Onderwijsramp door polderdenken opinie

Minister Plasterk luistert te veel naar werkgevers en schoolbesturen. En maakt daardoor verkeerde keuzes.

Jan van Ravens

Onderwijsminister Plasterk wil de selectie in het onderwijs met enkele jaren uitstellen, zodat kinderen langer de tijd krijgen voor een passende schoolkeuze. Zijn actie getuigt van politieke moed, maar helaas hanteerde Plasterk argumenten die decennia geleden het debat over de middenschool beheersten: het zou de kansen van minder begenadigde leerlingen vergroten.

Inmiddels is de wereld veranderd. Het Nederlandse onderwijsstelsel serveert 60 procent van elke generatie (een treurig wereldrecord) al op 12-jarige leeftijd af naar de laagste schoolsoort. Onderwijs scheidt tegenwoordig niet alleen de rijkere kinderen van de armere, maar ook de autochtone van de allochtone.

Wat Plasterk beter had kunnen doen is aantonen dat het uitstellen van de keuze voor vmbo, havo of vwo bijdraagt aan twee officiële doelstellingen van de Europese Unie én van Nederland: het vergroten van de concurrentiekracht en de sociale cohesie. Onderwijs dat leerlingen al op 12-jarige leeftijd selecteert, ondermijnt beide doelstellingen.

Het Nederlands onderwijs kenmerkt zich door een extreme prestatiedruk. Koopmansgeest en polderdenken hebben ertoe geleid dat werkgevers en hogeronderwijsbestuurders een uitzonderlijk grote invloed hebben. Werkgevers eisen voortdurend verhoging van de eindniveaus en willen tot in detail de aansluiting regelen met de arbeidsmarkt. Dit stamt nog uit de tijd van de gilden en heeft uitstekend dienst gedaan in het industriële tijdperk. Maar in een kenniseconomie is geen plaats meer voor dat typisch Nederlandse micromanagen van de overgang van onderwijs naar arbeidsmarkt. Bedrijven bestellen hun human resources niet langer op maat bij het onderwijs. Ze gaan er zelf mee aan de slag.

Deze ontwikkeling vereist een andere kijk op het belang van beroepsonderwijs. Landen waar veel kinderen naar het beroepsonderwijs gaan, blijven achter op de ranglijst van het World Economic Forum (dat concurrentiekracht in beeld brengt). Koplopers op die ranglijst zijn Scandinavië en de VS. Zij hebben één ding gemeen: in het voortgezet onderwijs is selectie zo goed als afwezig, en in het hoger onderwijs staan de deuren wagenwijd open voor iedere jongere die zijn kansen wil grijpen, ongeacht leerprestaties en etnische achtergrond.

Zo’n tolerant onderwijsbeleid blijkt een veel beter recept voor economische groei dan selectiviteit: het jaarlijks nationaal inkomen zou met circa 50 miljard euro omhoog kunnen als Plasterk zijn plan kan doorzetten.

Helaas gaan de deuren van het Nederlands hoger onderwijs juist verder dicht. Universiteiten klagen steen en been over het vwo, en zelfs het hoger beroepsonderwijs, ooit bedacht als poor man’s university, stelt dat het echt niet meer uit de voeten kan met de erbarmelijke kwaliteit van het havo. Hun remedie: strenger examineren.

Maar strengere exameneisen zijn precies het allerdomste wat Nederland kan doen. Het hoger onderwijs kent al de beste instroom ter wereld maar laat het vervolgens zélf afweten. Het verschijnt aan de start met een kleine selectie van de allerslimsten van een zeer hoog scorende leerlingpopulatie. Maar het verliest het qua gemiddeld eindniveau van bijvoorbeeld de Amerikaanse universiteiten, die toch veel zwakkere studenten toelaten.

Ondertussen is in Nederland zeuren over het voortgezet onderwijs de nationale sport. Middelbare scholen staan onder enorme druk. Zie de urennorm. Die is ’over the top’: met 1040 uur per jaar zit je voorbij het optimum. Het lerarentekort heeft deels dezelfde oorzaak: door de hoge urennorm zijn er veel leraren nodig en door de hoge werkdruk slijten ze harder.

Ook de schooluitval komt goeddeels voor uit het stelsel zelf. Een jongere die het voor gezien houdt na het behalen van het vmbo-diploma, staat te boek als ’voortijdig schoolverlater’. Maar hij heeft meer in zijn mars dan menige Noor of Amerikaan, die wél een startkwalificatie op zak heeft (dat wil zeggen minstens mbo-niveau, havo of vwo). Nederland heeft de beste voortijdig schoolverlaters ter wereld.

Nederlandse jongeren leveren in feite fantastische leerprestaties. Nederland scoort al decennia lang hoog in internationale onderzoeken bij 14- of 15-jarigen. In de meeste landen volgen leerlingen op die leeftijd nog algemeen onderwijs. In Nederland zijn velen al in het beroepsonderwijs met hun handen aan de slag.

Dat Nederland zich niettemin handhaaft in de mondiale kopgroep is daarom verbluffend. Het is alsof het Nederlands voetbalelftal de halve finales van het WK haalt met een team dat voor een derde bestaat uit rugbyspelers.

Er zijn inderdaad redenen te over om nog eens goed na te denken over het Nederlandse onderwijsstelsel. Meer redenen dan Plasterk zelf naar voren bracht.

Jan van Ravens schreef ’La Niña, een koers voor het Nederlands onderwijs’, een strategische analyse van het onderwijs in internationaal perspectief.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden