Opkomst en ondergang van een roomse krant Zo heldhaftig was De Maasbode niet

Hans Vermeulen: De Maasbode; de bewogen geschiedenis van 'De beste courant van Nederland'; uitgeverij Waanders, Zwolle; ¿55,-.

JET KUNKELER

Maasbode-personeelsleden stormen het gebouw binnen, naar de schuilkelder, nog maar kort tevoren aangebracht en door de hoofdredacteur - een functie die uitsluitend door een priester mocht worden bekleed - persoonlijk ingezegend. De kelder staat echter vol drukinkt, weggelopen uit de gesprongen vaten. Terwijl de eerste granaten inslaan geeft Witlox in ijltempo iedereen de absolutie, waarmee de zonden worden vergeven.

Het personeel brengt het er levend af, het gebouw ligt in puin, bibliotheek en archief zijn verloren gegaan. Een handicap voor wie de geschiedenis van de krant beschrijven wil; te meer daar ook het naoorlogse archief verdwenen bleek, vermoedelijk vanwege de diverse verhuizingen na de fusie met het dagblad De Tijd. Desondanks heeft historicus Hans Vermeulen met behulp van zowel mondelinge bronnen als elders bestaand schriftelijk materiaal een zeer gedegen en fascinerend boek over De Maasbode geschreven.

Voor wie er zelf heeft gewerkt of het blad en zijn geschiedenis een beetje kent, komen twee gebeurtenissen het eerst bovendrijven als het woord Maasbode valt: de oorlog, waarin de krant verboden werd, en het jaartal 1959 toen de krant fuseerde met - beter gezegd: verdween in - concurrent De Tijd. Maar de historie begint veel eerder, op 1 oktober 1868, als het eerste nummer van De Maasbode verschijnt. Een rooms-katholiek blad, evenals zijn wat oudere, op 17 juni 1845 opgerichte Amsterdamse rivaal De Tijd.

Meteen in het eerste nummer maakt De Maasbode duidelijk wat de krant voor ogen staat; een stellingname die volgens de schrijver van het boek in feite, zij het later wat afgezwakt, dezelfde is gebleven. “... dat wij geen andere dan orthodoxe Roomsch-Katholieken kennen, wijl de Katholieke Kerk niemand onder hare kinderen telt, of hij moet orthodox zijn in dien zin, dat hij alles, volstrekt alles gelooft, wat de kerk als dogma te gelooven voorstelt.” De krant is primair spreekbuis, geen nieuwsblad, zoals alle kranten op levensbeschouwelijke basis uit die tijd, ook De Standaard van Abraham Kuyper en de dan opkomende socialistische pers. De Maasbode ziet vooral de liberalen als tegenstanders van het christendom; de permanente strijd tegen het liberalisme loopt als een rode draad door de eerste decennia waarin de krant - aanvankelijk als weekblad, vanaf 1 april 1885 als dagblad - verschijnt.

Vooral onder het regime (1898 tot 1912) van hoofdredacteur Marie Thompson - geen vrouw ondanks zijn voornaam, vrouwen waren vroeger onbekende wezens op krantenredacties - moet de krant zeer rooms zijn geweest. Thompson, priester, was een zoon van directeur-hoofdredacteur J.W. Thompson, een van de vier mensen die bij de oprichting van De Maasbode waren betrokken. Marie Thompson was als het ware de aanvoerder van het integralisme, een reactionaire stroming binnen de rooms-katholieke kerk, erop neerkomend dat alles wat niet katholiek was niet deugde.

Opvallend noemt Vermeulen het antisemitisme van De Maasbode, al wordt op dit punt ook af en toe een tegengeluid gegeven, bijvoorbeeld door de latere minister Aalberse, medewerker van het blad. Na 1933 verandert in katholieke kring, ook bij De Maasbode, de opstelling jegens de joden. Vaak echter, oordeelt Vermeulen, vooral om humanitaire, niet om ideologische, sociale of filosofische redenen. Voor Vermeulen is dat duidelijk niet genoeg. De Maasbode had, als belangrijk opinievormend medium, juist in een periode als die van de jaren twintig, dertig, zijn taak moeten begrijpen. De krant was immers voortgekomen uit een strijd voor de gelijkberechtiging van de katholieken, een eeuwenlang achtergestelde groepering.

“Zij zag zichzelf als een middel om de katholieken als volwaardige burgers te integreren in het Nederlandse vaderland, op zich een loflijk streven. Wij zijn Nederlanders, zo luidt het al in de 'beginselverklaring' van september 1868, en bij vele gelegenheden nadien zullen dezelfde woorden klinken. Die positie werd de joden blijkbaar niet gegund; de krant heeft zich er in elk geval niet sterk voor gemaakt. Dat deze pedagogische en emancipatorische taak, op te voeden tot Nederlanders, ook een bredere strekking kon hebben dan uitsluitend 'het eigen volk', is door De Maasbode op een cruciaal moment in de vaderlandse geschiedenis op jammerlijke wijze onontdekt gebleven.”

