Onderweg ben je niemand en iedereen tegelijk
Zit ik in een vliegtuig, dan fantaseer ik over wolkwandelingen. Opeengepakte wattenwolken die onder mijn voeten meeveren als rubberen kindertegels in Hollandse speeltuinen. Vakantie in de atmosfeer, erbovenop, als dat nou eens mogelijk zou zijn. Het ziet er vanuit een ovaal vliegtuigraam ook zo meisjesachtig hemels uit, er passen petieterige witte pony's, wollig als gewassen schapen, bij. Sta ik daarentegen op de grond, dan benauwt datzelfde wolkendek me juist en wil ik er zo snel mogelijk onder vandaan, weg, op reis. Dan voel ik de drang om ver te gaan, kerosine te ruiken, trekt het onbekende aan me en wil ik naar een plek waar ik niemand ken.
Na de middelbare school vertrok ik met de trein naar China, mijn eerste grote reis. Vrijheid! Ik tegen de saaie Haarlemse rest. Doei-doei, land van Albert Heijn. Wat ik me onderweg pas realiseerde, was dat vrijheidzoekers op reis ook een groep vormden, samenklitten als bijen, en ik moest wennen aan het idee dat niet alleen ik maar zoveel andere mensen dezelfde reisbehoefte hadden.
Na mijn eerste verre reis besloot ik er mijn werk van te maken. Het reizen paste me, ging me gemakkelijk af, al betwijfel ik of je reizen een talent kunt noemen; het is meer een instinct dan een gave. Ondertussen weet ik dat geluk niet afhangt van een locatie, maar van mijn eigen staat van zijn.
Toen ik jong en hoopvol op zoek ging naar het nirwana, geloofde ik er heilig in dat ik het geluk zou vinden aan een smurfenblauwe zee. Eenmaal ontnuchterd van de eerste jaren als schrijvende rugzaktwintiger, begon ik me met regelmaat af te vragen waarom wij mensen eigenlijk reizen. Nederlanders zijn een beroemd reisvolk en wij duiken overal op. We zijn geliefd omdat we vriendelijk zijn, zo grappig lang en meer-talig. Maar waaróm reizen we? Is het weglopen van saai? Komt het voort uit onrust, nieuwsgierigheid of allebei? Wat heb je eraan al die landen met eigen ogen te zien? We weten toch allang dat de wereld na op hoge snelheid als stipje boven nachtelijke oceanen te hebben gevlogen er compleet anders uitziet dan thuis?
Regelmatig overvalt me de gedachte dat reizen voor de sier is, als een aquarium, voor de heb, en in essentie nutteloos. Want wat kun je met alles wat je hebt meegemaakt? Ja, weten, ervaringen beschrijven, en verder? Soms denk ik: ja, en verder dus niks. Mijn vader zou het niet met mij eens zijn en zeggen dat alles wat je meemaakt doorwerkt op wie je bent. Ook dat is een aantrekkelijke gedachte, bijna als een geloof, dat wat je doet niet voor niets is, maar altijd een vorm van waarde heeft. Ik besef ten volle dat reizen en het twijfelen over het nut ervan een privilege is. Maar juist prinsen en prinsessen op erwten kunnen op reis ontnuchteren en zich realiseren hoe ongelooflijk goed we het hier hebben. Ik herinner me hoe ik, na te voet door de schemerjungle van Colombia te hebben getrokken, in de bewoonde wereld terugkeerde. Het was zo heet geweest, zo plakkerig, gebeten door spinnen en muggen en mijn rug verdraaid in een quasimodo- bochel door het slapen in een hangmat. Die hotelkamer met ventilator, stromend water, dat schone bed, het was overweldigend en ik voelde er die dag zoveel liefde voor. Herinneringen en geuren vervagen met de tijd, ook de ode aan bed en douche neemt thuis vliegensvlug in kracht af, maar hoe ik me die ochtend in Colombia voelde, ben ik nooit vergeten.
De kracht van jezelf verplaatsen is dat je perspectief verandert en dus de mogelijkheid zich aan je ontvouwt een andere kant te zien, je eigen leven te bewonderen of te veranderen en zo te ontdekken wie we zijn. Ik heb op reis geleerd dat ik vele kanten heb; watje en ontdekker, losbol en trouwe partner. Ik vind dit een van de aantrekkelijkste facetten van reizen, net als het sociale masker dat niet mee hoeft. Wie je bent, uit welke familie je komt, wie je vrienden zijn, wat voor werk je doet, is op reis allemaal onbelangrijk. Niemand zit daadwerkelijk op reizigers te wachten behalve de reiziger zelf. Niets ontspannener dan een tijdje niemand en iedereen tegelijk mogen zijn.
De piloot heeft zojuist de landing ingezet naar Faa'a, het vliegveld van Tahiti, Frans-Polynesië. Ik moet denken aan de Franse schilder Paul Gauguin die hondsarm per vrachtschip vertrok uit de haven van Marseille en vele maanden later pas het eiland Tahiti zag opdoemen. Onder ons ligt de Pacific, met zijn ondrinkbare water, zwaar, vloeibaar, blauw, gigantisch. Stroken zonlicht overbelichten de transparante wolken en ik mijmer weer eens over mijn fantasiereis, lopen over de wolken. (Ik droom er trouwens niet van ooit een maanreis te maken, dat lijkt me een ontzettend ongezellige plek). Ik zit aan de raamkant en mijn buurmeisje hangt over mij heen om een rits luchtfoto's te maken.
"De wolken, net watjes hè", zeg ik tegen het meisje. "Niet echt", antwoordt ze, "watjes zijn plat."
Natuurlijk, alleen de watjes van vroeger zijn bolletje-rond en plukbaar. Tegenwoordig zijn ze plat als gebakken aardappeltjes en tweezijdig te gebruiken, de ene kant ruw en de andere kant zacht en aaibaar. Misschien raakt reizen met de tijd wel uit de mode omdat er een beter alternatief op de markt komt. Dat we op onze telefoons een nog veel slimmere versie van Google Earth kunnen downloaden zodat we real time bij eskimo's thuis buffelmelk kunnen drinken. Uithoeken, onlusten, wilde beesten, wie het internet tot zijn beschikking heeft, is al grenzeloos geworden (en als zelfrijdende auto's al bestaan...).
Mijn opa en oma, beiden begin jaren twintig van de vorige eeuw geboren, reden op ruggen van olifanten in Indonesië, staken de duizelende kruispunten van Tokio over en reden met de auto hutjemutje naar bestemming Afghanistan. Een aantal jaar na de dood van mijn geliefde Joodse oma begreep ik pas hoe zij al die verre reizen hebben kunnen maken want rijk waren ze niet. Het ontvangen naoorlogse compensatiegeld van de Duitsers hadden ze besteed aan het maken van droomreizen. Wat een fantastische manier om vrijheid te vieren en wat had ik haar dat nog graag willen zeggen.
undefined
Het bitterzoete paradijs
Deze zomer verscheen van schrijver en wereldreiziger Iris Hannema 'Het bitterzoete paradijs', over haar zoektocht naar het aards paradijs (Arbeiderspers, 19,99 euro).
undefined