Ontgroenen? Zo doen wij dat nu eenmaal
De gemeente Groningen en de zeven grootste studentenverenigingen in de stad, ook het veelbesproken Vindicat, gaan proberen het alcoholgebruik in te dammen. Zou het lukken? De corporale cultuur is taai.
Een cultuuromslag zonder drankgerelateerde excessen, daar hoopt de Groningse burgemeester Peter den Oudsten op. Maar de cultuur binnen de studentenverenigingen blijkt hardnekkig, te beginnen bij de omstreden ontgroeningen: incidenten die het nieuws halen, spelen zich juist vaak in die weken af. De felle introductietijd is de manier waarop met name corpora zich onderscheiden van verenigingen, stelt de Groningse universiteitshistoricus Klaas van Berkel. “Het geeft de waarde van het lidmaatschap aan. Je bent als jaargenoten samen door een moeilijke tijd gegaan. Dat is waarmee corpora zich nog steeds onderscheiden van wat zij zien als ‘de grijze massa’. Een lichte ontgroening is dus geen ontgroening.”
Van Berkel legt momenteel de geschiedenis van de Rijksuniversiteit Groningen vast, waarin hij ook aandacht besteedt aan het studentenleven en de rol die het Groningse corps Vindicat daarin speelt. “Opmerkelijk genoeg zijn corpora als Vindicat in Groningen en Minerva in Leiden juist vanaf het begin van de negentiende eeuw opgericht om de excessen bij het ontgroenen te bestrijden”, zegt Van Berkel. Dat verklaart ook de naam van de vereniging in Groningen, die voluit Vindicat atque Polit luidt, Latijn voor ‘handhaaft en beschaaft’. “Dat beschaven slaat op het ontgroeningsritueel. De vereniging is opgericht als overkoepelende instantie om voor toen nog alle studenten de groentijd te reguleren.”
Juist de worteling in het verleden maakt dat corpora hun ontgroening niet snel opgeven, denkt hij. “Er is een intuïtief gevoel: als je aan de ontgroeningen komt, kom je aan het corps.” Hij krijgt bijval van socioloog Paul Schnabel: “De verworteling met het verleden is in de universitaire cultuur belangrijk, denk aan baretten en toga’s. Of het allemaal écht oud is, doet er niet toe, het gaat om de beleving. Tradities en rituelen geven stevigheid en houvast.” Dat de cultuur die hieruit ontstaat zo taai is, komt doordat tradities zichzelf legitimeren, stelt Schnabel vast. “Het valt samen te vatten met de zin ‘zo doen wij dat nu eenmaal’.”
Sinterklaaspak
Maatschappelijke verontwaardiging is onlosmakelijk verbonden met traditionele verenigingen en zeker het corps. Klachten over met name de ontgroeningen – of zoals het tegenwoordig officieel heet: introductietijd – zijn er al meer dan honderd jaar. “De eerste kritiek op ontgroeningen is er al eind negentiende eeuw”, zegt Van Berkel.
Een greep uit de afgelopen twee decennia: in 2000 veroorzaakt een kampleider van Veritas met zijn sigaret een brandwond bij een eerstejaars. In 2005 drinkt een aspirant-lid van Albertus Magnus (Groningen) zoveel water dat hij in coma raakt. Vijf jaar later wordt een eerstejaars in brand gestoken terwijl hij in een Sinterklaaspak rondloopt. Bijna drie jaar geleden liep een aankomend lid van Vindicat hersenletsel op toen iemand op zijn hoofd ging staan tijdens een ontgroening. Ook nadien zijn er verschillende incidenten in Groningen, ondanks beloftes aan hogeschool en universiteit dat het anders zou gaan.
Paul Schnabel denkt net als Van Berkel dat ontgroeningen niet uit te bannen zijn. “Het is een rite de passage, een belangrijk moment in het leven van studenten. Je gaat van huis weg en begint aan een nieuw leven in een nieuwe groep waar je niet zomaar even binnenkomt.” Hij sluit zich aan bij Van Berkel. “Een stevige introductietijd is hét kenmerk van de vereniging om erbij te horen. Hoewel de hardheid de laatste jaren wel minder is geworden.”
Schnabel, die in zijn Utrechtse studententijd lid was van Veritas, weet nog goed hoe het ging in zijn eigen studententijd: “Vroeg verschijnen, samen een jaarlied zingen, in pak lopen, wat nog niet meeviel gezien de activiteiten die je drie weken lang moest doen – dat soort werk. Op die manier worden nieuwe jaargangen in elkaar getimmerd. Het kost wat om lid te worden. Daar neem je vervolgens ook niet meer zo makkelijk afstand van. Het is een emotionele investering, met ratio heeft het niets te maken.”
Mantel der liefde
De corpora, die in de huidige vorm in de negentiende eeuw ontstonden, zijn van de verenigingen het meest traditioneel ingesteld. De leden – de mannen zijn vaak te herkennen aan jasje-dasje en lange lok die half over het voorhoofd hangt en achteloos opzijgeschoven wordt – zitten van oudsher eerste rang bij universitaire borrels, diesvieringen en ander academisch vertier. Veel leden voelen zich een leven lang verbonden met hun vereniging. In de loop van de tijd zijn er tal van andere gezelligheidsverenigingen ontstaan, zoals Unitas (minder traditioneel dan het corps) en diverse christelijke en algemene verenigingen. Het aantal studenten dat lid is, liep terug, maar stijgt de laatste jaren weer gestaag. Momenteel zijn er zo’n 45.000 studenten (op een totaal van zo’n 750.000 hbo- en universiteitsstudenten) lid van een van de 45 verenigingen die zijn aangesloten bij de Landelijke Kamer van Verenigingen.
Lange tijd gedoogden universiteiten de wijze waarop verenigingen uitspattingen met de mantel der liefde bedekten. Dat is omgeslagen, zo valt op te maken uit verschillende gedragscodes die de Nederlandse universiteiten met alle studentenverenigingen, niet alleen corporale, de laatste jaren hebben opgesteld. “De universiteit van nu wil een nette universiteit zijn waar geen plaats is voor eigenrichting”, vat Van Berkel de situatie samen.
Toch is zomaar een streep zetten door de banden met de vereniging geen optie, meent Van Berkel. Hij legt uit dat de universiteiten met een dilemma zitten: “Enerzijds willen ze een nette universiteit zijn, tegelijkertijd willen ze aantrekkelijk zijn voor studenten. Verenigingen zorgen bij uitstek voor samenhang tussen de studenten.” En dat is niet het enige. “Onderschat ook de uitstraling die traditionele verenigingen hebben op de universiteit niet. De aantrekkelijkheid van een studentenstad hangt voor een deel van de studenten af van de verenigingen. Je ziet het in de aantallen die lid zijn, de negatieve berichtgeving heeft er geen invloed op. Integendeel, het aantal eerstejaars stijgt. Stel, de universiteit en de gemeente zorgen ervoor dat in Groningen Vindicat niet meer kan bestaan, dan wordt de stad daarmee onaantrekkelijker. Iemand uit Bussum kan zeggen: ik ga wel naar Utrecht, want daar is wel een corps. Zo wordt er wel gedacht.”
Vernieuwing en traditie
Vindicat is op dit moment bezig met een moeizaam proces van cultuurverandering, waarbij tal van afspraken zijn gemaakt met hogeschool en universiteit. Hoe dat op de sociëteit in zijn werk gaat, blijft vooralsnog onduidelijk. Het verenigingsbestuur spreekt niet met de pers. “We zitten nog midden in het proces en willen pas naar buiten treden op het moment dat we denken dat het proces afgerond is”, aldus rector Cappi Wefers Bettink. Voorzitter Bas Eggink van de reünistenvereniging, die de studenten bijstaat in de nieuwe koers, weigert eveneens medewerking.
Wie wel wil praten over traditie en vernieuwing is Paul Stamsnijder, voorzitter van de reünistenstichting van het Utrechts Studenten Corps. “Er wordt veel gepraat, maar niet zoveel met de verenigingen”, verzucht hij. “Iedereen heeft er wel een mening over, vooral degenen die geen lid zijn of zijn geweest. Van buitenaf lijkt het alsof verenigingen niet willen vernieuwen, terwijl er in ieder geval in Utrecht voortdurend over wordt gesproken.”
Als hij spreekt over het Utrechtse corps dan heeft hij het over ‘een voortdurend zoeken naar vernieuwing en traditie’. “Tradities geven energie, conservatisme is een gevaar”, zegt hij. “Wat ik bedoel is dit: de gebruiken die er zijn, die zijn eeuwenoud. Ze zijn juist zo sterk omdat ze telkens zijn aangepast.”
Hij legt uit wat het corps in Utrecht verstaat onder aanpassen van corpstradities. Zo gaat Stamsnijder met andere oud-leden jaarlijks in een vroeg stadium in gesprek met nieuwe besturen over de koers die ze willen varen.
Een belangrijk punt daarbij is het buiten de muren houden van geweld en vernederingen, ook bij de introductietijd, benadrukt hij. “Er is nu veel meer aandacht voor dan dertig jaar geleden, toen ik studeerde. Er is nu zero tolerance voor dergelijk gedrag. Alle fysieke elementen zijn uit de kennismakingstijd gehaald. Wij houden als oud-leden de huidige lichting ook voor dat je dat niet doet, niet omdat het anders in de krant komt, maar omdat je dat zélf niet wilt. Het fenomeen ‘esprit de corps’ houdt immers in dat je eerst en vooral leert om jezelf de maat te nemen, voordat je anderen beoordeelt.” Stamsnijder ziet een belangrijke rol voor oud-leden weggelegd. “Het gaat er niet om dat je de huidige generatie controleert, maar dat je naast ze staat, constructief met ze in gesprek bent.”
Afschaffen van zaken als een introductietijd is geen optie, meent hij. “Dan gooi je het kind met het badwater weg. De toegang tot de vereniging moet een drempel zijn, maar een inspirerende drempel. Het mysterie – wat gebeurt er bij het corps? – maakt het aantrekkelijk. Het is een verboden vrucht. Als je meedoet, dan hoor je erbij. Het geheim van het Janskerkhof (het plein in Utrecht waar het pand van het corps gevestigd is, red) is eenvoudig: zuur van buiten en zoet van binnen.”
Ruim dertig jaar geleden was Stamsnijder eerstejaars. In het sociëteitsgebouw smeedde hij banden voor het leven. “Ik heb er meer aan gehad dan ik toen voor mogelijk had gehouden. Echt vrienden voor het leven. Die vriendschappen zijn mede zo diep omdat je een gemeenschappelijke ervaring deelt van de introductietijd. Voor mij neigt het naar familie.”
Lees ook:
Een ‘lekker wijf’ past niet in de liedjes van een moderne universiteit
Studentenverenigingen komen steeds meer onder het vergrootglas van de universiteiten te liggen.
Het geduld met Vindicat is op, de universiteit draait de geldkraan dicht
Vindicat toont zich volgens een externe commissie te weinig bereid om haar cultuur te veranderen.