Over de waarde van Wanning, het geluid van Schuijt en het spoor naar Spohr

Het Concertgebouw noemt de ingelijste namen van componisten aan zaalwand en balkon 'De eregalerij'. In de Amsterdamse Stadsschouwburg heet de hoefijzervormig gerangschikte parade van toneelschrijvers, acteurs of schouwburgdirecteur 'Het eerste balcon'. Deze zomer morrelt Trouw aan de muzikale en theatrale beroemdheden, die hun bestaan daar zo gebeiteld en omlijst verzekerd weten. Zijn hun wapenfeiten wel zo vanzelfsprekend? Moet er geen naam wijken voor een levende componist, dirigent, acteur, regisseur of toneelschrijver? Of moet juist een grootse dode alsnog van plaats wisselen met een nóg dodere grootsheid? En waartoe dan wel? Als oriëntatie voor de zomerserie Renommée eerst een rondgang door Concertgebouw en Stadsschouwburg. Wie prijken er waarom aan die muzische balkonwanden?

Peter van der Lint

In het Amsterdamse Concertgebouw zijn er nog steeds twee niet ingevuld: in de bochten van balkons noord en zuid zijn twee rechthoeken slechts witgekalkt. Daarop geen componistennamen in de bekende gouden belettering op een zachtgroen fond zoals die op de balkonranden en hoog onder het Concertgebouwplafond te zien zijn: de eregalerijen. Er lijken geen plannen te bestaan om de twee lege plekken alsnog in te vullen -al zijn er toch grote namen die daarvoor in aanmerking zouden komen: Prokofjev, Sjostakovitsj, Rachmaninov of Sibelius- geen van hen kreeg zo'n ereplek. Grote namen, grote symfonici wier werken met grote regelmaat in het Concertgebouw te beluisteren zijn. Toegegeven, de ruimtes op de balkonbochten zijn niet direct prominente plaatsen, de namen zouden alleen vanaf het podium te zien zijn. Maar toch!

Van de vier hier genoemde grootheden zou je er dan slechts twee kunnen kiezen en wie moeten dat dan zijn? Groot probleem derhalve en begrijpelijk dat Concertgebouwdirecteur Martijn Sanders zijn handen er niet aan wil branden. Er zijn echter ook nog andere uitwijkmogelijkheden. In de bogen van de Concertgebouwwanden op zaalniveau hangen kleine cherubijntjes die een groene wimpel vasthouden. Geen vergelijk met de grote groene cartouches, maar ook op die wimpeltjes zou je nog namen kunnen zetten van hen die het verdienen. Maar dat laatste is natuurlijk een groot struikelblok. Wie wel en wie niet?

Hoe zien de namengalerijen er nu precies uit? Laten we beginnen in de bovenste eregalerij. De namen worden in dit verhaal weergegeven in de spelling zoals op de cartouches. Als we rechts van het orgel starten en onze blik langs de noordzijde laten gaan zijn dat achtereenvolgens: Bach, Haydn, v. Beethoven, Spohr, Schubert, Mendelssohn, Schumann, Verhulst, Niels Gade, Rubinstein en Brahms. Links van het orgel en verder langs de zuidwand zijn de namen te lezen van Haendel, Lulli, Scarlatti, Mozart, Cherubini, Weber, Berlioz, Chopin, Liszt, Wagner en Gounod. Boven het frontbalkon zijn van noord naar zuid Wanning, Clemens non Papa, Orl. Lassus, Sweelinck, Obrecht, Schuijt en Reincken vereeuwigd.

Daaronder op de frontbalkonrand van noord naar zuid: Zweers, Bruckner, Mahler, Franck en Diepenbrock. Op de noordbalkonrand: Strawinsky, Pijper, Ravel, Reger, Wagenaar en Tschaikowsky. Op de zuidbalkonrand: Dvorák, Bartók, Röntgen, Rich. Strauss, Dopper en Debussy.

Al met al zesenenveertig namen in de grote zaal. In de kleine zaal lezen we dan nog Beethoven (zonder 'v' dit keer) pontificaal boven het podium met recht tegenover hem boven het balkon Brahms. Beethoven en Brahms liggen ook tegenover elkaar begraven op het Weense Zentralfriedhof. Tussen hen in in halve cirkels Mozart, Schubert, Schumann, Rubinstein en Hiller en aan de andere kant Haydn, Bach, Mendelssohn, Saint-Saëns en Grieg. Nog eens twaalf namen van wie we er negen ook in de grote zaal tegenkomen.

Wie heeft beslist over de negenveertig verschillende namen in al deze ere-galerijen? Het vreemde is dat niemand meer echt weet hoe het gegaan is. Er zijn bijvoorbeeld geen notulen bewaard van vergaderingen waarop beslist is over de cartouche-waarde van componisten. De geschiedenis van de invulling is erg duister. Duidelijk is dat de bovenste eregalerij, waar de cartouches met fraai stucwerk en kleurrijke guirlandes omgeven zijn, eerder zijn ingevuld dan de meer eenvoudigere vlakke vakken op de balkonranden. Het enig echt zekere is dat de naam van Sweelinck ('s Neerlands beroemdste componist) bij de oplevering van het gebouw al ingevuld was. In een recensie van het openingsconcert op 11 april 1888 valt namelijk te lezen dat het mooi is dat Sweelinck met zijn naam geëerd wordt, maar dat het beter zou zijn dat zijn muziek op het podium tot klinken zou komen. Een vreemde kritiek omdat Sweelincks muziek absoluut niet tot zijn recht zou komen in de grote zaal; nog steeds wordt zijn muziek er niet gespeeld.

