Déjà vu
Onderkoning Louis Beel kon je om een boodschap sturen
Zelfs de staat van dienst van informateur Herman Tjeenk Willink verbleekt bij die van Louis Beel (1902-1977).
Tussen 1946 en 1967 was de KVP'er vier keer formateur en zes keer informateur. Hij stond daarmee mede aan de basis van kabinetten -Drees, -De Quay, -Zijlstra, -De Jong en... -Beel. 'Onderkoning van Nederland' werd hij wel genoemd en 'de sfinx' vanwege zijn zwijgzaamheid en lastig te doorgronden karakter.
Hij miste de uitstraling van een echte politicus. Beel was meer een bestuurder, bovendien iemand die lastige klussen wist te klaren. In 1956 maakte hij ook deel uit van de commissie van drie, die oplossingen moest bieden voor de constitutionele problemen die waren ontstaan door de Greet-Hofmansaffaire.
De eerste keer huiverde Beel bij de gedachte dat hij mogelijk kabinetsformateur zou worden. Na de Tweede Kamerverkiezingen van 17 mei 1946 opperde zijn rechterhand Hans Hermans de mogelijkheid dat koningin Wilhelmina de KVP'er zou aanwijzen. Die schrok van die gedachte. "Hij ziet er zwaar tegenop", noteerde Hermans in zijn dagboek. "Ik heb hem er op gewezen dat in zulke gevallen niet alleen in bovennatuurlijke zin, maar ook in natuurlijke zin de genade-van-staat komt."
Politiek kopstuk
In zijn eigen dagboek schreef Beel na zijn ontmoeting met koningin Wilhelmina: "Ik heb HM nog gezegd hartgrondig te hopen dat mij persoonlijk deze opdracht zou worden bespaard, gezien de uitzonderlijke verantwoordelijkheid daarmee gepaard gaande."
Beel werd desondanks formateur en legde in een dikke maand tijd de basis voor de rooms-rode samenwerking, die tijdens de wederopbouw twaalf jaar standhield. Vanwege de aversie bij de PvdA tegen de KVP-partijleider Carl Romme mocht de minder uitgesproken Beel minister-president worden. Het was de voltooiing van een politieke bliksemcarrière.
De in Roermond geboren en getogen Beel was de Tweede Wereldoorlog ingegaan als gemeentesecretaris van Eindhoven en kwam eruit als een van de politieke kopstukken van Nederland. Zijn ontslagname per 1 maart 1942 had de aandacht getrokken. Eindhoven kreeg een NSB-burgemeester. Beel weigerde als gemeentesecretaris onder hem te werken.
Dat bracht hem in beeld bij de regering in Londen. Beel maakte deel uit van een zeventienkoppige delegatie die na de bevrijding van het zuiden van Nederland naar de Britse hoofdstad afreisde om koningin en bewindslieden te adviseren over de situatie in het vaderland. Hij maakte daarbij een dusdanig goede indruk, dat hij begin 1945 werd benoemd tot minister van binnenlandse zaken. Tussen 1951 en 1956 leidde hij dat departement nog eens.
Geheimzinnigheid
Als (in-)formateur gedijde de regenteske Beel het best in een sfeer van geheimzinnigheid. Hij bedisselde veel, vaak ten koste van de parlementaire invloed.
Na de breuk tussen rooms en rood in 1958 werd Beel premier van een door hemzelf mee geformeerd interim-kabinet dat regeerde tot de verkiezingen van 1959. Daarna werd hij benoemd tot vicevoorzitter van de Raad van State, waar hij eerder al even lid van was geweest.
Bij de formatie in 1972-1973 was de net gepensioneerde Beel vooral in de eerste fase nog intensief betrokken. Als minister van staat voerde hij telefoongesprekken met koningin Juliana en met de eerste informateur adviseur Marinus Ruppert. In de weken dat deze antirevolutionair de mogelijkheden aftastte, dronk hij ook geregeld een kopje koffie met Beel. De ervaren rot gaf dan zijn kijk op de zaken.
Toen er uiteindelijk een kabinet aantrad, hoopte Beel dat het 'voor ons volk vrucht zal afwerpen'. Erg optimistisch was hij niet over 'drs. Den Uyl' en diens jonge, linksige achterban. "Ongeluk dreigt voor het land." Weemoedig dacht hij terug aan de PvdA van de Wederopbouw.
Een nieuwe formatie maakte Beel niet meer mee. Hij overleed op 11 februari 1977. Pas aan het einde van dat jaar plofte het kabinet-Den Uyl.