Oppassen voor een generatieconfict

In naoorlogs Nederland is goed geïnvesteerd in ouderen, maar minder in kinderen. Maar dat dreigende generatieconflict is een peulenschil vergeleken met de noodzaak immigranten bij onze samenleving te betrekken. Een vraaggesprek met Peter van Lieshout (48), auteur van het WRR-rapport ’De verzorgingsstaat herwogen’. Hij pleit voor geleidelijke, maar ingrijpende omslagen.

door Hans Goslinga en Esther Lammers

In zijn werkkamer aan de Lange Vijverberg in Den Haag zit Van Lieshout dicht genoeg bij de Hofvijver om er stenen in te gooien. Gisteren wierp hij met een rapport over noodzakelijke omslagen in onze ordening der dingen een klinker in het water, die rimpelingen veroorzaakte die voor de bewoner van het Torentje en de andere politici aan de overkant niet onopgemerkt kunnen blijven. De belangrijkste boodschap: we zijn teveel bezig geweest met verzorgen en verzekeren en te weinig met verheffen en verbinden.

Dat laatste was vanzelfsprekend in het Nederland van de 20ste eeuw, met zijn homogene, blanke bevolking en vaste werk- en leefpatronen. In het Nederland van nu, met een veelkleurige populatie en sterke variaties in de manier van leven en werken, moeten we daar weer echt werk van maken. De verzekering- en verzorgingsstaat van gisteren moet volgens het rapport veranderen in een samenleving die verheft en verbindt. Dat vergt in de eerste plaats een verschuiving van de aandacht van ouderen naar jongeren – vooral jongeren van allochtone afkomst.

Heel ruw vertaald zegt het WRR-rapport: we zijn goed geweest voor de ouderen, maar de kinderen, hun vorming en onderwijs, zijn er bekaaid af gekomen. Van Lieshout: „Nee, ik zeg niet dat we té goed voor onze ouderen hebben gezorgd, wel: goed. Ons pensioenstelsel is een van de beste ter wereld, sommige ouderen zijn door hun vermogensgroei zelfs ’oververzekerd’, de armoede onder mensen boven de 65 jaar is de laagste in Europa. Daarentegen is de zorg voor kinderen relatief beperkt gebleven. De verlofperiodes rond geboorte zijn kort, de kinderopvang komt traag van de grond en staat meer in het teken van opvang dan vorming, met het aantal onderwijsjaren bungelen we in Europa onderaan. Het onderwijs straalt over de hele linie, van voorschoolse kinderopvang tot en met de universiteit, onvoldoende ambitie uit.”

„Ik pleit er niet voor geld bij de ouderen weg te halen om in de kinderen te investeren. Maar er moet wel een forse extra slag worden gemaakt willen we onze achterstand in vorming en onderwijs inhalen. In de VS zit de oudere generatie er het warmst bij, terwijl de armoede zich tegenwoordig concentreert onder jongeren. Hier is het nog niet zo ver, maar het verschil is groot tussen de prestatiegeneratie, de mensen van boven de 65, en de jongste generatie, tussen de 25 en 35 jaar, als je kijkt naar hun vermogen en positie op de woningmarkt. Jongeren zijn wel populair op de arbeidsmarkt, maar ze komen niet makkelijk aan een koophuis. En de sociale zekerheid is voor hen minder dan voor vijftig-plussers. Ik wil niet spreken van een nieuw generatieconflict, maar we moeten wel oppassen.”

Als veel ernstiger beschouwt Van Lieshout de segregatie tussen immigranten en oorspronkelijke Nederlanders. „De kans dat u als blanke, goed verdienende autochtoon een zwarte Nederlander in uw buurt of op uw werk tegenkomt is de afgelopen twintig jaar kleiner geworden.” Voor veel allochtonen liggen scholing, huisvesting en werk volgens het rapport niet binnen handbereik. Dat kan zich vertalen in versterkt zoeken naar eigen identiteiten en terugtrekken in eigen kring, wat de integratie alleen maar moeilijker zal maken. Van Lieshout meent dat dit probleem op lokaal niveau en via het onderwijs moet worden aangepakt. „Mensen identificeren zich makkelijker met een stad dan met een land. Een immigrant die een tijdje in Rotterdam woont, gaat zich Rotterdammer voelen, niet zozeer Nederlander. Bestuurders als Leers, Pastors en Aboutaleb voelen dat goed aan. Ze beschouwen het elk op hun eigen manier als hun voornaamste opdracht te verbinden; ze willen geen uitvoeringskantoor van Den Haag zijn.”

