Op zoek naar de allerbeste

Op lijsten van de beste universiteiten scoren de Nederlandse universiteiten goed. Maar waarom staat 'Leiden' op de ene lijst 64ste en op een andere 100ste? Wat zeggen die lijsten eigenlijk?

MARIJKE DE VRIES

Goed nieuws voor de communicatie-afdelingen van Nederlandse universiteiten: op de lijst van 's werelds beste universiteiten die het Britse tijdschrift Times Higher Education (THE) gisteravond publiceerde, zijn alle Nederlandse instellingen gestegen. Er staan er nu zeven in de mondiale top-100.

Mooi. Maar wat zegt dat? Jaarlijks worden meerdere rankings gepubliceerd waarop universiteiten kunnen zien hoe goed ze scoren ten opzichte van hun concurrenten. De universiteit van Shanghai publiceerde haar Academic ranking of world universities (ARWU) in augustus. Vorige maand kwam het Britse bureau QS met haar World university ranking en in december komt de 'Leiden ranking' van het Centrum voor Wetenschaps- en Technologiestudies (CWTS, Universiteit Leiden) weer uit. Dat zijn de meest bekende lijstjes; er zijn er meer.

Stuk voor stuk komen ze tot een andere winnaar. Als we de lijstenmakers mogen geloven, zijn er vier universiteiten die de beste van Nederland zijn: die van Amsterdam, Utrecht, Twente en, sinds gisteren, ook die van Leiden. De laatste stijgt op de ranglijst van THE vijftien plaatsen naar 64, waarmee Leiden de Universiteit Utrecht - vorig jaar nog de beste Nederlandse instelling - achter zich laat. In de Shanghai-ranking is Utrecht wel de hoogst genoteerde.

Dat is geen kwestie van pieken op het juiste moment. Elke ranglijstproducent verzamelt zijn data over een langere periode. Het verschil zit hem in de meetmethodes.

In de Shanghai Ranking draait het alleen om de wetenschappelijke prestaties van universiteiten. Daarbij tellen het aantal Nobelprijzen in de geschiedenis van een instelling en de hoeveelheid publicaties in de invloedrijke wetenschappelijke tijdschriften Nature en Science zwaar mee.

Universiteiten zonder medische of natuurwetenschappelijke faculteit worden daardoor benadeeld, zegt hoogleraar Ton van Raan van het CWTS. Hun onderzoekers zullen veel minder in internationale tijdschriften, laat staan in Nature en Science, publiceren. Het is een van de redenen waarom de Universiteit van Tilburg onderaan bungelt, zegt hij. "Ze hebben geen medische faculteit, maar zijn wel heel goed in econometrie."

Bij THE scoort Tilburg een stuk beter. De universiteit valt net buiten de top-200. "Wij meten niet alleen onderzoek, wij willen het grotere plaatje laten zien", zegt Phil Baty van Times Higher Education. "Een universiteit is volgens ons niet alleen een onderzoeksinstituut. Wat daar gebeurt, gaat over het leven, over onderwijs, de lokale economie, innovatie, internationalisering - dat nemen wij allemaal mee."

Bij het CWTS in Leiden moeten ze niks hebben van zo'n mix van onderwerpen, zegt Ton van Raan. Bovendien zijn de meetmethodes van THE volgens hem onduidelijk. Ook kunnen universiteiten op sommige punten sjoemelen: gegevens over bijvoorbeeld personeel moeten ze zelf aanleveren.

Van Raan is verder kritisch over de 'reputatiemeting' van THE. In die enquête wordt wetenschappers onder meer gevraagd welke universiteiten op hun vakgebied de beste zijn en welke instelling de beste studenten levert. "Ze raadplegen zo'n twintigduizend experts in hun enquête. Dat lijkt een heleboel, maar dat zijn er maximaal drie per faculteit en dat is veel te weinig. De reputatiescores komen nauwelijks overeen met de wetenschappelijke prestaties van instellingen."

Het Britse QS leunt voor haar ranglijst nog veel sterker op de reputatie die een instelling bij buitenlandse wetenschappers, werkgevers en afgestudeerden geniet. Vijftig procent van de score wordt erdoor bepaald.

Bij het CWTS kijken ze bij het maken van hun Leiden Ranking alleen naar de wetenschappelijke prestaties van een universiteit. Meer precies naar de 'citatiescore': hoe vaak een artikel door andere wetenschappers in internationale tijdschriften wordt aangehaald.

Hoewel de makers van de ranglijsten er verschillende meetmethodes op na houden, liggen de scores van Nederlandse universiteiten in al die rankings niet ver uit elkaar. De meesten staan in de subtop, tussen plaats 50 en 150. Daar zijn de marges klein, zegt Van Raan.

"Het verschil tussen plaats 64 en plaats 104 is niet zo groot als het lijkt. Je hoeft het gewicht dat aan de verschillende criteria wordt toegekend maar een beetje te veranderen of een universiteit springt twintig plaatsen omhoog of omlaag." Dat maakt de ranglijsten niet overbodig, zegt hij. Het is belangrijk dat de kwaliteit van universiteiten bespreekbaar is en dat er inzicht is in hun prestaties.

Als de verschillen zo klein zijn, waarom lukt het dan geen Nederlandse universiteit om door te dringen in de top-50? In Nederland wordt het geld gelijkelijk over de instellingen verdeeld, zegt Frans Kaiser van het Center for Higher Education Policy Studies van de Universiteit Twente. "Dat zorgt voor een hoogvlakte zonder pieken."

In Groot-Brittannië en de Verenigde Staten krijgt een klein groepje van elite-universiteiten het meeste geld. Die domineren de top van het klassement. "Wil je doordringen tot de hoogste regionen, dan moet je investeren in de vakgebieden waarin veel gepubliceerd wordt en alle andere taken als minder belangrijk beschouwen." Dat moeten we in Nederland eigenlijk niet willen, zegt hij.

Groot-Brittannië en de Verenigde Staten zijn de enige landen die meer universiteiten in de top-200 van THE hebben staan dan Nederland. Daarbij wordt geen rekening gehouden met de omvang van het land.

Nederland doet het dus allesbehalve slecht. Vanwaar dan die belangstelling voor ranglijstjes?

"Omdat buitenlandse studenten er steeds meer naar kijken", zegt Ronald van den Bos van de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR). Zijn universiteit scoort goed als het gaat om wetenschappelijke citaties, maar een stuk slechter op reputatie. "Onze prestaties zijn goed, ons imago blijkbaar niet."

De EUR denkt erover om wetenschappers aan te moedigen vaker in adviesraden plaats te nemen, of aan het inzetten van een communicatieoffensief, zegt Van den Bos. Een goede reputatie is belangrijk om studenten te trekken, maar ook om onderzoeksgelden te krijgen: "De naam van een instelling of wetenschapper speelt altijd een rol. Ook bij het aanvragen van Europese onderzoeksfinanciering is het fijn als je er qua reputatie goed uitkomt."

Op de Rijksuniversiteit Groningen worden de lijstjes serieus genomen. "De positie op de ranglijsten is van belang voor onze internationale uitstraling en bekendheid", zegt woordvoerder Jos Speekman. "Binnen Nederland is het niet zo boeiend hoe we scoren. Wij kijken niet of we de Vrije Universiteit hebben ingehaald."

Om goede studenten uit Azië te trekken, moet je in de top-200 en liefst in de top-100 staan. "In sommige landen krijgen studenten alleen een studiebeurs voor het buitenland als de instelling in de top-zoveel staat." Rankings verschillen onderling, maar ze versterken elkaar ook, zegt Speekman. "Als je goed scoort in de Shanghai-ranking, is dat goed voor je reputatie en zul je stijgen in de ranking van THE."

Wie meet er wat
De Times Higher Education's World University Ranking wordt door de volgende factoren bepaald:

Citaties: tellen voor 30 procent mee

Omvang en reputatie van het onderzoek: 30 procent

Onderwijs (reputatie van studenten, aantal studenten per docent): 30 procent

Percentage buitenlandse studenten en docenten: 7,5 procent

Inkomsten uit industrie: 2,5 procent

Bij World University Ranking van QS is de weging:

Reputatie wetenschappelijke personeel: 40 procent

Reputatie afgestudeerden: 10 procent

Aantal studenten per docent: 20 procent

Citaties: 20 procent

Percentage buitenlandse studenten en docenten: elk 5 procent

De Academic Ranking of World Universities (ARWU) van de Shanghai Jiao Tong University telt het aantal citaties, het aantal publicaties in tijdschriften als Nature en Science en het aantal belangrijke wetenschappelijke prijzen.

De Leiden Ranking van het CWTS (Universiteit Leiden) baseert zijn ranglijst op het aantal keren dat een Engelstalig wetenschappelijk artikel door andere wetenschappers wordt aangehaald in internationale tijdschriften. Er wordt rekening gehouden met het vakgebied, de omvang van de universiteit en of het werk samen met andere instellingen is uitgevoerd.

In Europees verband wordt gewerkt aan de 'U-Multirank'. Geen platte ranglijst, maar een vergelijking van universiteiten waarbij de gebruiker zelf accentverschillen kan aangeven. Europese instellingen kunnen dan vergeleken worden op verschillende punten, zoals onderwijskwaliteit, studieduur, onderzoeksproductie, internationale omgeving of samenwerking met het bedrijfsleven. De U-Multirank moet in 2014 in de lucht zijn.

undefined

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden