerkinActie, CMC, Cordaid en Justitia et Pax. Samen pleiten zij voor een vreedzame dialoog, ook met Jakarta, en werken aan verbetering van de sociaal-economische positie van Papoea's. Zij verzetten zich tegen verdere militarisering van het gebied die leidt tot een spiraal van geweld. Zij ijveren niet voor onafhankelijkheid, maar voor vrede en gerechtigheid. De Speciale Autonomiewet zien zij als een mogelijkheid om daarnaar toe te werken.
Het is van groot belang dat een Nederlandse parlementaire delegatie die volgend jaar naar Indonesië gaat, ook Papoea bezoekt. De parlementariërs moeten zelf zien hoe religieuze gemeenschappen hun eigen vreedzame weg ontwikkelen, ondanks de ogenschijnlijke tegenwerking van de Indonesische overheid.