Ooit waren de straten in Kerewan vol leven, nu zijn alle jonge mannen weg
Vertrekken via de achterdeur. Zo noemen West-Afrikanen de tocht naar Europa die ze door de woestijn, over land en de Middellandse Zee maken. Waarom vertrekken ze, wat betekent dat voor de achterblijvers? Wie profiteren, wie maken vuile handen en wie betaalt de prijs? Deel 2 van een serie: de achterblijvers in Gambia.
Lees ook deel 1 van de serie: Vanuit Gambia naar Europa, dwars door de woestijn
Sherriff Mboge (33) komt op een drafje van het voetbalveld vandaan. "Vroeger hadden we te veel jongens voor onze voetbalteams. Nu moeten we ze overal vandaan plukken om een paar elftallen te kunnen vormen voor ons jaarlijkse toernooi."
De jeugdleider in de slaperige plaats Kerewan, een agrarische gemeenschap voorbij de noordoever van de Gambiarivier, wijst voor zich uit. "Zie je die rij huizen? In die straat alleen zijn er dertien jongens vertrokken om Europa te bereiken. Dat is bijna één jongen per huishouden. Op een gegeven moment was het bijna niet meer bij te houden. Ons dorp is er compleet door veranderd. Eid (het Suikerfeest, red.) was vroeger een enorm feest, vooral voor de jeugd. Zij organiseerden veel evenementen. Maar de meesten zijn weg."
Tekst loopt door onder kaart
Uit Kerewan, dat zo'n 3000 inwoners heeft, is de afgelopen jaren een ware exodus van jongens en jongemannen geweest die per bus de sluiproute hebben genomen naar Niger, Libië en uiteindelijk Europa. Het precieze aantal weet niemand, maar Mboge schat het op honderden en misschien wel een paar duizend. "Kerewan was ooit een grote gemeenschap met wel twee keer zoveel inwoners. Een deel van de vertrekkers is niet in Europa maar blijven hangen rond de hoofdstad Banjul of in de doorvoerlanden zoals Senegal of Burkina Faso."
Als de avond valt, rond zeven uur, is het in een van de wijken al aardedonker en muisstil op een vrijdagavond. De meeste mensen zitten achter de poorten van hun huizen of op hun erf. Hier en daar zitten mensen op plastic stoelen of houten bankjes bij het schijnsel van hun mobiele telefoons. Straatverlichting is er niet. De straten bestaan uit los strandzand. Er klinkt gedempt gepraat van een groep volwassen mannen rond een lamp. Ze drinken Chinese groene thee en kletsen wat. "Vroeger zou je op elke hoek jongens zien rondhangen, voetballen en muziek luisteren", zegt Mboge terwijl hij moedeloos zand voor zich uit schopt. "Kerewan was een levendige plek. Nu zijn er alleen kleine kinderen, ouderen en vrouwen."
Minder eten
Zoals bij de familie Jawara. Op de binnenplaats van hun erf zitten alleen vrouwen en kinderen. Moeder Fatoumata Jawara (48) zag drie van haar vier volwassen zonen tussen de 22 en 27 vertrekken naar Europa. Ze heeft twee dochters en een jonge zoon over. "Ik heb mijn oudste zoon al vier jaar niet gezien, de jongste is een jaar geleden vertrokken. Ik begrijp hun beslissing; hier in Kerewan was er weinig voor hun."
Ondertussen kneedt ze deeg op de patio, waar haar jongste dochter van zestien met een vriendin huiswerk maakt. "Maar tot nu toe is er voor hen ook weinig veranderd, ze hebben daar in Europa ook nog geen werk. En hier komen we nu hulp tekort."
Vroeger kon Jawara op haar zoons rekenen om grote blokken brandhout te verzamelen bijvoorbeeld. "Nu moeten wij vrouwen dat doen. Naast het huishouden, de zorg voor de kinderen en het telen van rijst. We kunnen niet alles tegelijk." Kerewan leeft van landbouw. De vrouwen verbouwen van oudsher rijst, uien en kool, de mannen aardnoten, gierst en maïs. Maar ze komen in Kerewan nu veel handen tekort en dus is de voedselproductie erg gedaald. Daardoor is er zowel minder te eten als te verkopen op de markt.
Buurman Baba Hydara (45) komt erbij zitten en vult aan: "Ik kan geen werkers vinden voor mijn aanneembedrijf. Ik heb jonge mannen nodig in de bouw. Maar omdat ze er niet zijn blijven veel projecten liggen. Zonder die jongens gaat het slecht met de zaken. Ik verlies geld. En tijdens het regenseizoen bijvoorbeeld moeten er blokkades worden aangelegd om overstroming te voorkomen, daar is nu ook nauwelijks mankracht voor."
Moeder Jawara heeft ook een andere zorg: "Met wie gaan de meisjes trouwen? Krijgen we hier nog kinderen? Mijn oudste dochter is de twintig ruim gepasseerd en heeft nog geen man terwijl ze daar wel de leeftijd voor heeft."
Alleenstaande moeders
Ze kijkt over haar schouder naar haar dochters, ze schudden beiden met hun hoofd alsof ze willen zeggen: 'Begin er niet weer over, mam'. "Sommige meisjes waren al getrouwd en zijn nu alleenstaande vrouw of alleenstaande moeder geworden omdat hun man alsnog vertrokken is", gaat Jawara verder. "Daar hebben we er nu veel van. Het is een grote leegte. We brengen veel dagen door met bidden dat de mannen op een dag terugkomen, met geld voor zichzelf en ons."
Toch woont de familie in een goed onderhouden huis. Weliswaar met een gat in de grond als toilet, maar er zijn in Gambia slechtere woningen. De jongste dochter maakt haar huiswerk op een laptop. Haar zoons lijken geen bittere armoede te zijn ontvlucht, maar eerder een marginaal en onderbetaald bestaan als kleine agrariër of kleermaker. Dan zegt Jawara lachend: "Misschien moet ik zelf ook maar naar Europa gaan om te kijken wat daar zo belangrijk is."
Uitgestorven binnenplaats
In een ander deel van Kerewan zit de kleine, tengere Jongkunba Fatty in het donker op zijn veranda, bij het maanlicht uitkijkend op zijn uitgestorven binnenplaats. Af en toe waggelt er een peuter voorbij. Fatty ziet er hoogbejaard uit, maar zegt zestig te zijn. Hij is vreest voor de gemeenschapszin en de hulp aan ouderen in zijn gemeenschap sinds de uittocht van jongemannen. "Als er vroeger iemand ziek werd, was er altijd wel een jongeman die naar het ziekenhuis kon rijden. Je kon ze ook ver weg voor een boodschap sturen, zelfs met de grote veerpont naar de hoofdstad. Nu moeten twee jongens het werk van vier doen en dus wordt het niet gedaan. We gaan achteruit. Ik snap dat die jongens meer willen, maar onze gemeenschap heeft er nog niks aan dat ze weg zijn."
Remittances - het geld dat Gambianen in het buitenland naar hun thuisland overmaken - zijn één van de steunpilaren van de Gambiaanse economie. Gambia's bruto nationaal product wordt volgens de Wereldbank voor 22 procent gevormd door die stortingen, een van de hoogste percentages in Afrika. Maar Kerewan profiteert financieel niet van migratie. Er worden hier geen huizen gebouwd of auto's gekocht van geld uit Europa.
"We hebben er alleen nog maar last van dat de jongens weg zijn. Zij zitten daar zonder werk en wij zitten hier zonder hulp."
Jeugdleider Mboge, in het dagelijks leven leraar, is gefrustreerd over zowel de Gambiaanse autoriteiten als buitenlandse hulporganisaties. "Ik verdien ook bijna niks, ik ben gebleven om de jongeren hier enige hoop te geven. Maar ik begin die ook te verliezen, want het lijkt alsof ons probleem vooral big business is voor westerse hulpclubs en onderzoekers. Ze komen steeds langs, wij organiseren de ene na de andere bijeenkomst voor ze. Zij beloven dan budgetten waarmee wij jongeren alternatieven kunnen bieden, maar het geld komt nooit."
De projecten die wel van start gaan, hebben volgens hem weinig zin. "Zonder overleg sturen ze gereedschap of machines waar we niks mee kunnen. Zo kregen we bepaalde visnetten die hier geen nut hebben. We krijgen hulp opgedrongen die we niet kunnen gebruiken en niemand praat met ons. Op die manier kan Europa geld blijven uitgeven tegen migratie, maar dan gaat er niks veranderen. De jongeren zullen blijven komen."
• Hij vertrok zonder iets te zeggen
Mariama Bah (49) Voedselverkoper in Kuloro. Zoon ging met smokkelaar naar Italië.
"Natuurlijk wist ik dat mijn oudste zoon van 27 zijn draai niet kon vinden. Mijn man, die boer is, en ik hebben toen geld bij elkaar gesprokkeld en een auto voor hem gekocht zodat hij als taxichauffeur kon werken. Dat is een van de weinige dingen waarmee je hier wat kunt verdienen, omdat bijna niemand een auto heeft. Die taxi heeft hij verkocht om zijn reis naar Mali te betalen. Vanaf Mali belde hij om te zeggen dat hij op weg was naar Europa. Wij wisten van niks.
Ik was geschrokken, maar niet boos. Als ik jong was, had ik het misschien ook wel gedaan. Hij probeert ons te ontlasten, hij weet hoe zwaar we het hebben met zeven jongere kinderen. Ik verdien tussen de 60 en 100 euro per maand met lunch verkopen aan schoolkinderen en met de opbrengst van mijn moestuin. Maar daarvoor moet ik wel bijna 7 dagen per week werken. Mijn werk houdt nooit op. Ik ben versleten.
Onze zoon meldde dat hij meer geld nodig had: 25 duizend dalasi (500 euro). We hebben weer betaald. Wat moesten we dan? In Mali blijven kon hij ook niet. Ik had tot die tijd elke dag nachtmerries over wat hem onderweg zou overkomen. Ik kende de verhalen over mensen die in de woestijn sterven en op zee. Ik bad voor hem en de andere jongens, want iedereen in mijn omgeving mist een zoon of neef. En ik ging vaak naar de marabout, de religieuze raadsman, om te vragen of hij het zou overleven.
Nu is hij zes maanden in Italië. In een vluchtelingenopvang wacht hij op papieren. Een van mijn oudste dochters heeft via Whatsapp veel contact met hem. Of het het waard is geweest? Nu nog niet. Degenen die het geluk hebben om legaal naar Europa te kunnen, sturen geld naar hun familie voor eten, school en het ziekenhuis. Zij laten huizen bouwen. Maar degenen die illegaal gaan, zitten te wachten op papieren. Hopelijk heeft mijn zoon meer geluk."
• Ik heb iets van mijn leven hier gemaakt
Tida Jallow (30) Winkeleigenaar en kleding- ontwerper in Brikama. Haar beste vriend werd gedood in Libië.
"We waren samen goed op weg. Mijn beste vriend en ik verkochten kleren, parfum; alles waar we maar een handeltje mee konden drijven. Hij raakte geïnspireerd door mijn geestdrift. Ik wilde altijd al ondernemer worden, maar ik dacht dat ik daar een diploma voor nodig had. Mijn ouders investeerden het schoolgeld liever in mijn broers. Nu weet ik dat je als ondernemer vooral anders dan anderen moet denken. Ik volgde trainingen via jongerenorganisaties en zo heb ik geleerd zaken te doen.
Nu heb ik twee eigen winkels waar ik cosmetica en kleding verkoop en sinds kort ook een naaiatelier waar ik mijn eigen stoffen verf en laat maken. Ik heb twee mensen in vaste dienst en kleermakers freelancen voor me. Ondanks dat ik niet verder mocht leren, werd ik de kostwinner van ons gezin en ik nam de anderen mee op sleeptouw. Mijn broer die wel naar school mocht, heeft nu vier taxi's en verdient goed.
Maar mijn beste vriend is op zeker moment toch, zonder het tegen mij te zeggen, naar Libië gereisd. Europa bleef hem trekken. Als hij daar vroeger over begon, ontmoedigde ik hem altijd door op de gevaren te wijzen en over onze toekomstplannen te beginnen. Europa heeft hij nooit gehaald. In Libië is hij doodgestoken. We weten nog steeds niet wat de aanleiding was. Maar iemand belde ons met zijn telefoon om het te vertellen. Ik kan er moeilijk over praten. Vooral omdat ik weet dat hij hier iets had kunnen opbouwen.
Je kan hier wat van je leven maken. Ik heb dat gedaan door inventief te zijn. Het is niet makkelijk. Ik heb drie jaar gezwoegd om mijn eerste winkeltje te openen en nog ga ik van deur tot deur om zeepjes of sieraden te verkopen. Omdat ik weet dat ik zo meer ophaal dan met de winkel alleen. Het is zwaar, maar het leven is wat je ervan maakt."