Onvergetelijk beeld van angst en ontzetting in die Zeeuwse ogen
Nieuws was nog geen volcontinubedrijf. Toen op 1 februari 1953 de dijken in Zuidwest-Nederland bezweken, was het nacht en bovendien zondag. Op zulke momenten bleef het - hoe onvoorstelbaar het voor ons, altijd verbonden sociale media-junks, ook moge zijn - gewoon stil. Wat er ook gebeurde. Een groot deel van het land had daarom lang geen idee van het onheil. Ja, het had die nacht erg hard gewaaid.
Pas de eerste nieuwsuitzending bij het ontwaken op zondagochtend maakte duidelijk dat de storm op ongewoon wrede wijze had huisgehouden. Na het traditionele 'Goedemorgen Nederland' klonk het: "In verscheidene plaatsen in het westen van het land is een noodtoestand ontstaan door abnormaal hoge waterstanden."
Voor verslaggevers was het ook bij daglicht moeilijk om een beeld te krijgen van de omvang van de ramp. Wegen stonden onder water of waren weggespoeld. Het verkeer stond op veel plaatsen vast. De randen van het getroffen gebied waren voor veel journalisten het hoogst haalbare. Het redden van mens en dier had voor de bemanning van boten prioriteit, niet het meenemen van de pers. Bovendien: wie de onafzienbare watervlaktes introk raakte het contact met zijn redactie kwijt. Telefoonlijnen en zenders werkten alleen in de gespaarde delen van het land.
Volkskrant-verslaggever Carel Enkelaar, later hoofdredacteur van het NTS-journaal, dat in 1953 nog niet bestond, verzon een list. Hij huurde een Dakota. Met twee schrijvende collega's en fotograaf Jan Stevens vertrok hij vanaf Schiphol naar Zuidwest-Nederland. Drieënhalf uur duurde de vlucht. Een voor die dagen kostbare grap, want voor het vliegtuig gold een uurtarief van twaalfhonderd gulden per uur.
Zonder toestemming van de Rijksluchtvaartdienst mochten eigenlijk geen foto's worden gemaakt. Maar voor wachten op permissie was helemaal geen tijd. Stevens smokkelde daarom zijn camera mee in een aktetas. Eenmaal boven het rampgebied werd de bemanning en passagiers van de Dakota pas goed duidelijk hoe groot de tragedie wel niet was.
Stevens begon enthousiast te fotograferen. Maar vanachter de raampjes kon hij niet goed zijn werk doen. Hij zag van boven hoe kort bij elkaar op twaalf plaatsen de dijk was gebroken. Vanuit deze positie was dit echter onmogelijk in een beeld te vangen.
Hij wilde met open deur fotograferen. Dat verzoek was in strijd met alle regels. Bovendien waaide het nog altijd behoorlijk. Toch liet de bemanning zich overhalen. Een van hen hield de deur open, terwijl een vastgebonden Stevens met ruimer zicht zijn werk deed. De volgende dag stonden zijn impressies in de krant, inclusief de twaalf dijkdoorbraken. Via een door persbureau AP vanuit Londen ingevlogen fotozender gingen de beelden de wereld over. Door de indruk die ze maakten, kwam ook de internationale hulp op gang.
Dat hielp ook de media verder. VPRO-radiojournalist Jan de Troye, dankzij een tipgever al op zaterdagavond afgereisd richting Zeeland, mocht vier dagen na de ramp mee met een Amerikaans amfibievoertuig.
Hij deed, hoewel geen fotograaf, op zeer beeldende wijze verslag van wat hij zag: "Links, ja links daar is een gat in de dijk. Het water dat staat er rustig in, heeft zijn kracht verloren en nergens is meer aan te zien dat dit grauwe stille water ooit een dergelijk fantastische, ongelofelijke kracht heeft kunnen ontwikkelen, waarmee dit hele eiland, dit hele Zeeland, praktisch van de kaart gevaagd is."
Nederland had pas twee jaar op experimentele basis televisie. Radio was het nieuwe medium gemakkelijk de baas.
Het nieuws vond traag zijn weg naar het publiek. Dat had het ook niet zo op snelheid en sensatiezucht. Na twee dagen probeerden verslaggevers van de Volkskrant ter plaatse een schatting te maken van het aantal dodelijke slachtoffers. Minstens duizend, meldde het dagblad op basis van wat de eigen mensen in het veld gezien en gehoord hadden.
Vijfhonderd abonnees zegden verontwaardigd over dit soort journalistiek de krant op. Minister-president Willem Drees (PvdA) belde kwaad naar de redactie. Minister van binnenlandse zaken Louis Beel (KVP), op bezoek in het rampgebied, sprak schande van deze "sensationele overdrijving".
Nog in februari verscheen het fameuze boek 'De ramp', een gezamenlijke uitgave van het Nationaal Rampenfonds en de Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels, waarvan de opbrengst was bedoeld voor de slachtoffers in 'een dodenwereld van 175.000 hectare zee geworden land'. De oplage bedroeg maar liefst 650.000 exemplaren.
Het was door haar snelle verschijning een publicatie met beperkingen: "In flarden is nog slechts de nood tot ons overgewaaid. Gesprekken, berichten, reportages. Uit flarden werd nog slechts dit boek samengesteld. Voor documentatie en overzicht ontbreekt ons de afstand. Ook de afstand van een nuchterheid, die een vergeten is." Het duidelijkst spraken misschien nog wel de vele foto's: luchtbeelden van dijkdoorbraken en verzonken steden en dorpen, dieren - dood en levend - in het water en vooral de close-ups van getroffen mensen.
Henk Jonker was voor en tijdens de oorlog ambtenaar geweest bij de bevolkingsadministratie van de gemeente Amsterdam. Fotograferen had hij geleerd van zijn verzetsgenote en latere echtgenote Maria Austria. In 1953 togen ze samen naar Zuidwest-Nederland om de ramp vast te leggen. Jonker maakte in een reddingssloep zijn beroemd geworden foto van evacués met dekens over zich heen (ook gebruikt voor de omslag van Rik Launspachs verfilmde roman '1953'). Alle aandacht van de kijker wordt getrokken naar het meisje centraal in beeld. Ze heeft een holle, lege blik, tuurt ogenschijnlijk in het niets.
Henk Blansjaar won in 1953 de Zilveren Camera met een foto van een moeder en haar zoontje: hij (ijsmuts op het hoofd) huilt, zij, getooid met hoofddoek, heeft angst en ontzetting in de ogen. Blansjaar maakte normaal heel ander werk: zorgvuldig gecomponeerd, niet zelden geënsceneerd. Ook voor de Zilveren Camera was het een atypische keuze. Tot dan toe waren vooral foto's van tamelijk onschuldige, om niet te zeggen onbenullige nieuwsfeiten in aanmerking gekomen voor de sinds 1949 uitgereikte fotoprijs: een aardappelhandelaar die zijn lading was verloren, een schreeuwende Fanny Blankers-Koen op de tribune en drenkelingen die uit de gracht werden gevist. Blansjaars plaat was een echte nieuwsfoto, de ellende van het moment gevangen in een beeld.
v a n d a g u e r r e o t y p i e n a a r f o t o g r a f i e
1 9 5 3
Pas met de eerste beelden drong in 1953 de omvang door van de watersnoodramp. In deze aflevering van de serie over iconische foto's uit de Nederlandse geschiedenis: baanbrekende fotografen, hangend uit een Dakota en aan boord van een reddingssloep.
undefined