„De segregatie begint al op hele jonge leeftijd. Een kind van allochtone ouders heeft vaak al een achterstand van een tot anderhalf jaar als het op de basisschool binnenkomt. Doe je daar niks aan, dan werkt dat door. Er zijn uitstekende programma’s waarmee je die achterstand flink kunt reduceren, maar ons bestel is daar niet op ingericht. Daardoor is het moeilijk ouders te prikkelen hun kind zo’n programma te laten volgen. Je kunt de leerplicht verlagen tot twee jaar, maar daar ben ik niet voor. Dan raak je aan de rol van de ouders en dat werkt contraproductief. Het probleem zit in de matige kwaliteit van de kinderopvang.”

„Die wordt vooral gezien als instrument van de arbeidsmarkt: als opvang. Niet als plek voor culturele, sociale en lichamelijke vorming van kinderen. In de politiek gaat de discussie over gratis of niet. Dat is niet de kernvraag. De kwestie is dat we de kinderopvang inhoud moeten geven, zodat er werfkracht van uitgaat. Hier hebben ouders een kwaad geweten als ze hun kind naar de opvang brengen. In Denemarken is het andersom. Daar hebben ouders het gevoel dat ze hun kind iets onthouden als ze het niet doen.”

Ook het voortgezet onderwijs zou leerlingen veel gerichter, individueler moeten begeleiden, vindt de WRR. Van Lieshout: „Jongeren van 16 tot 19 jaar weten vaak nog niet wat ze voor leven willen. Ze hebben grote, vaak irreële verwachtingen. Ze wisselen daardoor snel van opleiding. Het is de nieuwe TMF-generatie, ze denken snel heel wat te kunnen bereiken. Een meisje dat de modeopleiding op het ROC volgt, denkt dat ze binnen een paar jaar een eigen lingerie-lijn heeft. Als blijkt dat dit niet lukt, haakt ze teleurgesteld af.”

Van Lieshout noemt dat een logische ontwikkeling bij jongeren. „Het grootste probleem is niet de schooluitval onder jongeren, maar wel dat we deze jeugd in Nederland geen tweede kans-opleiding bieden. Het is niet erg dat jongeren die het nog niet weten even stoppen met de opleiding en gaan werken. Werkgevers hebben deze jongeren ook graag, onze jeugdwerkloosheid is de laagste in Europa.”

Maar op termijn vallen juist deze jongeren structureel buiten de boot als ze niet alsnog een opleiding volgen. „Op een later moment moeten ze zich alsnog kunnen scholen, via het bedrijf of starten met een nieuwe opleiding. En dat is in Nederland niet geregeld. Gaan we daar niet in investeren, dan hebben ze te weinig bagage de rest van hun leven. Deze jongeren zijn op hun 23ste jaar als ongeschoolde werkkracht al te duur voor werkgevers.”

Weinig ambitie kenmerkt ook het Nederlandse hoger onderwijs, vindt Van Lieshout. „ Nederland bungelt qua prestaties onderaan de ranglijstjes van EU-landen, terwijl in landen als Korea en China studenten inmiddels zo goed worden geschoold dat ze zelfs Europa al voorbij streven.” Hij citeert met instemming de econoom en voormalig PvdA-staatssecretaris Rick van der Ploeg, die zei: „Nederland kenmerkt zich door angstige universiteitsbestuurders, pretstudenten en middelmatige professoren.”

Op universiteiten en hogescholen hebben studenten nog maar twaalf tot veertien uur college per week. „Dat is de helft minder dan twintig jaar geleden. Bovendien zijn we van zes naar vier jaar studie gegaan. En universiteiten houden er rekening mee dat studenten tegenwoordig moeten bijverdienen om te kunnen rondkomen. Onze studiefinanciering is de enige uitkering in de sociale zekerheid die mensen er spontaan toe aanzet ontzettend veel te gaan werken. Terwijl het de bedoeling is dat studenten studeren, zich verheffen.” Om die reden bepleit de WRR invoering van het profijtbeginsel in het hoger onderwijs. „Studenten moeten een studiefinanciering krijgen waarvan ze kunnen rondkomen tijdens hun studie. En voor zover je er van uit kan gaan dat deze studenten dankzij hun studie later een goed inkomen hebben, moeten ze na hun studie gedurende tien jaar extra belasting aan de staat terugbetalen.”

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden