OP EEN MOOIE PINKSTERDAG
Van het weemoedige Op een mooie Pinksterdag - een lied van twee vaders die zich overbodig beginnen te voelen nu hun dochters volwassen worden - tot De laatste dans: de liedjes, de musicals van Annie MG Schmidt zitten vol met kwesties van moraal. Verlaat je een saai huwelijk of blijf je? Is welvaart een zegen of een ramp? De misdaad die neemt toe maar fluister het alsjeblieft want wie het hardop zegt die is niet progressief ('Foxtrot', 1977)
De plaatselijke boekhandel laat in z'n etalage het overlijden van de beroemde plaatsgenoot van destijds, Annie MG Schmidt, ongemerkt passeren. 'Figuurzaagmodellen in een lijstje', van auteur Bijl, staat er wel aangeprezen. En de nieuwe vegetarische keuken, van een mevrouw Elliott.
Niks Jip en Janneke, Abeltje, Otje of Pluk. Laat staan de alweer een beetje weggezakte Marian en Ido, het tobbende echtpaar uit 'Heerlijk Duurt Het Langst'. Of Frans, z'n vriend, z'n meisje en de twee feëen - de dramatis personae uit 'En Nu Naar Bed'.
Geen enkele hommage dus aan de schrijfster aan wie de afgelopen weken in alle toonaarden zoveel 'tegen de hypocrisie' is toegeschreven, of 'tegen de bombast', of 'twinkelende spot', of 'vrolijke warmte', of 'onnavolgbare taal', of 'en dat in een humorloos land als Nederland'.
Het kon weleens zijn dat Schmidt er in de hemel enig plezier over heeft, dat die Berkel en Rodenrijse boekenetalage gaat over figuurzagen en vegetarisch koken, en niet over haar. Dat ze in haar voor-voor-voormalige woonplaats onverstoorbaar doorgaan met hun eigen leven. Het gewone leven.
Daar had ze een scherp gevoel voor. Als ze een musical schreef stelde ze zich voor dat ze de aandacht van doodgewone mensen moest zien te vangen, die met een ritselend zakje snoep in de zaal zaten, die vooraf uit eten geweest waren en straks nog even gezellig wilden kletsen met kennissen, maar die nu eerst nog even die paar uur in die theaterzaal door moesten.
Niet de culturele voorhoede, maar gewoon publiek.
Waarom ze daar voor schreef? “Omdat ik dat door en door ben. Dat belet niet dat je afstand kunt nemen van je milieu, kijken 'hoe ze zijn'. Maar nooit zal ik er honend om lachen. Soms ben ik weleens jaloers op wie bitter en satirisch kan zijn. Maar zelf kan ik het niet. Je hebt je wortels in een milieu, die wortels kunnen broos worden, maar je knipt ze niet af.”
Schmidt woonde in Berkel en Rodenrijs in de jaren dat ze 'In Holland staat een huis' schreef - beter bekend als 'De familie Doorsnee' - en 'Pension Hommeles', 'Ja Zuster Nee Zuster' en haar eerste musicals. Later, toen haar man - met wie ze nooit was getrouwd, maar met wie ze wel 33 jaar samen was - met pensioen ging, verhuisden ze naar de Franse zuidkust. Nog later, na zijn overlijden, ging ze weer in Amsterdam wonen, net als in de jaren veertig.
Het was een ogenschijnlijk gewone Berkel en Rodenrijse huisvrouw, uit wier pen musicals als 'Heerlijk Duurt Het Langst' (1965) of 'En Nu Naar Bed' (1971) kwamen. Het was niet bepaald een Amsterdamse trendsetter.
Maar ze was geen gewone huisvrouw, want gewoon was Annie MG Schmidt nooit geweest. In het Zeeuwse Kapelle al niet, waar ze in 1911 werd geboren, uit het weinig gelukkige huwelijk tussen een studieuze predikant die 'eigenlijk' niet meer geloofde wat de Nederlandse Hervormde kerk voorschreef, en een vrouw aan wie een actrice verloren was gegaan.
Haar moeder was een brok gefrustreerd talent, opgesloten op een dorp, als vrouw van de predikant. Ze nam haar echtgenoot niet serieus, en betrok haar dochter bij die stille obstructie. Op haar 75ste zei Schmidt tegen Emma Brunt: “Ik ben altijd doodsbang geweest dat ik op haar zou gaan lijken, dat nooit!” Die moeder had een grote invloed op haar verhouding met mannen, tot ze in therapie ging en haar man vond. “Het leek wel of ik nooit mezelf zou kunnen worden, of ik altijd gedoemd was om het derivaat te blijven van iemand anders, een verlengstuk van het leven van mijn moeder.”
Bij de andere kinderen van Kapelle was ze “een minderheid in m'n eentje. Alleen tussen de boerenkinderen in Kapelle. Ik moest me altijd wapenen tegen de meerderheid. Op zondag met een racket, verborgen in een tas, stiekem op de fiets naar Goes om daar te tennissen. Altijd dat stiekeme gedoe, de hypocrisie die daar aan vast zat,” zei ze in 1981 tegen de Haagse Courant. Haar ouders omschreef ze als “eigenlijk heel liberale mensen”.
Haar eigen liberalisme, de nobele anarchie van haar hoofdpersonen voor kinderen, is nooit iemand ontgaan. Pluk, Otje, Abeltje, Jip en Janneke en die stoet andere hoofdpersonen, menselijk of dierlijk, zelf kind of volwassen, krijgen de ruimte om zichzelf te zijn. En als ze die niet krijgen nemen ze 'm, eigenzinnig als ze zijn.
De personages in Schmidts werk voor kinderen hoeven zich nooit ergens van te bevrijden: ze zijn al vrij van geest. Hun benauwde omgeving heeft daar misschien problemen mee, maar zij zelf niet.
De tegenstander is dom en benepen en onsympathiek. De helden zijn van nature al aardig en slim en inventief. Dat is, merkte Anne de Vries ooit op in een Schmidt-nummer van Bzzletin, in Schmidts kinderboeken de verhouding tussen 'kwaad' en 'goed'.
Zelf heeft Schmidt nogal eens gezegd dat er eigenlijk weinig verschil zat tussen haar werk voor kinderen en voor volwassenen. Maar dan had ze het over het belang dat ze eraan hechtte, of het plezier waarmee ze eraan werkte.
Maar wie bij voorbeeld 'Heerlijk Duurt Het Langst' herleest, ziet dat het niet klopt wat betreft de aard van de personages. Schmidts volwassenen zijn niet bijzonder, en geen nobele anarchisten. Ze zijn juist zo oorverdovend gewoon.
'Heerlijk Duurt Het Langst' gaat over overspel. Bij Annie MG Schmidt ging het daar vaak over. Een jaar voor haar overlijden, toen ze 83 was, wees ze bij een spreekbeurt op het belang van dat thema. “Bij mij ging 't natuurlijk altijd over overspel. Over vreemdgaan of niet vreemdgaan. Over trouw zijn of niet trouw zijn. Over terugkomen of niet terugkomen. Dat is het thema van mijn leven. En van zeer veel andere levens.”
In 'Heerlijk Duurt Het Langst', uit 1965, heeft het overspel nog iets van overspel - iets ordinairs. Een man met Belangrijke Baan en matig ontwikkelde normen 'heeft iets' met zijn secretaresse, die een opportunistisch wicht is. Zijn echtgenote ontdekt dat tot haar schrik en het huwelijk klapt. De echtgenote 'krijgt iets' met de buurman, maar dank zij een truc van de dochter - die verzint dat ze zwanger is, van een Turkse werknemer van haar vader - komen de echtelieden toch weer bijeen en ruimen de nieuwe geliefdes het veld.
Die verzonnen zwangerschap vond Schmidt eigenlijk maar niks: “Toen al vond ik het iets hypocriets in de story; nu zou ik het zo niet meer schrijven. Ik zou haar inderdaad een kind laten krijgen en er haar gelukkig mee laten zijn.”
Maar 'een gelukkig einde' is bij Schmidt in 1965 in elk geval wel: de hervatting van het huwelijk. Al heeft ze voor bedrogen echtgenotes een paar adviezen waarmee ze haar tijd vooruit was: neem nooit de rol van slachtoffer aan. Het liedje Zeur Niet is één langgerekt advies aan echtgenotes, om zelf je humeur te bewaren als je echtgenoot vreemd gaat:
Als je moe bent als je oud bent als je rillerig en miezerig en koud bent als je man weer met een juffrouw op de pier zit als de echtelijke liefde je tot hier zit (...) Ga naar 't postkantoor en spuug door 't loket krijg een hartaanval of ga desnoods naar bed met de kardinaal Doe dat allemaal maar zeur niet, zeur niet, zeur niet.
Zes jaar later, in 1971, is Schmidt er niet meer van overtuigd dat de voortzetting van een huwelijk het gelukkigst denkbare einde is. De kern van 'En Nu Naar Bed', haar musical van dat jaar, is dat de moraal niet meer vast ligt.
De moraal, dat zijn in 'En Nu Naar Bed' de twee feeën die over het bestaan van Frans, de hoofdpersoon, waken. De goede fee wenst Frans een huwelijk toe en een vaste baan. De boze fee wenst hem onheil en rampspoed toe. Maar gaandeweg Frans' leven ontdekken de feeën dat onheil en rampspoed misschien wel juist bestáán uit al die vastigheid, van een huwelijk en een vaste betrekking. Goed en kwaad zijn niet meer wat ze waren. Daar zitten de feeën zelf ook mee. In het lied Nostalgie zingen ze:
Toen wit nog wit was en zwart was zwart Toen koek nog koek was en gard was gard Toen kuis nog kuis was en goor was goor Dat was vóór Schmelzer nee, nog daarvoor
Het einde van 'En Nu Naar Bed' is dan ook geen happy ending, maar open. Frans kapt met de vaste baan in het bedrijf van zijn schoonvader. Zijn vriend en hij delen een vriendin. Voor wat goed is en kwaad proberen ze geen algemene regels meer te vinden. Ze bepalen het voortaan per geval en ze bepalen het zelf:
We maken ons eigen alternatiefje met of zonder boterbriefje m'n liefje, m'n liefje wat wil je nog meer Vluchten kan niet meer.
Annie MG Schmidt is in de loop der jaren steeds openlijker die richting uit gegaan, weg van de voorgeschreven opvattingen. Veertien jaar na 'Heerlijk duurt het langst', in 1979, gaat 'Er valt een traan op de tompoes' in première - geen musical, maar een toneelstuk. Ogenschijnlijk gaat het verhaal over het recht op euthanasie - ook toen al een 'actueel onderwerp'. In de recensies trok dat de meeste aandacht. Maar een laag dieper gaat het verhaal andermaal over een driehoeksverhouding. Alleen liggen Schmidts sympathieën nu andersom.
De echtgenoot, die ziek is en dood wil, krijgt geen hulp van zijn echtgenote. Zijn vriendin, die in zijn huwelijk dertig jaar steen des aanstoots is geweest, wil die hulp wel geven. Anders dan veertien jaar eerder stelt Schmidt de vriendin nu niet voor als een opportunistisch wicht, maar als een aardig mens.
Schmidts tolerantie beperkte zich niet tot haar toneelteksten. Bij de première van 'Er valt een traan op de tompoes' zat Renate Rubinstein in de zaal. Annie Schmidt was - letterlijk - Rubinsteins gedroomde moeder. Met grote opluchting stelde ze vast dat Schmidt “zo'n verhouding” niet afkeurde. Rubinstein was daar zo opgelucht over omdat ze een, op dat moment diep geheime, verhouding had met Simon Carmiggelt - die getrouwd was. De verhouding werd pas postuum publiek bekend, in 1991. Toen ontstond in het column-gedeelte van de Nederlandse pers een tumult waaruit bleek dat de opinion-leaders allerminst zo tolerant waren als ze leken. Schmidt was een van de zeer weinigen die daar iets van zei. Tegen HP/De Tijd zei ze:
“Ze (Rubinstein) had die rel voorzien. Maar evenals ik zou ze zich minder hebben geërgerd aan de boulevardpers, dan aan de serieuze kritikasters met hun benepen en kleinburgerlijke opvatting dat een geëerde opa niet vreemd mag gaan en dat het nog schandelijker wordt als een schrijfster het openbaar maakt.”
Mocht van Annie Schmidt iedereen dan maar gewoon alles, al naar gelang dat zo uitkwam? En was dat wat Nederland er zo verschrikkelijk leuk aan vond?
Nee, dat ook weer niet.
Laten wij allemaal doen wat wij willen zonder te schreeuwen en zonder te gillen Doe wat je 't liefste doet (ja zuster, nee zuster) dan is het altijd goed (ja zuster, nee zuster)
Deze regels uit de titelsong van de kinderserie 'Ja Zuster Nee Zuster', zijn niet voor niets regels voor kinderen, de enige bevolkingsgroep die Schmidt zo onderdrukt vond dat ze volgens haar altijd wel gelijk hadden. Kinderen die niet vrij konden zijn van de preoccupaties van volwassenen, te beginnen van die van hun ouders, dat vond ze pas echt erg.
Bij volwassenen zag ze altijd de keerzijde van vrijheid in - al was ze er in liefdeszaken vast van overtuigd dat liefde voorrang verdient boven de institutie 'het huwelijk' of 'de heteroseksualiteit'.
Neem 'Wat een planeet', de musical uit 1973. Dat is de musical die afrekent met het geloof dat welvaart iets goeds brengt:
Stikkend in de zalm en pate met malaga en de diepvries a la creme en de paprika. Wij arme misdeelden Ik walg van de weelde Ik walg van de wijn en de kaasfondue
en ik walg van Wina Born in de Avenue 't Zit me allemaal tot boven in de strot en ik bid: O God geef me de gruwel met krenten weer en de sappige worm in me juttepeer en in plaats van de Berend Boudewijn kwis een preek over hel en verdoemenis. (uit: Goddank er komt weer schaarste)
Of neem anders 'Foxtrot', de musical uit 1977, die speelde in de jaren dertig - maar ondertussen.
De misdaad die neemt toe maar fluister het alsjeblieft want wie het hardop zegt die is niet progressief (...) En alles laten waaien en plaatjes draaien en graaien en snaaien en drinken en naaien (...) De sirenes zijn allang gegaan Maar we trekken ons er niets van aan. Het is altijd zo gegaan nooit iets anders gedaan. Dansen op een vulkaan (uit: De laatste dans)
Schmidt heeft Nederland begeleid op z'n zoektocht naar maatschappelijke normen, en soms een beetje gegidst. Maar ze liep nooit ver voor de menigte uit, en dat pretendeerde ze ook niet. Haar musicalverhalen verschillen sterk van veel Engelstalige musicals, waarin het verhaal zelden meer om het lijf heeft dan de vraag of 'ze elkaar krijgen' - West Side Story daargelaten, met z'n jeugdbendes.
De verhalen van Schmidt stellen altijd iets ter discussie, maar zijn tegelijk op hun sterkst wanneer dat probleem dicht bij huis ligt. Van 'Wat een Planeet', de musical waarin elk denkbaar maatschappelijk probleem van dat moment verwerkt zat, vond ze zelf ook dat hij 'op zesentwintig gedachten hinkte'.
Dicht bij huis, als ze vraagstukken van tolerantie concreet maakte - zoals abortus, of 'verboden' soorten liefde (homoseksualiteit of buitenechtelijke liefde), of liefde die op is, of leven dat je zelf laat eindigen - was Schmidt op haar best. De toeschouwers in de zaal vonden het heerlijk om, voor een avond, te denken dat ze zelf misschien ook wel tolerant waren, en lakoniek. Ze hoefden zich bij Schmidt niet te schamen voor wie ze buiten theatertijd waren: van ieder probleem begreep ze ook de keerzijde.
Verderop in haar leven begon ze dat een probleem te vinden: “Ook over de atoombewapening en zelfs over de zigeuners lijkt het wel of ik allebei de standpunten kan begrijpen, en daardoor heb ik zelf geen standpunt meer. Dat is vervelend. Maar nou ja, ik kan het ook niet helpen. Ik word oud enzo.”