Ook grote gevangenis moet terugkeer steunen
Gedetineerden zijn erbij gebaat als de overgang naar de samenleving zo vloeiend mogelijk verloopt.
Staatssecretaris Teeven van veiligheid en justitie buigt zich momenteel over de vraag welke gevangenissen moeten sluiten. Hij staat voor lastige keuzes: met een (veel) kleiner budget moet een kleiner gevangeniswezen overblijven dat vrijwel evenveel kan als nu. Het heeft er alle schijn van dat in bepaalde regio's gevangenissen gaan verdwijnen en dat er een veel kleiner aantal gevangenissen overblijft die wel veel groter zullen zijn dan de huidige.
Vanuit de optiek van verantwoorde terugkeer in de samenleving, een kerntaak van het gevangeniswezen, zijn er heldere aandachtspunten aan te wijzen voor het nemen van verstandige besluiten.
Allereerst: hoe verweven is een penitentiaire inrichting met de woon- en leefomgeving waar de gedetineerde weer naar terugmoet? Er zijn sterke aanwijzingen dat een gevangene veel beter reïntegreert als hij in de buurt van zijn woonplaats en familie is gedetineerd. Logisch: het gaat er immers om dat de overgang van detentie naar de samenleving (en de begeleiding daar) vloeiend verloopt.
De Tweede Kamer heeft deze benadering overigens allang omarmd. Niet meer de gedetineerde ergens ver weg stoppen en zijn gedrag in stilte laten overdenken. Nee, resocialiseren daar waar hij vandaan komt en naar terugkeert. Koester de gevangenissen die dit goed voor elkaar hebben en die vloeiende lijn, liefst samen met de reclassering, kunnen bieden.
Een tweede punt hangt hiermee samen: wat te doen als er straks grootschalige inrichtingen komen: hoe gaan zij daarmee om? Als dat leidt tot massaliteit en anonimiteit, dan ondermijnt dat de noodzakelijke vertrouwdheid van de gedetineerde voor groei naar een verantwoorde terugkeer in de samenleving. Maar als een grote inrichting er in slaagt binnen zichzelf kleinschalige units te creëren, dan is grootschaligheid geen probleem. Er zijn genoeg voorbeelden van kleine units binnen bestaande gevangenissen die behoorlijk lijken op 'het gewone leven'. Gedetineerden houden de boel er zelf schoon, moeten koken en het met elkaar zien te rooien; soms werken zij al buiten de inrichting. Een perfecte voorbereiding op een verantwoorde en kansrijk reïntegratie in de samenleving.
Tenslotte de gerichte gedragsbeïnvloeding van gedetineerden. Gedetineerden kennen vaak een opeenstapeling van problemen die (mede) hebben geleid tot fout gedrag; ze kwamen niet voor niets in de gevangenis. Dit gedrag aanpakken en die mensen resocialiseren is een specialisme op zich, te ontwikkelen binnen een hiervoor geschikte gevangenis-praktijk. De ene gevangenis doet hier meer aan - en doet het ook beter - dan de andere. Sterker nog: inrichtingen zijn soms, in samenwerking met de reclassering, de landelijke kraamkamer voor nieuwe aanpakken en gedragstrainingen. Een goed gevangeniswezen kan niet zonder dit soort 'kenniscentra'.
Het besluit om te bezuinigen op het gevangeniswezen is allesbehalve verrassend. Vanwege de benarde economische omstandigheden moet overal worden bezuinigd en dus ook in het gevangeniswezen. Daar komt bij dat er vanwege een afnemende gedetineerdenpopulatie al enige tijd sprake is van forse leegstand. Gevangeniscapaciteit moet worden afgestoten, hele gevangenissen of afdelingen moeten dicht.
Welke dat zullen zijn, is een politieke beslissing. Maar de overwegingen die daarbij een rol moeten spelen, zijn dat niet. Die horen rationeel te zijn en betreffen maar één thema: de kwaliteit van het gevangeniswezen dat mensen weer optimaal terugbrengt in de samenleving.
undefined