Het lijkt waarschijnlijk dat tegelijk met Sweelinck ook alle andere namen in de bovenste eregalerij zijn geplaatst, maar zeker is het niet. Op een aquarel van N. van der Waay, gemaakt tijdens het openingsconcert, komen namelijk geen namen in de cartouches voor (de schilder zat overigens met zijn rug naar de naam van Sweelinck). Meer duidelijkheid kwam er toen een artikel in het Algemeen Handelsblad uit 1925 boven water kwam, waarin beweerd werd dat de 'plaatsing der namen' dertig jaar daarvoor gebeurde: dat wil zeggen in de periode 1890-1895.

In hetzelfde artikel stond te lezen dat de naam van Gounod plaats had moeten maken voor die van Strauss en die van Rubinstein voor Zweers. De naam van Strauss stond dus eerst naast die van Liszt en Wagner, maar de componist schijnt tijdens een bezoek aan het gebouw niet tevreden geweest te zijn met die wat weggestopte plek achter in de hoek. Hij werd later verplaatst naar prominenter regionen op de balkonrand, waarna Gounod uiteindelijk zijn oude plek weer terug kreeg.

Er zijn meer verschuivingen geweest. Zweers kreeg later, in juli 1925, een plek op de frontbalkonrand en dus kon ook Rubinstein weer op zijn oude plek terugkeren. Tegelijk met Zweers werd precies aan de andere kant die van Diepenbrock ingevuld; hun namen zijn dus vereeuwigd onder de plekken waar ze als toehoorders altijd in de zaal zaten. Tussen hen in werden toen ook Bruckner, Mahler en Franck in goud geschilderd. Die van Mahler verdween overigens weer tijdelijk tijdens de Tweede Wereldoorlog. Op last van de bezetter moest Mahlers naam samen met die van de andere joodse componisten Mendelssohn en Rubinstein uit het Concertgebouw verwijderd worden. Er werd gesuggereerd dat dat tevens een goede gelegenheid zou zijn om de gehele reeks te verfrissen met 'latere Nederlandsche en Duitsche generaties'. Het bestuur van het Concertgebouw maakte geen haast met de verwijdering en op het verzoek aan het departement van volksvoorlichting en kunsten welke andere namen ze opgenomen wilden zien, kwam kennelijk nooit een reactie. De drie vlakken bleven tijdens de oorlogsjaren leeg.

Willem Pijper kreeg zijn plaats enkele maanden na zijn dood in 1947. Een jaar later werd de naam van Béla Bartók toegevoegd. In 1952 viel de eer te beurt aan de zeventigjarige Igor Stravinsky, die het bestuur van het Concertgebouworkest een aandoenlijk bedankbriefje stuurde. Twee jaar later werd de laatste naam ingevuld. Ter gelegenheid van de vijftigste herdenking van zijn dood werd in de kromming van de zuidbalkonrand Antonin Dvorák vereeuwigd.

Er is al vaker over geschreven. Wordt het niet eens tijd om de namen aan een kritische afweging te onderwerpen. Wie weet bijvoorbeeld nog wat van Wanning of Schuijt; laat staan dat hun muziek in het gebouw gespeeld wordt. Waarom prijken de namen van Verhulst, Niels Gade (de enige wiens voornaam ook voluit in het cartouche staat) en Rubinstein tussen die van Schumann en Brahms in? Bij het lezen van de naam Rubinstein denkt trouwens bijna iedereen aan pianist Artur en niet aan de nu totaal vergeten componerende Anton, tijdgenoot van Tsjaikovski. Wie heeft de letterschilder op het spoor van Spohr gezet? Diens vioolconcerten steken bleekjes af tegen die van Paganini. Van alle beroemde Italianen zijn slechts Cherubini, Scarlatti en Lulli in het gebouw terechtgekomen. Cherubini en Lulli maakten hun carrières in Frankrijk en Scarlatti (aangenomen mag worden dat Domenico bedoeld wordt en niet zijn vader Alessandro) is slechts bekend door zijn klavecimbelmuziek.

Vreemde en aanvechtbare keuzes kortom. De namengalerijen zeggen vooral iets over de voorkeuren en de perceptie van muziekliefhebbers in het begin van de vorige eeuw. Dat betekent dat de balans nogal zwaar naar Duitse kant doorslaat. Er zijn gelukkig Franse, Slavische en Russische accenten en de begrijpelijke hunkering naar nationale grootheden heeft wat krampachtige eerbetonen opgeleverd. Een historisch gebouw dus met historische namen. Tijdens de grootscheepse en prachtig geslaagde renovatie van de zaal, inclusief de cartouches, is geen moment overwogen om er namen uit te halen en die te vervangen door meer voor de hand liggende. Terecht, maar dat weerhoudt ons er niet van om de komende zomermaanden eens fiks met oplosmiddel en kwast tekeer te gaan.

Voor dit artikel werd dankbaar gebruikgemaakt van de informatie die door Nico Steffen en Johan Giskes door de jaren heen werd verzameld.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden