Oplossing armoedeprobleem is meer dan helpen armen
Niemand mag in de kou zitten, vindt minister Melkert, en daarom wil hij de lagere inkomens een financiële tegemoetkoming geven voor de extra stookkosten van deze winter. Mooi, maar een echte oplossing voor het armoedevraagstuk is een maatregel als deze natuurlijk niet. De auteur is econoom. Tot begin dit jaar raadslid voor GroenLinks in Groningen, momenteel hoofd van de centrale stafafdeling van AbvaKabo. Dit artikel is op persoonlijke titel geschreven.
Al jaren wordt er door een aantal linkse en kerkelijke groepen op gewezen dat een grote groep Nederlanders, geschat op 800 000 huishoudens, rond moet komen van een steeds lager minimuminkomen. Op lokaal niveau zijn er legio mogelijkheden om iets te doen: kwijtschelding van gemeentelijke heffingen en belastingen, invoering van een kortingspas of een minimafonds, uitbreiding van bijzondere bijstand, verbeteren van de mogelijkheden tot bijverdienen en ondersteunen van mensen met schuldenproblemen.
Belangrijke maatregelen, die echter ook hun beperkingen kennen. Het gevaar van stigmatisering is groot, de uitvoeringskosten zijn hoog en ze lossen het echte probleem van een structureel te laag inkomen niet op. Maatregelen op gemeentelijk niveau gaan noodzakelijkerwijs bijna altijd uit van een individuele aanpak, terwijl het probleem zo groot is dat er steeds meer mensen een beroep moeten doen op deze maatregelen.
De huidige aandacht van de Tweede Kamer voor het armoedeprobleem is terecht, maar geeft me toch een ongemakkelijk gevoel. De oplossing van het armoedevraagstuk wordt niet gezien als iets waarvoor duidelijke politieke keuzes gemaakt moeten worden. De discussie wordt verengd tot het helpen van arme mensen die in grote financiële en maatschappelijke problemen zijn terechtgekomen. Er worden allerlei kleine maatregelen voorgesteld voor heel specifieke groepen, terwijl alle groepen die langdurig op een minimuminkomen zijn aangewezen kampen met armoede.
Armoede heeft maar voor een zeer beperkt deel een individuele oorzaak. De toenemende problematiek is niet los te zien van de koopkracht-achteruitgang van de groepen met de laagste inkomens: naarmate meer mensen met een lager inkomen moeten rondkomen neemt de armoede toe. Dat is precies wat vanaf de beginjaren tachtig is gebeurd. In de periode 1983-1995 zijn het minimumloon en de hieraan gerelateerde uitkeringen minder toegenomen dan de stijging van de prijzen, zodat er sprake is van aanzienlijke koopkrachtachteruitgang. Iedereen kent de maatregelen die de positie voor de laagste inkomens hebben verslechterd, zoals het bevriezen en ontkoppelen van het minimumloon en de uitkeringen en stelselherzieningen in de sociale zekerheid.
Armoede kan niet los van de totale inkomensverdeling worden gezien. De echte oplossing moet dan ook gevonden worden in een politiek die gericht is op een gelijkere verdeling van inkomens. Blijkens onderzoek van het Sociaal-Cultureel Planbureau heeft een nivelleringspolitiek een groot en groeiend draagvlak onder de Nederlandse bevolking. Natuurlijk moet dat op een zodanige wijze gebeuren dat negatieve effecten worden uitgesloten. Er zijn echter genoeg mogelijkheden in de CAO-onderhandelingen (centen in plaats van procenten) en publieke inkomensoverheveling om de inkomensverschillen op een goede wijze te verkleinen.
Kortom nivellering van inkomens moet naast armoedebestrijding weer bovenaan op de politieke agenda.