Dat liegt er niet om. Ook een ander aspect dat met de oorlog te maken heeft zal voor menigeen - ook voor mij - die meende dat de krant zich heldhaftig had gedragen en daarom verboden werd, een teleurstelling zijn.

De Maasbode stond goed aangeschreven, was na de Thompson-periode in wat rustiger vaarwater gekomen en onder de legendarische directeur Henri Kuijpers uitgegroeid tot een 'katholieke Nieuwe Rotterdamsche Courant', het doel waarnaar Kuijpers altijd had gestreefd. In de jaren waarin in Duitsland het nazisme opkwam, stond De Maasbode daar als deutschfeindlich, vijandig jegens de Duitsers, bekend. Toenmalig hoofdredacteur Witlox richtte zich, zoals gebruikelijk, naar het woord van de bisschoppen die in 1936 fascisme en nazisme afwezen; wie de NSB steunde werd de sacramenten geweigerd. Witlox nam trouwens al eerder, in 1933, duidelijk afstand van Musserts beweging. Kort na de Duitse inval wordt ook nog verontwaardigd op de bezetting gereageerd.

Maar - en daarin schuilt mijn teleurstelling - dat duurt niet lang. De krant plaatst niet alleen berichten die uitvloeisels zijn van Duitse bevelen, maar ook artikelen en commentaren die op zijn minst de indruk wekken de Duitsers gunstig te willen stemmen, zodat soms misschien meer van 'deutschfreundlichkeit' dan van 'deutschfeindlichkeit' kan worden gesproken.

Toch werd de krant verboden, in tegenstelling tot menig blad dat, gelijkgeschakeld en gecensureerd, bleef voortbestaan. Op 4 februari 1941 ontdekt een verbaasde Maasbode-redacteur dat de altijd openstaande deur gesloten is en dat daarop plotseling een bel is aangebracht. Als hij die heeft ingedrukt verschijnt een in zwart uniform gestoken Nederlander die hem kort en bondig meedeelt dat De Maasbode is opgeheven en dat Volk en Vaderland de zaak heeft overgenomen.

Maar niet, zo schrijft Vermeulen, omdat De Maasbode de nazi's onwelgevallig was. Eigenlijk ging het de Duitsers om de houding van het Nederlandse episcopaat, dat in de loop van de jaren dertig herhaaldelijk zijn stem liet horen tegen het nazisme en de NSB, en vooral om de aartsbisschop van Utrecht, Johannes de Jong. De Duitse autoriteiten zouden er echter voor hebben teruggedeinsd de bisschoppen direct en persoonlijk aan te pakken en deden dat daarom indirect, door het verbod op het grootste en meest invloedrijke rooms-katholieke landelijke dagblad. De vooroorlogse opstelling van de krant zal hebben meegespeeld, maar, meent Vermeulen, ook niet meer dan dat. Overigens was er nog een andere factor: Mussert had drukperscapaciteit voor zijn eigen blad nodig en maakte zich daarom meester van gebouw, persen en aandelen van De Maasbode.

Na de oorlog kabbelde, ondanks pogingen van vernieuwingsgezinde redacteuren om de krant te moderniseren, het 'rijke roomsche leven' weer rustig verder. “De krant”, schrijft Vermeulen, “was en bleef een produkt van katholieke emancipatie, verzuiling en klerikalisme en zat als het ware gevangen in haar verleden.” Alleen rigoureuze veranderingen hadden, meent hij, de krant misschien kunnen redden. De tijd waarin De Maasbode fungeerde als spreekbuis en steunpilaar van een relatief gesloten emancipatie-katholicisme was definitief voorbij, maar men bleek niet bij machte een andere koers te varen.

Zo naderde, ruim negentig jaar na de oprichting, de fatale datum 31 maart 1959, de laatste dag waarop De Maasbode als zelfstandige krant uitkwam. Op 1 april verscheen het eerste nummer van De Tijd-De Maasbode, zoals het gefuseerde blad nog enkele jaren zou heten. Extra wrang voor de Maasbode-mensen was dat in 1931 de rollen omgedraaid waren geweest; toen was De Tijd bijna door De Maasbode overgenomen. Nu was De Maasbode duidelijk de onderliggende partij, in weerwil van de in Rotterdam graag gehoorde grap van Wim Kan: “Waar blijft de tijd, waar blijft de tijd.... opgeslokt door De Maasbode ...”.

Ergens moet ik nog een fotootje hebben van die laatste dag waarop De Maasbode verscheen. Een Maasbode-redacteur spiest een soort pikhaak door een exemplaar van het blad van de vijand. Zelf sla ik, redactiesecretaresse te Rotterdam, deze handeling instemmend gade. Geen idee dat we later beiden, in Amsterdam, de straat zouden opgaan in een vergeefse poging het dagblad De Tijd te redden. Judocus Smits, stichter van De Tijd, moet ooit gezegd hebben dat de oprichting van De Maasbode, concurrerend rooms-katholiek dagblad, wel eens tot de ondergang van beide kranten zou kunnen leiden...

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden