Onderwijs: Plan kabinet is te zuinig
gelijke kansen | Er komt 25 miljoen euro om kansarme kinderen te helpen doorleren. De sector vindt het te weinig.
De 25 miljoen euro per jaar die het kabinet uittrekt om gelijke kansen in het onderwijs te bevorderen, is volgens de sector volstrekt onvoldoende. "Put your money where your mouth is", reageerde Paul Rosenmöller gisteren als voorzitter van de Stichting van het Onderwijs. Volgens Rosenmöller zijn de problemen te groot om met een reeks losse maatregelen te kunnen oplossen. "Een volgend kabinet zal hier werk van moeten maken." En moet dus voor extra geld zorgen.
Minister Jet Bussemaker en staatssecretaris Sander Dekker van onderwijs presenteerden gisteren hun plannen om de ongelijkheid in het onderwijs te bestrijden. De bewindslieden zijn geschrokken van een flinke stapel gedegen rapporten die de afgelopen tijd uitkwamen. Zowel de onderwijsinspectie, het Sociaal en Cultureel Planbureau als de Oeso (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) wezen Nederland erop dat het schoolsysteem niet goed werkt voor kinderen uit kansarmere milieus. Leerlingen met hoger opgeleide ouders hebben, bij gelijke prestaties, ruim drie keer zoveel kans in het hoger onderwijs te komen als leerlingen met lager opgeleide ouders.
Onbewust geven leerkrachten hen een lager advies of ze raken achterop bij leerlingen die huiswerkbegeleiding krijgen. Bovendien is opklimmen van de ene naar de andere schoolsoort zó ingewikkeld dat velen zich er maar bij neerleggen dat ze een dubbeltje blijven.
Veel van de belemmeringen om hogerop te komen zijn ingesteld door scholen of door schoolbesturen. Zo vroegen steeds meer middelbare scholen de afgelopen jaren om een enkel schooladvies in plaats van een dubbel. Liever zagen ze 'havo' op het formulier dan 'havo-vwo'. Ook kozen veel scholen voor voortgezet onderwijs ervoor hun vmbo-afdeling op een andere locatie te zetten en nam het aantal brede brugklassen af.
Maar ook het beleid dat onder verantwoordelijkheid van Dekker en Bussemaker werd ingevoerd, heeft geleid tot grotere verschillen tussen bevolkingsgroepen. Zo werd het advies van de leraar belangrijker dan de uitkomst van de Citotoets. Nu blijkt dat advies bij scholieren met laagopgeleide ouders veel vaker lager uit te vallen dan bij kinderen wier ouders doorstudeerden. Ook werd er stevig bezuinigd op het extra geld dat scholen voordien kregen om onderwijsachterstanden te bestrijden.
Het kabinet besloot toch weer geld vrij te maken om de problemen te verhelpen. Het gaat om zo'n 25 miljoen per jaar. Het is vooral bestemd voor schakelklassen tussen basisschool en voortgezet onderwijs en tussen vmbo en havo. Ook de overgang van middelbaar naar hoger beroepsonderwijs moet soepeler verlopen.
Onderwijsorganisaties in het primair en voortgezet onderwijs reageerden gisteren unaniem: zij vinden het te weinig. De PO-Raad, de organisatie van scholen in het basisonderwijs, vindt net als zijn zusterorganisatie voor het voortgezet onderwijs, de VO-Raad, een fundamentele benadering nodig.
undefined